De Utrechtse schrijver Giphart doet live verslag vanuit de kleedkamer, waar zich de gerenommeerde Formule 1-fan Bart Chabot bevindt.

TopGear 120 Duitsland

Voordat je onderstaande column leest, is het leuk om eerst deze column uit de Rails mei 2005 (Nie wieder!) te lezen.

In een van mijn vorige bijdragen had ik het over de oldtimer die ik een jaar of tien heb mogen berijden, een Peugeot 404 uit 1963. Dat was een onverwoestbare auto, die het immer deed en nog rustig snelheden haalde van 160 kilometer per uur. Al is ‘rustig’ niet per se het woord, want met die snelheid maakte mijn auto wel degelijk hier een daar een paar geluiden die ik niet hoorde als ik met 80 over een of andere provinciale weg reed. Een paar keer heb ik mij door mijn Peugeot naar Duitsland laten rijden, waar ik het gas stevig kon indrukken. Ik weet niet meer precies wat de teller op het dashboard aangaf, maar 160 en bij een heuvel af 170 heb ik zonder probleem gehaald.

Kortom, hoewel Franse auto’s altijd achtervolgd zijn door het verhaal dat Franse auto’s & technische problemen un mariage d’amour is, heeft mijn Peugeot het altijd gedaan. In al die jaren dat ik met mijn beige bonbonblik langs de wegen reed heb ik nooit panne gehad, of de ANWB hoeven laten komen. Welgeteld één keer heb ik gebruik gemaakt van de zogenaamde aanslinger, die door een opening in de glanzende bumper in het motorblok kon worden gestoken in het geval de startmotor dienstweigerde.

Hoe anders was dat met een zwarte Mercedes 220S automaat, ook uit 1963, waarmee ik een keer door Duitsland heb getoerd. Dat was in aanwezigheid van een van de redacteuren van dit onvolprezen orgaan: Dylan van Eijkeren, van oorsprong autoverkoper te Brabant, die zich via een studie Finoegristiek opwerkte tot eminent schrijver van reisboeken én redacteur van TopGear.

Niet alleen schreef hij over de gastronomie van Italië, de goudgravers van Suriname en publiceerde hij het ultieme reisboek over het meest onbekende vakantieland ter wereld (België), ook is hij de schrijver van het alom geprezen boek De enige gast, een fraai gebonden prachtwerk dat als ondertitel heeft: ‘Een ontdekkingsreis door Duitsland. Voor wie het per se weten wil: uitgeverij De Geus, ISBN 9044505327.

Van Eijkerens standaardwerk werd genomineerd voor de prestigieuze Bob den Uyl Prijs voor beste reis boek. In De enige gast schrijft hij zo aanstekelijk over Duitsland dat wij een paar jaar geleden besloten om het land te vereren met een eendaags blitsbezoek. Het plan was om – vergezeld door een fotograaf – een artikel te schrijven over een naderend groot sportevenement (ik geloof dat het iets met voetbal te maken had).

Dat van die Mercedes 220S uit 1963 was een idee van de fotograaf, die visueel nogal opgewonden werd van het beeld dat Van Eijkeren en ik in zo’n spitze Wagen ons buurland zouden penetreren. Laten we vaststellen dat er lelijker auto’s zijn om in rond te rijden. We hadden natuurlijk ook met mijn Peugeot kunnen afreizen, maar we hoopten dat dit stuk Duits cultuurgoed op wielen sympathie zou opwekken bij onze gastheren.

Onderweg naar de grensovergang vroeg ik Van Eijkeren waarom hij in godsnaam Duitsland had uitgekozen om een boek over te schrijven. Dat had te maken met liefdesverdriet, zei hij, een fysiologische afwijking waardoor Van Eijkeren in het jaar daarvoor nogal was geplaagd.

‘Nu zijn er als je relatie uit elkaar is gespat twee mogelijkheden: of je pleegt zelfmoord, of je vlucht en schrijft een reis boek’, zei Van Eijkeren. Omdat hij een ontzettende hekel had aan zelfmoord plegen, leek hem dat geen goede optie. Tevens had hij een hekel aan reisboekenschrijvers die naar een zo raar mogelijke plaats trekken met een zo raar mogelijk vervoersmiddel.

