Eric van den Eisen en Ronald Giphart reizen af naar Cuba om de mooiste vrouwen van de wereld te fotograferen en over te schrijven voor hun boek Heldinnen.

Rails 2003 08 09 Cuba

De mooiste vrouwen van de wereld

Foto’s: Eric van den Elsen

De reis naar Cuba begon in Schotland. Vier jaar geleden zaten fotograaf Eric van den Elsen en ik daar in een café. We dronken Tullibardine, Longmorn, Lauder’s Scotch, Glen Deveron, een kleine Glen Garioch, Knockando, een forse Benrinnes, Loch Ranza, Old Pulteney, Tomatin, Aberfeldy. Carnaron Brig en Glen Scotia, Miltonduff, Cutty Sark Emerald, Bunnahabhain, White & Mackay en William Grant’s Family Reserve niet te vergeten. En we vroegen ons af: waarom spelen vrouwen zo’n grote rol in ons werk? Waarom laten wij ons iedere dag vrijwillig overdonderen door lichamelijke schoonheid? Deze vraag is overigens bijna tweeënhalfduizend jaar geleden al beantwoord door Aristoteles, die schreef: ‘Niemand die niet blind is zou die vraag moeten hoeven stellen.’ Wij zijn niet blind. Van Aristoteles tot Nederlandse kunstenaars anno heden: het is ons diepe verlangen lichamelijke schoonheid te registreren en weer te geven. En zoals Gerrit Krol al schreef: ‘Als iemand een schoonheid is, is het altijd een vrouw.’

Eric van den Eisen en Ronald Giphart reizen af naar Cuba om de mooiste vrouwen van de wereld te fotograferen en over te schrijven voor hun boek Heldinnen.

Nu is het waarderen van lichamelijke schoonheid in deze tijden en deze landen verdomd snel moreel verdacht. Je wordt direct voor halve fascist uitgemaakt als je er openlijk voor uitkomt de lichamen van vrouwen te begeren (en dan heb ik het over lichamen, niet over de in een bespottelijke saus van wanhoopserotiek uitgelichte vleesvlakken van bladen als Playboy of Actueel). Eric fotografeert in zijn vrije en commerciële werk nagenoeg altijd vrouwen en staat dus prompt te boek als ‘officiële viezeric’. Ik schrijf me ongans over vrouwen, seks en liefde, en ook ik krijg het epitheton ‘geilneef’ regelmatig naar mijn hoofd geslingerd. Omdat het beter is gehaat te zijn om wat je bent dan geliefd om wat je niet bent, kwamen Eric en ik op een punt dat we het (bijna luidruchtig) begonnen toe te geven: wij bewonderen vrouwen (óók) om hun lichaam.

Eric van den Eisen en Ronald Giphart reizen af naar Cuba om de mooiste vrouwen van de wereld te fotograferen en over te schrijven voor hun boek Heldinnen.

‘Onbewogen blijven bij het zien van schoonheid is even makkelijk als met onverschilligheid reageren op het huilen van een baby,’ schreef psychologe Nancy Etcoff.

Enfin, in dat Schotse café besloten Eric en ik een boek over vrouwen te maken. We zouden ze fotograferen zoals zij dat zelf willen. Al onze heldinnen moesten een bestaan hebben opgebouwd waarin hun uiterlijk direct of indirect een belangrijke factor is. Het vinden van actrices, modellen, zangeressen, tv-presentatrices en barmeisjes was in Nederland niet heel moeilijk, maar met vrouwen die van animeren hun beroep hebben gemaakt hadden we meer moeite. Vandaar dat we aan het einde van het project besloten uit te wijken naar Cuba, waar volgens Eric (die als salsabassist het land twee keer per jaar bezoekt om er met zijn band op te treden) ‘de mooiste vrouwen van de wereld wonen & werken’.

