Winterharde vertellingen

By hans, 28 mei 2014

[Ronald Giphart] Lekkere kerst

Een kerstverhaal voor Ed van Eeden

Voor een echte misantroop is december een godsgeschenk. Natuurlijk zijn de mensen het hele jaar door een onstelpbare bron van heerlijke ergernis (vooral op de prullevisie en rond grote sportevenementen), maar in december kan de Olympus van de Haat pas werkelijk worden beklommen. Als eind augustus tegelijk met het dwarrelen van de blaadjes de eerste sinterklaas- en kerstfolders door de bus beginnen te vallen, zal menig misantroop zich handenwringend verlekkeren bij de gedachte: het wordt weer tijd voor collectieve stompzinnigheid. Natuurlijk is het feest van de oude pedofiel uit Spanje al een santenkraam van stupiditeit, maar dat is ten minste nog voor kinderen (al kan ik er behoorlijk droevig van worden als ik op straat de ene volwassen mens tegen de andere hoor roepen: ‘Dahag Sinterklaas!’).

Ik krijg geen warm gevoel rond vijf december, en volgens mij heb ik dat ook nooit gehad. Het enige dat ik mij nog van sinterklaasavonden herinner is dat mijn zusjes en ik nauwlettend, afgunstig en verongelijkt in de gaten hielden wie welk cadeautje kreeg en waarom, en hoeveel het gekost had. Het waren geen gezellige bijeenkomsten. Ik weet mij nog maar één echt geslaagde sinterklaasavond voor de geest te halen: dat was toen er driehonderd kilometer van onze knusse huiskamer een trein gekaapt stond in De Punt of De Bijl of hoe die plaatsen mochten heten. Uit piëteit hadden mijn ouders er die avond een nogal ingetogen bedoening van gemaakt, ja het feest werd zelfs onderbroken om gezamenlijk naar het extra lange journaal te kijken. Het had iets heel christelijks, nu ik er achteraf over nadenk, zo dicht met z’n allen tegen mekaar voor de zwart-witbuis (we waren links), mijn moeder haar armen om ons heen, en wij lekker meehuilend met Drente. Het leek wel kerst.

Ook de kerstdagen kunnen mij niet bekoren. De kerststerren die volwassen mensen voor hun ramen hangen; de met kunstsneeuw, dennentakken en rare lintjes versierde huizen van volwassen mensen; de bomen die volwassen mensen gekocht hebben en die ze hebben opgetuigd met slingers, lampjes, ballen en vogeltjes; de speciale ‘kerst-cd’s’ met onvoorstelbaar lelijke baggerklanken en kwijlgezangen die worden uitgebracht; de uitgeverijen die veel te dure wanhoopsboekjes uitbrengen met in opdracht geschreven ongeïnspireerde ‘kerstvertellingen’ (ik krijg fl. 1000,- voor dit mij moedeloos makend vervelende tekstje); het enorme vreetfestijn en het daarbijbehorende geëmmer van volwassen mensen over vrede in de wereld; het feit dat mensen elkaar het hele jaar door koud laten om elkaar in december plotseling ‘voorspoed’, ‘het beste’ en ‘prettige feestdagen’ te wensen; het feit dat we in ons land meer geld uitgeven aan feestversiering dan aan noodhulp voor hongerende Afrikaanse landen – als je over al dit soort dingen gaat nadenken, moet je wel tot de droevige conclusie komen dat de volwassen mens een kinderachtig wezen is dat bedondert en bedonderd wil worden. Ik begrijp best dat onbeschaafde Germanen in koude winters bij elkaar kwamen om zich onder het mom van vruchtbaarheidsrites over te geven aan liederlijke zuip- en seksgelagen, ik begrijp best dat de christelijke kerk bij de kerstening van de wereld oude inheemse gebruiken en feesten niet in de ban deed maar overgoot met een religieus sausje, natuurlijk, maar ik begrijp absoluut niet dat in een land waarin niemand meer Germaan of christen is het kerstfeest (net als pasen en pinksteren) nog steeds wordt gevierd. Als ik een kerk had, zou ik mensen die zich het hele jaar van God noch gebod iets aantrekken, vloekend, frauderend en bordelen bezoekend door het leven trekken, en dan toch op kerstavond met een blij gezicht in de kerkbanken de geboorte van het kindeke Jezus gaan zitten bezuchten, door een hedendaagse inquisitie laten radbraken.

