De Utrechtse schrijver Giphart doet live verslag vanuit de kleedkamer, waar zich de gerenommeerde Formule 1-fan Bart Chabot bevindt.

TopGear 123 Jaguar

Een van mijn vrienden was in verwachting van een tweede kind en daarom zag hij in dat de zwarte Alfa Romeo Spider 2000 Veloce waarmee hij al jaren rondreed wellicht toch geen goede auto was om een pasgeboren baby en een zesjarige zoon in te vervoeren. Dus besloot hij een tweede auto te kopen. Een met een achterbank, plek om een buggy aan te snoeren, en een kofferbak voor gezinsverpakkingen luiers en poedermelk.

Op een ochtend belde hij me om te vragen of ik met hem mee wilde rijden naar een tweedehands dealer waar hij een geschikte auto had gevonden. Of ik dan even met zijn Spider terug wilde rijden naar Utrecht. En dan kon ik hem meteen helpen met de onderhandelingen. ‘Doen we net of jij er heel veel verstand van hebt’, zei mijn vriend.

‘Wat voor auto is het dan?’ vroeg ik.

‘Dat zie je wel als we er zijn’, antwoordde mijn vriend. De gretige geheimzinnigheid waarmee hij deze woorden uitsprak deed vermoeden dat het niet ging om een Renault Mégane of een Fiat Multipla.

Na een lange tocht in de Spider – die reed als een zonnetje, wat goed uitkwam want de zon scheen overdadig – kwamen we aan in Limburg, nog voorbij Maastricht-Aachen Airport. Daar was een grote showroom van een occasiondealer in het duurdere segment. Verheugd stapte mijn vriend de hal binnen, waarna een verkoper ons met een vrijwel onverstaanbaar accent welkom heette. Mijn vriend noemde zijn naam en zei dat hij kwam voor een auto waarover hij die ochtend had gebeld. Toen de verkoper ons voorging fluisterde ik tegen mijn vriend: ‘Niet zo opgewekt kijken.’

‘Wat?’

‘Je kijkt te blij’, siste ik. ‘Je moet uitstralen dat die auto je heel erg tegenvalt en dat je voor niets naar Limburg bent gereden.’

Een halve minuut later stonden we bij een Jaguar, model XJC uit 1975. De kleur was het fameuze regency red en de automaat had een camel-kleurige leren bekleding, een notenhouten dashboard en een motorinhoud van 4,2 liter. Dit was dus de auto die mijn vriend had uitgekozen om een gevuld babyzitje en een kind van zes in te vervoeren.

‘Let u vooral op de excentrieke top van zwart kunststof’, zei de verkoper, voorlezend uit zijn map.

‘Ja, die vind ik eigenlijk behoorlijk teleurstellend’, zei ik.

Mijn vriend niet. Hij keek alsof hij zojuist was gedebuteerd als pornoacteur en de regisseur hem het begrip overacting nog niet had uitgelegd. Alleen stond mijn vriend niet te overdrijven: hij was echt verrukt.

‘Er zijn van deze zeldzame coupé maar zesenhalfduizend exemplaren gebouwd, het is echt een zeer bijzonder exemplaar.’

‘Nou, daar zou ik niet mee te koop lopen’, zei ik zuchtend. ‘Zoiets doet alleen maar vermoeden dat het een productielijn met gebreken is geweest. Als het echt zo bijzonder was, hadden ze er wel meer uit de fabriek laten rollen.’

‘Jezus, wat een gave bak’, zei mijn vriend, die al zijn vooraf uitgestippelde onderhandelingstactieken bij één blik op de auto direct had laten varen.

Het was duidelijk dat we twee verschillende rollen speelden: mijn vriend was de argeloze en veel te enthousiaste potentiële koper en ik de doorgewinterde autokenner die vooral kritisch was. Ik liep om de Jaguar heen en schopte tegen de banden. Geen idee of dat wat was dat autoverkopers deden, maar ik vond het goed overkomen.