Net geland op het vliegveld van Holguín, Cuba

We zien opengevallen monden. We zien mannen die elkaar aanstoten. Er is geen Cubaan die niet naar Barbara pssssst, klakt of fluit. Barbara is Erics fotoassistente, professioneel model en daarnaast een van onze twaalf zogenoemde heldinnen. We willen op Cuba foto’s met haar maken (zoals we de afgelopen jaren met sommige van onze heldinnen ook naar Madrid, de Schotse Highlands, Parijs, Napels en Apeldoorn zijn geweest). Ook is Barbara’s aanwezigheid hier op Cuba handig bij het bemiddelen tussen ons en de exotische vrouwen.

Eric van den Eisen en Ronald Giphart reizen af naar Cuba om de mooiste vrouwen van de wereld te fotograferen en over te schrijven voor hun boek Heldinnen.

Alle naar Barbara starende mannen zijn taxichauffeur. Eric onderhandelt met een man genaamd Jorge over de tweeënhalf uur durende autorit naar Santiago de Cuba. Dit kost ons zo’n $ 75,- (een gemiddeld maandsalaris is hier omgerekend $ 7,-). Terwijl Barbara en ik plaatsnemen in de naar sigaar riekende auto, helpt Eric de acht mannen die de twaalf familieleden van Jorge helpen met onze koffers. Een kwartier later zijn we onderweg. In Cuba hebben de wegen geen verlichting, geen bewegwijzering en geen strepen. Het is dus een spannende tocht over een hobbelige weg door een pikdonker landschap. Alle ramen van de auto staan open, Barbara’s haren wapperen in de wind. Het is broeierig warm, maar niet onaangenaam.

De weg naar Santiago is op sommige plekken nauwelijks een weg te noemen. Geconcentreerd manoeuvreert Jorge ons langs de vele zwarte pistes van kuilen, bobbels en afdalingen. Hoewel ik in reisboeken over Cubaanse stereotypen en eigenaardigheden heb gelezen, zijn we toch verbaasd over het ontbreken van reclameborden, over de ossenwagens en de Amerikaanse sleeën uit de jaren vijftig, over de armoede van de mensen en de rijkheid van het landschap (dit was het blokje toeristische informatie).

Omdat Jorge, volgens Eric, een van de vier voorzichtige automobilisten van Cuba is, komen we pas na drieënhalf uur aan in het centrum van Santiago. Ons hotel, het statige Casa Grande aan het centrale plein, wordt door de reisgidsen beschouwd als het mooiste en meest luxueuze van het land. Een indrukwekkend detail: via een marmeren trap komen we bij de lobbyen het restaurant in de openlucht. Het is hier met andere woorden altijd warm. Muziek waait ons vanuit het restaurant tegemoet, een zeskoppige salsaband zingt en speelt zich de longen uit het lijf (alsof zij ook vieren dat wij hier het boek Heldinnen gaan afmaken).

Eric van den Eisen en Ronald Giphart reizen af naar Cuba om de mooiste vrouwen van de wereld te fotograferen en over te schrijven voor hun boek Heldinnen.

De eerste werkdag

We zitten in de zon op het plein voor het hotel, nog niet echt aan het werk, al laat Eric Barbara twee volle fototassen meezeulen voor het geval dat. Eric bekijkt zogenaamd contactafdrukken, ik zit heel ingespannen achter mijn laptop, maar eigenlijk kijken we naar de mannen en vrouwen, jongens en meisjes om ons heen. Vrouwen hebben een bedwelmende manier van lopen in het bijzijn van mannen. Dat is tijdens tientallen onderzoeken met verborgen camera’s vastgelegd: zonder mannen in de buurt lopen vrouwen van A naar B op een normale, zeg maar lompe, zeg maar bijna mannelijke manier. Met mannen in de buurt gaan ze plotseling van A naar B met een holle rug, steken ze hun borsten prompt vooruit en zwaaien ze amechtig met hun heupen. Het beste hulpmiddel bij deze manier van voortbewegen zijn hakken, het liefst naaldhakken (die al in de zestiende eeuw zijn bedacht door Catharina de Medici). Niet alleen moeten vrouwen dankzij deze schoenen hun rug wel hollen en zodoende hun borsten vooruitsteken, ook bevestigt het getik van hakken op de straatstenen hun aanwezigheid. En dat is ook vastgesteld: waant een vrouw zich alleen, dan tikken haar hakken een stuk minder luidruchtig dan wanneer zij zich bekeken weet of voelt door mannen.

