VARAgids 2019 3 Maarten van Rossem

Hij ambieerde een rustig baantje waar hij zo nu en dan wat mocht zeggen. Dat is aardig gelukt, al heeft dat laatste voor historicus en presentator Maarten van Rossem de overhand gekregen.

Je bent als kind enorm gepest, las ik. Ja, ik werd geplaagd, maar in de ogen van mijn zuster is dat uitgegroeid tot een dagelijkse martelgang van school naar huis. En dat is niet helemaal waar. In panische angst heb ik een van mijn belagers weleens een bloedneus geslagen, overigens tot groot genoegen van mijn moeder. Johan Mol heette hij. Ik kon ontzettend goed leren en dat zat anderen blijkbaar dwars. Er waren onderwijzers die dingen tegen de klas zeiden als: ‘Hoe kan het nou dat jullie niet opschieten, want Maarten is allang klaar.’ Dat is niet handig. Ik ben nooit erg redzaam geweest in de publieke ruimte en het collectief, daar hou ik ook helemaal niet van. Ik ben ook niet lid van clubs of verenigingen.

Toch werd je in je studententijd wel lid van het Utrechtse corps. Dat was in mijn familie toen gebruikelijk. Mijn ene opa was hoogleraar in de sterkstroomtechniek, mijn andere hoogleraar in de rubbertechniek. Mijn ene opa zei: je krijgt duizend gulden extra toelage als je lid wordt van het corps. Hij was zelf voorzitter van de Senaat geweest in Delft. Ik vond het eerlijk gezegd nogal een kloterig gezelschap, het boeide me nul komma nul. Maar ik kreeg wel het gevoel: ze zullen mij niet wegpesten. Ik werd als een buitenbeentje gezien, maar dat zal ook te maken hebben met mijn politieke opvattingen, die een vrij snelle ontwikkeling doormaakten. Ik kom uit een keurige VVD-familie, maar in de eerste jaren van mijn studie ben ik opgeschoven naar de PvdA.

Waar je ook lid van werd. Je hebt me weleens verteld dat je hele corpshuis zich bij de PvdA aansloot. Nou, dat heb ik dan een beetje overdreven: ik heb er twee meegenomen, van wie één later nog PvdA-burgemeester zou worden, oud-burgemeester van Deventer James van Lidth de Jeude. Het waren natuurlijk jaren waarin het linkse gedachtengoed dominant werd. Mijn verlinksing had niets te maken met ‘1968’. Ik vond die protesten in allerlei opzichten flauwekul. Het is een beetje kinderachtig gedoe om te gaan demonstreren in Parijs voor een revolutie die geen revolutie was. Raymond Aron, een bekend politiek filosoof uit die jaren, zei volkomen terecht: het is straattheater. En dat was het. Ik ging wel naar PvdA-partijbijeenkomsten, waar bijvoorbeeld Joop den Uyl heel hartstochtelijk over een kathedertje hing. Tot mijn ontzetting werd na afloop De Internationale gezongen. Een paar oudere partijgenoten achter mij riepen: ‘Hé lul, kun je niet opstaan?’ Zelf had ik geen politieke aspiraties, maar dat kwam omdat ik twee jaar lang voorzitter ben geweest van de studentenvakbeweging in Utrecht en zelf had gezien wat een klerelijers politiek actieve studenten waren, godvergeten leeghoofdige ijdeltuiten.