Met de verkoper samen maakten we een proefrit door het Maastrichtse landschap en tijdens deze tocht zag ik de houding van mijn vriend veranderen. Was hij eerst nog gretig enthousiast over deze topbak, al na een paar honderd meter achter het stuur werd hij… geil. Ik heb er geen ander woord voor. Ik herken geil als ik het zie. Mijn vriend hield het stuur van zijn limousine in zijn vuisten alsof het meer was dan alleen het stuur van het verchroomde edele roofdier dat hem zo beviel.

Terug in de garage stapte de verkoper verwachtingsvol uit. Hij had ook gezien hoe mijn vriend zich door het Jachtluipaard had laten verleiden. Het was mijn taak wat tegenwicht te bieden.

‘Hoe zit het eigenlijk met roest?’ vroeg ik en ik dook naar de grond om professioneel onder de auto te kijken. De verkoper glimlachte minzaam en begon een verhaal over het perfecte onderhoud en de staat van de auto.

‘Het is natuurlijk wel altijd het beste om ‘rn zelf ook nog te laten keuren door een onafhankelijke garage’, zei hij, mij wind uit de zeilen nemend.

‘Nee, dat hoeft niet’, zei mijn vriend. ‘Ik neem ‘m.’

De verkoper en ik keken hem aan.

‘Vind je niet dat we even moeten onderhandelen met deze meneer?’ vroeg ik, waarop de verkoper me een vriendelijke blik gaf en zei dat hij wel een bepaald percentage korting kon geven. Hij noemde een bedrag dat onder de verkoopprijs lag. Ik wilde me naar mijn vriend buigen om fluisterend een tegenbod te bepalen, maar mijn vriend stak zijn hand uit.

‘Deal.’

Lachend schudde hij de verkoper de hand, waarna ik ook van beiden een hand kreeg. Ik was blij voor mijn vriend en vond nog dat hij lang had tegengestribbeld. In zijn geval had ik al veel eerder ja gezegd.

Omdat het het handigst was om de Jaguar direct mee te nemen van Maastricht naar Utrecht, belde mijn vriend zijn vrouw – die niet bepaald een vrolijk liedje zong toen ze hoorde wat hij in Limburg had uitgespookt – om haar bij zijn bank het verschuldigde bedrag telefonisch te laten overboeken, terwijl een medewerker van de dealer naar het postkantoor reed om de autopapieren op naam van mijn vriend te laten zetten.

Toen alles was geregeld, stapte mijn vriend in zijn Jaguar en ik in zijn Spider. Toeterend reden we weg uit Maastricht. Aanvankelijk gingen we een stukje gezamenlijk op, maar na een paar kilometer op de snelweg stoof de Jaguar ervandoor. Ik genoot van de namiddagzon op mijn gezicht en liet de Spider rustig terug naar Utrecht glijden.

Na een rimpelloze rit kwam ik aan bij het huis van mijn vriend, in de veronderstelling dat hij er allang en breed zou zijn om met zijn aanwinst te pochen. Dit speelde zich af voor het mobiele tijdperk, want anders had ik wel geweten wat hem onderweg was overkomen. Het blijkt dus dat een Jaguar XJC uit 1975 twee benzinetanks heeft, wie weet waarom mag het zeggen. Ondanks deze dubbele tanks had het dashboard geen waarschuwingslampje als de tanks leeg raakten. Wat dus helaas het geval was. Ook de Limburgse verkoper had er niet aan gedacht benzine bij te vullen.

En zo had mijn vriend vlak na de Martinus Nijhoff-brug langs de kant van de weg gestaan, in wat later zou blijken precies op de grens van twee ANWB-districten. Daarom duurde het twee uur voordat hij hulp kreeg en toen ook nog eens een van de benzinetanks bleek te zijn verstopt (toevallig de tank waarin de Wegenwachter benzine had gegoten) was het feest compleet.

Vierenhalf uur na mijn komst kwam mijn vriend eindelijk voorrijden in zijn gloedoude wagen. Zijn hoogzwangere vrouw stond hem zuchtend op te wachten. Ondanks deze slechte start heeft mijn vriend overigens jaren met groot plezier in zijn Luipaard rondgereden.

De Utrechtse schrijver Giphart doet live verslag vanuit de kleedkamer, waar zich de gerenommeerde Formule 1-fan Bart Chabot bevindt.