De mooiste minimal music denkbaar: ritmisch getik van zeker zes naaldhakparen op de tegels van het zonovergoten plein. Er loopt voor de zoveelste keer een groepje Cubaanse vrouwen langs. Drie van hen kijken Eric en mij uitdagend vrolijk aan. Inmiddels hebben Barbara en ik van Eric geleerd dat op Cuba veel zogenoemde jinatera’s rondlopen, oftewel jonge mannen en vrouwen die voor toeristen dingen regelen. Ze regelen taxi’s, slaapplaatsen, feesten, restaurants, maar voornamelijk regelen ze ‘gezelschap’. Niemand hoeft eenzaam te zijn op Cuba. Niemand met dollars, om precies te zijn. Op dit plein zijn we al geregeld aangeklampt door jongens of meisjes die koopwaar aanboden. Het zijn overigens geen prostituees, de jinatera’s die ons aanspreken, althans niet allemaal. Sommige meisjes vinden het aangenaam of spannend of goed voor hun kennis van de buitenwereld om toeristen op sleeptouw te nemen en hun in ruil voor wat dollars of maaltijden een van de laatste communistische bolwerken te laten zien. Vooral vrouwen proberen een gesprek met ons te beginnen. Niet gehinderd door Barbara’s aanwezigheid vragen ze vrolijk of ze bij ons mogen zitten. We hebben inmiddels bij een aantal buitenlandse mannen gezien hoe het werkt: de mannen maken zich op een aapachtige manier breed, groot en belangrijk, waarna ze binnen twee minuten worden aangesproken door oogverblindend mooie meisjes. Daartoe uitgenodigd nemen deze meisjes plaats naast de mannen, en binnen een paar minuten geraken de mannen en meisjes in de zogenaamde ‘fase vier van verleiding’: lichamelijk contact.

Het is een doordeweekse dag in het centrum van Santiago de Cuba. Eric, Barbara en ik zitten loom in de zon, onder de indruk van de honderden prachtige, wiegende lijven, de starende, glimlachende en koket opkijkende vrouwen, de stoere mannen en de parade van strakke lichaamsdelen. De vraag is of we zo langzamerhand niet eens aan het werk moeten en foto’s schieten voor ons nieuwe boek.

‘O, maar ik ben al druk bezig: zegt Eric. ‘Ik kijk en registreer.’

‘Ik ook: zeg ik.

‘Wat een verschrikkelijk vak hebben jullie: mompelt Barbara (haar ogen gesloten, haar gezicht gekanteld naar de zon).

Ik doe hier op Cuba flauwe pogingen te verbergen dat ik aan de ene kant compleet overdonderd ben door de schoonheid van dit land en de mensen, en aan de andere kant met verbijstering de veel te dikke Duitse, Italiaanse en Nederlandse toeristen gadesla die misbruik maken van hun dollars door veel te jonge, veel te mooie Cubaanse meisjes mee naar restaurantjes te slepen en met hen langs de straten te flaneren (om van lekker communistisch neuken op hun hotelkamers maar te zwijgen). Sukkels. Uitbuiters. Het vreemde is dat ik de veel te dikke Duitse, Italiaanse en vooral Nederlandse vrouwen die zich hebben gestort op veel te jonge, veel te mooie Cubaanse machojongetjes veel beter kan hebben. (Goed zo, oma. Op je ouwe dag!) Waar mijn reactie stoïcijns is, probeert Eric zen te zijn over de dingen van het leven’. De filosofie is: alles wat gebeurt gebeurt, en zal dus wel een functie hebben. Dit is een variant op de nadeel-/voordeelconstante van Johan Cruijff. Uit onverwachte wendingen en tegenvallers kunnen onbedoeld ook goede dingen voortkomen. Ik wil deze wijsheid ook graag aanhangen.

