Dit is geen reclame voor sigaren. Dit gaat over een genotsmiddel. Voor Rails mocht Ronald Giphart in 2003 naar Cuba en schreef daar deze column over.

Rails 2003 11 Roken

Foto: Lenny Oosterwijk

De doos is van notenhout. De bekleding van rood crêpepapier en de opdruk van het logo in bruine lak. De geur is aangenaam en zeker niet penetrant. Ik haal er één uit de doos en breng deze naar mijn neus. Smells like old age spirit. Met ’n lucifer steek ik een cederhoutje aan en happend zet ik vuur in mijn Cohiba Siglo V (die in Amerika illegaal is, maar waar menig president desondanks raad mee weet). Let wel, dit is geen reclame voor sigaren, want tabaksreclame is sinds enkele tijd verboden in tijdschriften en kranten. Dit gaat over een genotsmiddel. Voor dit blad mocht ik begin dit jaar naar Cuba. Het is vrij moeilijk om naar Cuba te gaan en geen sigarenfabriek te bezoeken en niets aan te schaffen.

Maar laat ik oppassen, want straks wordt er op internet weer een harde banvloek over me uitgesproken. Een paar jaar geleden kreeg ik in een praatprogramma een sigaartje aangeboden van een medegast. Nu rook ik alleen als ik dronken ben, maar een sigaar tijdens een vermoeiend gesprek sla ik niet af, al leverde me dat na dat tv-programma een uithaal op van de antirookbrigade. Op een site werd ik eerst beschimpt omdat de hoofdpersonages in mijn romans wel eens een sigaret opsteken (dat is al bijna net zo kankerverwekkend als echt roken), en daarna las ik over mijn tv-optreden: ‘Slechte beurt, Giphart!’

Ik vermoed dat ik weer een slechte beurt maak als ik hier meld dat mijn sigaar me prima smaakt. De lauwwarme rook van de kegel (as er zo lang mogelijk aanlaten!) zuig ik langzaam door de tabak in het midden van de sigaar naar mijn mond. De aroma’s achter mijn lippen achtbanen langs mijn gehemelte, en vervolgens laat ik de rook rustig ontsnappen.

Meteen na mijn bezoek aan Cuba mocht ik met een crew van vijfentwintig mensen naar New York, voor de opnames van een film die nu draait in de bioscoop (wederom: ik wil geen reclame maken). New York, dat is het Kaboel van de antirook-Taliban. Roken staat in Amerika bijna gelijk aan heroïnegebruik of het op straat doodtrappen van een onschuldige voorbijganger (en dat terwijl rokers, laten we eerlijk zijn, over het algemeen leuker, vlotter, geestiger en avontuurlijker zijn dan zuurpruimende niet-rokers). De Nederlandse politiek probeert de horeca door een ‘ontmoedigingsbeleid’ nicotinevrij te krijgen, nu het rookverbod per 1 januari 2005 het niet gehaald heeft. De horeca in New York heeft al een tijdje een algeheel rookverbod, en zie toch eens tot wat voor een mensonterende toestanden dát heeft geleid. Het zal de antirokers een gruwel zijn, maar in de filmwereld rookt werkelijk iederéén, of heeft gerookt, of denkt erover te gaan roken. En iedereen drinkt. Probleem is dat er nergens én gerookt én gedronken kan worden. Wie in een café een sigaret opsteekt, riskeert een hoge boete en café-eigenaren zijn na drie overtredingen hun vergunning kwijt. Dit betekent dat rokers buiten op straat gaan staan, op een afstand van minimaal een meter van het etablissement. Dit komt de gezelligheid niet ten goede (al is het met een taxi rijdend langs de cafés wel makkelijker om te zien waar de leuke mensen uithangen: die staan namelijk buiten te paffen).

Is heel Manhattan longkankervrij? Nee. Er is een club genaamd Circa Tabac die, via ingewikkelde juridische constructies, als bij ruimte van een sigarenhandel een ontheffing heeft gekregen. De gordijnen van deze gebruikersruimte moeten permanent dicht zijn en de toegangsdeuren hermetisch afgesloten, maar zowaar: het is er toegestaan te roken in een overdekte ruimte. In deze club boden de Nederlandse producenten de crewmembers een welkomstfeestje aan om de groep te smeden, onder het genot van een verkwikkend rokertje. Dat alleen de Nederlanders hierbij aanwezig waren (omdat volgens de Amerikaanse regels ‘feestjes’ worden beschouwd als werk en dus betaald moeten worden), deed geen afbreuk aan het nicotinewalhalla. De serveerster van Circa Tabac kwam zelfs met een grote houten doos (illegale) Cubanen langs, van dezelfde soort als de sigaar die mijn werkkamer die aangename, rustgevende geur heeft gegeven. Die is inmiddels tot tweederde opgebrand. Tijd om te stoppen, niet om hem uit te drukken natuurlijk, want dat is wat ze noemen ‘geen passend saluut voor het genoten genoegen’. Maar nogmaals: dit zeg ik dus niet om reclame te maken.

Lees meer stukken van Ronald Giphart in de Rails!