‘Ik wilde niet door Papoea Nieuw-Guinea trekken met een peniskoker om’, zei Van Eijkeren, waarop hij besloten had precies het tegenovergestelde te doen: rondrijden in het meest voor de hand liggende land (ons buurland) in het meest voor de hand liggende vervoersmiddel (zijn eigen auto, toevallig een BMW). Na verschijning van zijn boek werd hij in verschillende Duitse kranten geïnterviewd over zijn ervaring met het land en het rondreizen, wat hem kortstondig ein Promi maakte (het fraaie woord oor Bekende Duitser).

Onderweg naar onze eerste stop, de stad Keulen, spoorden Dylan en ik de fotograaf achter het stuur aan om de Mercedes lekker op zijn staart te trappen. Waar mijn Peugeot 160 kilometer haaIden, scheurden wij in deze wagen met bijna 200 over de Autobahn. We probeerden of we 220 kilometer per uur zouden kunnen, gewoon om te kunnen zeggen dat we in een 220S met 220 hadden gereden, maar dat lukte helaas niet.

De reis van Dylan van Eijkeren duurde honderd dagen, een periode raarin hij niet eenmaal van de weg was gehaald. In onze Mercedes gebeurde dit al toen we Keulen inreden: we werden door de politie van de weg gehaald. Niks geen sympathie omdat we in een Heimatse oldtimer rond kachelden: een agent wees Dylan erop dat hij geen gordel om had en dat hij hem derhalve dertig euro Verwarnungsgeld verschuldigd was. ‘Het eerste exemplaar van mijn boek reikte ik uit aan de Duitse ambassadeur’, zei Van Eijkeren toen we verder reden. ‘Ik heb Duitsland op de kaart gezet, en dit is mijn dank?’

Enfin, toen hadden we de parkeergarage onder de Dom nog niet bereikt. Je kunt veel over de Duitsers zeggen, maar auto’s maken kunnen ze. Behalve dan het exemplaar waarmee wij naar hun land waren gekomen. Onze Mercedes had ons zonder problemen naar hartje Keulen gebracht, maar in de rij voor de parkeergarage onder de Dom hoorden we plotseling een aandoenlijk gerochel onder de motorkap. Er leek letterlijk iemand te overlijden. Wat een hilarisch beeld moet het zijn geweest: die drie Nederlandse heikneuters die de bak naar een lege parkeerplaats duwden.

We besloten de wagen te laten afkoelen en ons moed in te drinken met wat vers gebrouwen biertjes van het fameuze Brauhaus Früh vlak bij de Keulse Dom (om in godsnaam maar niet te denken wat we verder moesten met die verrotte Mercedes). Terwijl de fotograaf wachtte op de Duitse wegenwacht bestelde Van Eijkeren met het air van echte Duitser een paar kleine Röggelchen-Mundhappen (hausgemachte Blutwurst, hausgebackenes Röggelchen belegt mit Leberwurst, Matjesröllchen mit Preiselbeermeerrettich).

Een uur later kwam er een automonteur, die zo uit een erotiekfilm leek te zijn gewandeld. Hij worstelde een halfuur met onze 220S, maar kreeg ‘m niet aan de praat. ‘Aus Holland?’ vroeg hij, en hij schudde meewarig zijn hoofd. Het was duidelijk: onze eerste stop was meteen de laatste geworden. Utrecht was slechts 227 kilometer van ons vandaan, maar het leek endlos.

Gelukkig reden de treinen nog steeds probleemloos. Drie uur later bevonden we ons in de Speisewagen tussen Keulen en Utrecht, terug naar Nederland. Althans Van Eijkeren en ik zaten er, want de fotograaf zal op dat moment ergens hebben vertoefd in de cabine van een takelwagen. We mijmerden over Dylans boek.

‘Duitsland is zo dichtbij dat je het over het hoofd ziet’, legde hij uit, terwijl we keken naar de dorpen die voorbijschoten. Uiteindelijk reed Van Eijkeren in zijn BMW 8.945 kilometer door het land, genoeg om over zijn liefdesverdriet heen te komen. ‘Dat was me zonder Duitsland niet gelukt’, zei hij, en stak een allerlaatst Neurenbergs braadworstje in zijn mond.

De Utrechtse schrijver Giphart doet live verslag vanuit de kleedkamer, waar zich de gerenommeerde Formule 1-fan Bart Chabot bevindt.