Met fotograferen hier op Cuba lukt het namelijk vooralsnog totaal niet. Zo makkelijk en voorspoedig als het in Nederland ging, zo moeilijk is het hier. Aan het eind van de tweede dag in Santiago hebben we slechts vier polaroids geschoten van heldinnenmeisjes op straat. We zijn dan ook inmiddels heel ‘zen’ af van het idee dat we ons hier louter willen concentreren op jinatera’s (omdat Heldinnen zou gaan over ‘vrouwen bij wie hun uiterlijk een rol speelt bij hun levensonderhoud’). Het blijkt nogal verwarrend om te peilen wie van de vrouwen hier animeert en wie niet. Vandaar dat we besloten hebben Erics vizier te richten op bijzondere vrouwen in het algemeen. Maar ook dit blijkt moeilijker dan we dachten. Eric en ik vinden het beiden plotseling nogal gênant om vrouwen op straat aan te spreken met de vraag of we ze mogen fotograferen. We willen geen verwachtingen scheppen en ook willen we niet beledigen (zeker niet als de meisjes in gezelschap zijn van maffiose Italianen of worstelduitsers). Gelukkig hebben we Barbara bij ons. Zij spreekt geen woord Spaans, maar haar aanwezigheid werkt kalmerend. Het eerste meisje van wie we een polaroid maakten, was een jonge verkoopster van gefrituurde groente. Terwijl we fotografeerden ontstond er in het nauwe straatje waar ze haar beignets verkocht een oploopje. Mannen eisten geld van ons, anderen wilden ook op de foto, weer anderen hadden al een taxi voor ons geroepen of wilden ons Cubaanse sigaren aansmeren. Eric moest één keer goed boos worden om de ergste belagers af te poeieren. Inmiddels zitten we op het terras van het hotel om onze modus operandi bij te stellen. In de zon, dat wel, daar heeft zen voor gezorgd.

Een dag later

De manier waarop we in Santiago op straat lokale vrouwen benaderen om te fotograferen, lijkt op de manier waarop diezelfde vrouwen toeristen benaderen om zich aan te bieden als gezelschap. Alles draait om omtrekkende bewegingen en peilende blikken. We zitten op een plein te wachten en turen om ons heen. Dit duurt niet lang want gemiddeld om de 2,8 seconden komt er een oogverblindend mooi meisje voorbij. Een van ons ontwaart een mogelijk model en wijst haar niet al te opzichtig aan. Gedrieën beoordelen we het meisje. We nemen nog geen beslissing. Dan staan Eric en Barbara voorzichtig op, om het territorium van het meisje binnen te stappen. Ze schieten niet meteen toe, maar kijken om zich heen zoals roofdieren quasi-ongeïnteresseerd langs hun prooi staren. Als het mogelijke model op een bankje zit is er minder haast geboden, als ze voorbijloopt moeten we redelijk snel een toenaderingspoging wagen. Meestal legt Barbara het contact. Dit is het moeilijkste moment. Zowel Barbara als Eric gooien hun vriendelijkste, ongevaarlijkste gezicht in de strijd, terwijl ik op een paar meter afstand ook sta te stralen van christelijke onschuld. Belangrijk is dat we niet té gretig overkomen. Barbara vraagt in het Engels of wij het meisje mogen fotograferen, waarbij ze een paar polaroids van andere vrouwen laat zien. De onderhandelingen gaan verder met handgebaren en wijzen op de camera. Bijna altijd knikken de meisjes vriendelijk, om meteen in een modelhouding te springen. Sommigen willen eerst onderhandelen en vragen een dollar of een polaroid. Opvallend is dat geen van de meisjes die we tot nu toe hebben gevraagd weigert voor de lens te staan. Opvallend is ook dat alle meisjes zich erover verbazen dat Eric toch alleen hun gezicht fotografeert. ‘What wrong with my hair?’ vragen velen als de polaroid het resultaat toont. Een paar meisjes staan erop dat Eric hen ook met hun haar fotografeert.