De psychologie leert ons dat mensen informatie van buitenaf kunnen filteren om slechts open te staan voor gegevens die overeenkomen met hun al bestaande overtuigingen. Strijdige informatie wordt genegeerd of positief geïnterpreteerd. Als negatieve informatie over de wereld niet te vermijden is en de filters toch passeert (als je bijvoorbeeld in de kerstmaanden geconfronteerd wordt met infantiel versierde winkels en met van overheidsgeld geplaatste mega-kerstbomen op verkeerspleinen), kunnen er verschillende mechanismen in werking treden. Eén van deze mechanismen heet ‘cognitieve dissonantie’: het verschijnsel dat mensen geneigd zijn als reactie op negatieve informatie hun zelfbeeld tijdelijk aan te passen, om vervolgens die negatieve informatie positief te vertekenen en het ‘zelfbeeld’ weer in ere te herstellen.

In concreto komt dat op het volgende neer: met de feestdagen in december is Nederland plotseling weer één groot gezellig land dat uitsluitend lijkt te bestaan uit vriendelijke, elkaar het allerbeste wensende, wereldlievende christenen. Mijn perceptie van ons volk ziet er echter heel anders uit, dus onmiddellijk schemert de vraag wie er hier nu eigenlijk gek is, tot ik als reactie op deze informatie tot de vertekenende conclusie kom: tussen al deze gelukkige mensen ben ik gelukkig ongelukkig. Zo krijgt het kerstfeest toch nog een positief tintje, omdat ik me dankzij de kerst weer eens ongegeneerd kan ergeren.

Waar komt die ergernis vandaan, vraag ik me wel eens waanzinnig contemplatief en bijna wanhopig af. Ik weet het niet. Misschien (zal ik hier even op deze sofa gaan liggen?) heeft het te maken met mijn jeugd en mijn opvoeding. Ik ben van 1965 en heb kerst als kind moeten vieren in de jaren zeventig. Mijn ouders, progressief als ze waren, wilden ons verantwoordelijk opvoeden en dus kon de viering van het kerstfeest niet ontbreken, maar wel op een aangepaste manier. Ik geloof niet dat ik iets gruwelijkers kan bedenken dan een links kerstfeest. Geen mooie volle kerstboom in het midden van de warme huiskamer, maar een uitgedroogd omgekeerd bezemsteeltje waar wij kinderen verplicht mandarijntjes in moesten hangen en andere jaren-zeventigprullaria. En iedere kerst nodigden mijn ouders een ark van Noach aan ‘gastarbeiders’ uit, zoals die toen nog genoemd werden. Mijn vader was secretaris van een stichting die zich om het welzijn van deze mensen bekommerde, en omdat de gastarbeiders zich tijdens de kerstdagen anders maar zo alleen in hun uitbuit-pension zaten te vervelen (van gezinshereniging was toen nog geen sprake), mochten ze bij lieve, maatschappelijk betrokken Nederlanders komen eten. In ons gezin was de traditie ontstaan dat ieder jaar een van deze buitenlandse mannen op zijn eigen traditionele manier schaap of kameel bereidde, zodat alle culturen kennis konden maken met elkaars lekkerste gerechten. Mijn zusje en ik (links maar toch kritisch) verafschuwden deze traditie.

Een keer is het te ver gegaan. Dat was toen een Algerijn ’s middags uit de laadbak van zijn Kever een geslacht (maar nog volledig intact) lammetje tilde, om dat in onze keuken aan stukken te hakken. Wij zagen dit met verbijsterde ogen aan. Kwam vlees van dode dieren? ’s Avonds kregen we van onze ouders permissie om ons te onttrekken aan de kerstdis, op voorwaarde dat we met een vol bord lamsvlees televisie zouden kijken op de kamer van mijn zusje. Terwijl het gezelschap zich uitgelaten op de Algerijnse lekkernijen stortte, hebben wij op mijn zusjes kamer de beide bordjes lamlijk met couscous en al in een plastic tas geflikkerd, die in de wastafel gezet en ons vervolgens gelaafd aan chocola en zakken chips. Na een uur kwamen onverwachts mijn ouders met de Algerijn even naar onze kamer om te vragen hoe de maaltijd ons was gevallen.