Wat vonden je opa’s ervan dat je bij de studentenvakbond ging? Nou, eigenlijk waren ze beiden de mening toegedaan dat dat wel een realistisch besluit was. Opa van Rossem zei: ‘Als ik van jouw leeftijd was, dan zou ik ook zoiets doen.’ Mijn opa’s waren heel anders dan de generatie daaropvolgend, alhoewel mijn vader, een prima entomoloog, in de jaren 60 ook vrij linksig was, maar dat was vooral omdat de sluipwespen in het natuurwetenschappelijk museum van Wroclaw zo mooi waren opgespeld. De studentenpolitiek was leerzaam voor mij, want ik wist absoluut zeker dat ik niet door wilde gaan in de politiek. Dan was het me bij een vergadering gelukt om ze allemaal op één lijn te krijgen, stemden ze een dag later toch weer anders. Ik begreep vrij snel dat het afbreukrisico in de politiek enorm is, dat de kans dat je invloed kan uitoefenen vrij klein is en dat een bazig en autoritair type als ik, althans in intellectueel opzicht, daar helemaal niets te zoeken had.

Je duldt geen domheid om je heen? Men moet wel luisteren naar wat ik zeg, haha. Ik vind meestal dat ik gelijk heb. Maar goed, ik wilde toch niets met politiek, dus dat idee liet ik varen. De wereld bestaat voor een groot deel uit heel domme mensen die het ook niet kunnen helpen dat ze zo dom zijn, dus je kunt het ze moeilijk verwijten. Hoe dommer je bent, hoe minder je beseft dat je dom bent. Eigenlijk moet je redelijk intelligent zijn om te weten dat je dom bent.

Wat wilde je dan? Mijn ideaal was een rustig baantje waarin ik veel kon lezen en een beetje praten. Ik ben afgestudeerd met een dikke doctoraalscriptie over het begin van de Koude Oorlog. Mijn hoogleraar bood me een baan aan als wetenschappelijk medewerker in de amerikanistiek, wat ik gretig aannam. Wat ik niet kon voorzien was dat het me twaalf jaar zou kosten om een dissertatie te schrijven en te promoveren.

Had daar ook je depressiviteit mee te maken, want naje dertigste kwam je in watje zelf noemt ‘een sombere periode’? Ik denk het wel, ja. Overigens moet je oppassen dat een klinische depressie te noemen, er is een verschil tussen mensen die zijn gediagnosticeerd met depressie en mensen die somber gestemd zijn over het leven. Dat was ik toen, althans ten aanzien van mijn werkende leven. Het had te maken met het idee dat mijn dissertatie een meesterwerk moest worden en briljant geschreven moest zijn. Maar het duurde zo verrekte lang allemaal. Eerst koos ik een onderwerp dat ik van een onbeschrijfelijke saaiheid vond, de realpolitische doctrine, die na de oorlog opgang maakte. Daarna een onderwerp dat me zo mogelijk nog saaier voorkwam, een of ander factie in de Amerikaanse Democratische Partij. Ik dacht: ik ga hier niet een deel van mijn jeugdige leven aan wijden. Ondertussen werkte ik aan Columbia University. Een van de dames van de bibliotheek wees me op het bestaan van de Partisan Review, een literair cultureel tijdschrift, bij ons zoiets als De Gids. Die kende ik niet en na twee dagen lezen wist ik: dit wordt mijn onderwerp. Vervolgens heb ik er nog zeven jaar over gedaan. Mijn echtgenote zei op een gegeven moment ook: schiet nou eens op met dat kloteboek.

En vanaf dat moment was je dé Amerika-deskundige. Iedereen zei dat ik in een zwart gat zou vallen, maar het tegendeel gebeurde. Een uitgeverij vroeg me om een vlot geschreven boekje over de Verenigde Staten in de 20ste eeuw te schrijven en dat ging me wonderwel gemakkelijk af, want ik had restmateriaal genoeg. Het bleek mijn succesvolste boek ooit. Eindeloos had ik aan die klote dissertatie zitten werken, maar dat tweede boekje heeft mijn leven veel ingrijpender veranderd. Het verscheen in het Amerikaanse verkiezingsjaar 1984. Al binnen een maand werd ik gebeld door de NCRV of ik commentaar kon geven. Er kwam een jongen naar mijn huis voor een hartstikke leuk voorgesprek. Ik zeg: ‘Iedereen roept altijd dat die tv zo’n oppervlakkig medium is, maar dat is absoluut niet waar!’ Kwam ik in de studio waar ik werd onthaald door een fraai opgeschilderde dame die de jongen van het voorgesprek nooit had gesproken en zich niet had voorbereid. Ik ben toen maar uit mezelf gaan praten – en zo is het begonnen.