Coffeeshop voor Hotel Santiago de Cuba. We hebben een perfecte spotplek gevonden vlak bij een enorm resort, zo’n typisch Caribisch overdadig luxe vakantieoord met zwembaden, fitnessruimtes en onbeperkte schransbuffetten. Officieel zijn we natuurlijk heel erg tegen dit kapitalistische machtsvertoon en de uitbuiting van de heffe des volks – maar we hebben in het resort al twee keer gegeten en gezwommen, want het menu is uitstekend en het zwembad is de enige plek in Cuba waar we niet voortdurend worden aangesproken met de vraag of we een taxi nodig hebben, sigaren, een goed restaurant of company. Voor het hotel ligt een terrasrestaurant genaamd ‘Coffeeshop’, waar Cubaanse meisjes zich verzamelen om uitgenodigd te worden door westerse lubberbuiken die ook eens de blits willen maken. Voor het gemak hebben de meeste meisjes hun badpakken alvast aangetrokken.

Voor ons is het hier een mer à pêcher. Waar we de afgelopen dagen hooguit zeven vrouwen per dag durfden aan te spreken, scoren we hier tien polaroids per uur.

Alweer de laatste dag

Aristoteles schreef: ‘Na de coïtus is elk dier terneergeslagen, behalve de haan, die kraait.’ Het is vanuit de psychologie bekend dat mensen zich na een hoogtepunt onbegrijpelijk rot kunnen voelen. Waarom zou je teleurgesteld zijn na iets wat mooi was? Psychologen zeggen dat dit is om ‘emotioneel in balans’ te blijven. Heftige gevoelsuitspattingen moeten worden gecompenseerd door tegenovergestelde emoties. Ik weet het niet. Ik denk dat bergbeklimmers zich na het bereiken van de top terneergeslagen voelen, omdat ze weten dat ze weer moeten afdalen.

We zitten hoog op het dakterras van het Casa Grande. Morgenmiddag vliegen we terug naar Nederland, om volgende week ons Heldinnen boek in te leveren bij de uitgever. Het is onze bonte avond, het laatste avondlijke samenzijn, het afscheidsfeestje. We zijn de enigen op het dak van het hotel, de toeristen slapen of dansen elders in de stad. Goed verbrand zitten we aan een tafeltje met uitzicht op het plein. We horen in de verte muziek en af en toe een brommer. In de warme nachtwind ritselen onze foto’s en papieren nauwelijks. Eric bladert in onze map met de voorlopig definitieve selectie, mijn laptop staat opengeklapt en we voelen ons onbegrijpelijk somber. We begonnen ons boek ’s winters in Glasgow bij vijfentwintig graden onder nul, en we eindigen op dit dak van een Cubaans hotel, waar het zelfs ’s nachts lijkt of we in de zon zitten. Voor ons liggen een stuk of zestig polaroids van prachtige Cubaanse meisjes. We drinken Ron, de plaatselijke rum die per hectoliter te koop is bij het Ronnnnmuseummm. We toasten op onze heldinnen.

Het meest ongeloofwaardig is dat we nergens meer salsamuziek horen. Het is een uur of vier ’s nachts. Santiago de Cuba slaapt, en onze Ronnnn is ook bijna op. Eric slaat de map met foto’s dicht, ik sluit mijn laptop af. Barbara ligt al half te slapen tegen het hek van het dakterras.

‘Volgens mij zijn we klaar,’ zegt Eric. Ons vriendschapsfotoboek over vrouwen is eindelijk afgerond. Eric en ik omarmen elkaar. Er zitten nog net twee glazen rum in de fles. ‘We hebben, laten we dat vooropstellen, twaalf geweldige vrouwen ontmoet,’ zegt Eric, en hij houdt zijn glas omhoog. Ik voeg daar aan toe: ‘Jongen, we hebben een buitengewone kijk op de vrouwelijke psyche gekregen, een kijk die niet veel mannen is gegund. We hebben met iedere heldin, stuk voor stuk, unieke momenten meegemaakt.’

Hierna tikken we in lome tevredenheid de glazen tegen elkaar. We toasten op twaalf interessante charmante speciale bekoorlijke machtige boeiende grappige zelfbewuste pittige gracieuze vriendelijke uitbundige aantrekkelijke mooie aardige lieve begeerlijke bedwelmende moedige krachtige onnavolgbare wijze zelfverzekerde olijke prettige knappe eigenzinnige elegante onstuimige meeslepende lieflijke ongrijpbare energieke slimme grootse fatale en onvergelijkelijke Heldinnen. En dan hebben we het niet eens over de vrouwen van Cuba.