‘Het was héérlijk!’ riepen mijn zusje en ik enthousiast en oprecht veinzend. ‘Het was fantastisch om eens Algerijns voedsel te proeven!’ voegde mijn zusje er nog aan toe. Mijn ouders glunderden van trots om zoveel jonge maatschappelijke betrokkenheid. Wat moest die Algerijn zich tijdens deze kerstdagen op zijn gemak voelen! Hij stond er echter opmerkelijk weifelend bij.

‘Waarre zain die botjes?’ vroeg hij plotseling.

Korte stilte.

‘De bo… botjes?’ stotterde mijn zusje.

Onze ouders keken ons met grote ogen aan. Even waren we uit het veld geslagen, maar met een enorm lulverhaal over dat we de botten naar wat honden buiten hadden gegooid of zo, wisten we de Algerijn gerust te stellen. Mijn ouders glimlachten nog steeds vriendelijk. Toen mijn vader de Algerijn weer naar beneden bracht, draaide mijn moeder zich nog even vrolijk naar ons om. Zonder ons om uitleg te vragen kregen mijn zusje en ik allebei zonder pardon een linkse kerst-directe.

Eind.

‘Stille nacht, heilige nacht,’ zingen wij altijd braaf met kerst. ‘Stille nacht, onveilige nacht’ klinkt echter heel wat realistischer. Traditioneel geldt december als de grote feestmaand, vol gezelligheid en vreugde: het aloude feest van Sint-Nicolaas wordt gevolgd door de vrede van Kerstmis en de knusse huiselijkheid van Oud en Nieuw. Dit alles natuurlijk begeleid door passend gezang, overvloedige spijs en drank, en overal oplichtende versieringen. Dat er ook een heel wat duisterder kant zit aan de midwinterperiode, mag blijken uit de “winterharde vertellingen” in deze verhalenbundel.

Zij lagen bij nacht in het veld biedt verhalen van onder andere Manon Uphoff, Herman Brusselmans, Ronald Giphart, Hans Sahar en Arthur Japin. Daarnaast bevat de bundel vertaalde voorbeelden van “seasonal malice” uit het werk van Robert Louis Stevenson, O. Henry en Charles Dickens (niet “A Christmas Carol”). Deze staaltjes van genadeloos winterfeestproza laten zich goed lezen bij een leeg gebleven schoen en te vroeg uitgevallen kerstboom. En waarom zou een bundel als deze eigenlijk niet het ideale Sinterklaas- of kerstgeschenk zijn?

Titel: Winterharde Vertellingen

Sub Titel: Zij lagen bij nacht in het veld

Samenstelling: Ed van Eeden

ISBN10: 9029561424
ISBN13: 9789029561426

NUGI: 300, 301

Uitgever: Arbeiders Pers

Jaar: 1997

Druk: 1ste

Omslagontwerp: Nico Richter

Omslag illustratie: Sieb Posthuma

Pagina’s: 160

Pagina’s Giphart: 156 – 160

Afmetingen: 17 x 200 x 126 mm

Gewicht: 202,00 gram

Type: Paperback

Inhoud:

  • Ed Van Eeden – Een Stichtend Woord Vooraf
  • Atte Jongstra – Kerstdiner Down Under
  • Luuk Gruwez – Rode Sneeuw
  • Robert Louis Stevenson – Markheim
  • Herman Brusselmans – Kerstmis 1976
  • Kader Abdolah – Een Perzisch Kerstverhaal
  • Etienne Van Heerden – Kikuyu
  • Arthur Japin – Dooi
  • Edzard Mik – In Verwachting
  • O. Henry – Een Kerstgeschenk Uit Het Wilde Westen
  • Hans Sahar – Het Mes Op De Keel
  • Charles Dickens – Om Met Een Korreltje Zout Te Nemen
  • Manon Uphoff – De Poolse Bruid
  • Ed Van Eeden – Kerstsfeer
  • Ronald Giphart – Lekkere Kerst