Smaakte het naar meer? Ja, ik vond het vermakelijk. Ik ben een man van oneliners, die vallen me altijd in zonder dat ik daar veel moeite voor moet doen. Langzamerhand werd ik steeds vaker gevraagd. Toen in de jaren 90 de Golfoorlog uitbrak, hadden ze net besloten dat de uren tussen acht en tien uur ’s avonds moesten worden gevuld met actualiteit. Daar hadden ze natuurlijk niet voldoende vulsel voor, nou: dan heb je aan mij een prima kracht. Ik ben ideaal vulsel. Ik schaats weleens over dun ijs, maar dat viel toen niet zo op. Tegenwoordig heb je tweehonderd Amerika-deskundigen, destijds was er alleen één andere: een lieve, aardige, bedachtzame man die het ontzettend vervelend vond om met de taxi naar Hilversum te komen. Dus bleef ik over. Ik was denk ik wel de best geïnformeerde amerikanist van Nederland, al heb ik natuurlijk weleens terug in de taxi gedacht: klopt het nou wel wat ik heb gezegd? Ook omdat mijn terrein heel erg werd opgerekt: ik werd voor alles gevraagd.

Wat vond je van die rol? Buitengewoon leuk. Ja hoor. Al heb ik me weleens vergist in een uitzending. Er staat me een radioprogramma van de KRO bij, zoiets als De wereld rond. Ik zat daar tegenover een alleraardigste jonge vrouw en die vroeg: ‘Houdt u van uw kinderen?’ Eh ja, zei ik, ik houd van mijn kinderen, maar ik wist niet dat we het daarover zouden hebben. Bleek het programma helemaal gericht te zijn op persoonlijke emoties. Toen had ik spijt dat ik mijn medewerking had toegezegd. En ook nog van die ontzettende klote muziek ertussendoor.

Ik ben ook van persoonlijke emoties. Hou je van je kinderen? Jahaha, daar hou ik enorm van. Ik heb nog vier kleinkinderen, van wie ik ook enorm veel hou. Een leven zonder kinderen, zou ik zeggen, is een verloren leven. Het is wat anders als je geen kinderen kunt krijgen, dan zijn er genoeg andere leuke dingen om je leven mee op te vullen, maar ik ben heel erg blij dat ik ze gekregen heb.

Wat er gebeurde, om de lijn van het gesprek weer op te pikken, toen… Nee, je maakt een grap over persoonlijk emoties, dus nu kun je het krijgen ook. Toen ik jong was, had ik niets met kinderen, nul komma nul. Tegen mijn vrouw, die in de jaren 70 bezig was om hoofdredacteur van Margriet te worden, zei ik: als je carrière wilt maken, vind ik het best als je geen kinderen wilt. Toen hebben we het een tijdje uitgesteld, maar ten slotte hebben we ze toch gekregen. En het heeft mijn leven echt verrijkt.

Dan draai ik nu even een plaatje… Nee, wat ik me afvroeg: waarom had je na 11 september 2001 zo’n enorme backlash? Je maakte op tv een paar nuchtere opmerkingen over de aanslag op de Twin Towers, waarna je prompt van de buis werd verwijderd en direct daarna ook je column in de Volkskrant sneuvelde. De NOS beweerde dat er veel klachten over mij uit het land kwamen. En de Volkskrant vond mij te relativerend. Ik vind die toenmalige hoofdredacteur Pieter Broertjes nog steeds een lul, maar hij is nu burgemeester van Hilversum, erger kun je niet gestraft worden, zou ik zeggen.

Het was alsof jou als boodschapper van het slechte nieuws, het slechte nieuws werd kwalijk genomen. Dat was het precies. Ik zei: laten we nou een beetje nuchter blijven. Ik werd vervolgens toegeschreeuwd op de radio: ‘Van Rossem, we zijn godverdomme in oorlog! Je moet je bek houden!’ Het was echt buiten alle proporties. Net als de idiote militaire reactie van de Amerikanen, die op elke denkbare niveaus bijzonder slecht heeft uitgepakt. Dat had ik niet voorzien, maar voor de rest sta ik nog steeds achter mijn opvattingen. Het was heel dramatisch om die torens te zien instorten, maar om te denken dat de Derde Wereldoorlog was begonnen en de islam louter bestond uit moordlustige satanisten, daar ging ik niet in mee. In die studio was ik een paria. De deskundigen stonden allemaal op een kluitje en ik zat in mijn eentje een uitgedroogd broodje kaas te eten.

Je nuchterheid kostte je een tijdelijke verbanning van de buis. Inmiddels leven we in een tijdperk waar alle nuchterheid lijkt te zijn vervlogen, qua klimaatdebat, zwartepietendiscussie, gele hesjes, Oostvaardersplassen, de Amerikaanse president, genderdiscussie. Hoog tijd voor Van Rossems nuchterheid. Wat dat laatste onderwerp betreft, schrijft maar boven dit interview: ‘Van Rossem gaat al jaren naar de dames-wc.’ Dat is omdat ik de pest heb aan pisbakken, die vind ik zo vernederend. Natuurlijk zijn er vrouwen die me verbaasd aankijken als ik het damestoilet verlaat, maar dan leg ik altijd uit hoe het zit. Over Trump denk ik: zolang als hij geen oorlog veroorzaakt, is hij minder erg dan Bush junior. Je moet oppassen dat je hem niet opblaast tot een bedreiging voor de ganse planeet, want dat is hij niet. Wat betreft de klimaatdiscussie ben ik gefrappeerd door de enorme snelheid waarop wereldwijd gereageerd is op een crisis die voor zover ik weet niet veel ouder is dan 25 jaar. Ik heb daar goede hoop op. In de zwartepietendiscussie heb ik aan de voor- en tegenstanders ongeveer een even grote hekel. Laten we er vooral geen cultural war van maken, want we weten waarop die kunnen uitlopen. Er is geen enkele reden voor het pessimisme dat je nu hoort, zolang we nuchter zijn, blijven nadenken en bereid zijn ons te verdiepen.

CV

Maarten van Rossem (Zeist, 24 oktober 1943) is historicus, presentator, schrijver en emeritus hoogleraar. Hij groeide op in Wageningen, in een academisch milieu. Zijn beide grootvaders waren hoogleraar en zijn vader werkte als entomoloog en kunstenaar. Van Rossem doceerde geschiedenis, gaf hoorcolleges, schreef vele boeken en is regelmatig te gast als deskundige, met name over Amerika. Er is een tijdschrift naar hem vernoemd en hij werkte mee aan veel tv-programma’s, onder andere met zijn broer Vincent en zus Mary in Hier zijn de Van Rossems! Vanaf 2012 is Maarten van Rossem jurylid bij De slimste mens.

TV

Ik kijk heel weinig tv, uitsluitend ’s nachts. Ik werk tot laat en soms zie ik dan nog herhalingen van nieuwsuitzendingen. Nieuwsuur en daarna naar CNN, maar niet naar die vervelende Chris Cuomo. Wie ik wel mag, is Fareed Zakaria, die soms heel goede gasten heeft, al krijgen die dan toch maar zo’n minigesprekje. Ik zou zelf uitermate geschikt zijn voor CNN, want ik lul gewoon overal doorheen. NPO Radio 4 luister ik soms, maar daar wordt mijns inziens veel te veel gepraat. Thuis luister ik uitsluitend klassiek en dan het ijzeren repertoire: Bach, Sjostakovitsj en Prokofjev. Als het maar niet modern is.