Ronald Giphart schrijft in deze column of hij meewerkt aan en interview of zijn koelkast. Lees of hij hier wel of niet aan meedeed of niet.

Rails 2003 10 Koelkast

Foto: Lenny Oosterwijk

Een paar maanden geleden werd ik gebeld door een gerenommeerd journalist. Hij had me jaren geleden geïnterviewd voor een gerenommeerd blad en inmiddels was hij eindredacteur (dat is Hilversums voor baas) van een zeer gerenommeerd televisieprogramma. Of hij me mocht lastigvallen met een klein verzoek. Het ging om een lucratief schnabbeltje zijnerzijds. Voor het advertentiekrantje van een kiloknallende grootgrutter interviewde hij namelijk publieke personen over… hij schraapte zijn keel… over hun koelkast.

Ik heb de even onschuldige als ziekelijke gewoonte om van mijn eigen leven een film te maken, en als journalisten dit soort dingen vragen, zie ik mezelf achter in een lange donkere tunnel staan, waarna de camera langzaam en vervolgens steeds sneller op me inzoemt, tot het beeld uiteindelijk stopt bij een uitsnede van mijn mond, zweetdruppels op mijn bovenlip nog net zichtbaar.

‘Mijn koelkast?’ vroeg ik, waarna ik slikte. ‘Jij wilt mij over mijn koelkast interviewen?’

De man lachte onzeker.

Nu heb mijn leven zo ingericht dat ik iedere dag uren in eenzaamheid woorden bedenk en rangschik en daarmee zoek naar wat ik uiteindelijk maar troost noem, hoewel dat woord de lading slechts ten dele dekt. Geschreven troost: in eerste instantie voor mezelf en pas later voor vrienden en nog veel later voor andere lezers die in mijn verwoorde gedachten wellicht ook vertroosting vinden. Troost voor dingen die ik niet begrijp, of die ik juist wel begrijp, liefdevolle troost, troost voor haat, voor de meedogenloze mensheid, geile troost, troost voor verdriet en verlies, voor macht die je niet hebt en dingen die je niet kunt, troost voor overleden moeders en de illusie van vriendschap, voor vragen waarop je nooit antwoord zult krijgen, troost die tegelijk opbeurt en ontregelt. Inmiddels weet ik hoe mijn schrijfzoektocht naar troost tot de verbeelding spreekt van ‘het publiek’ en ‘de media’. Net als alle schrijvers die meer dan vijfenzeventig exemplaren van hun boeken verkopen, wordt mij regelmatig gevraagd tekst en uitleg te geven over mijn werk, en in het verlengde daarvan over mijn leven, mijn liefde, mijn Weltanschauung.

‘Mijn koelkast?,’ vroeg ik nog eens voor de zekerheid. De journalist lachte wederom zenuwachtig, alsof hij zich ervoor schaamde. Ik ken één stokoude schrijfster die zich consequent nooit laat interviewen (en daar heel veel publiciteit mee krijgt) en ik ken een aantal zeer artistiek zelfingenomen al dan niet zwaar gesubsidieerde graagwillers die er prat op gaan zich ook nooit te laten ondervragen, maar dat is omdat ze van hun boeken – áls ze al worden uitgegeven – nauwelijks tien exemplaren verkopen en niemand deze auteurs überhaupt wil horen. Voor de rest laten álle schrijvers zich interviewen (en hoe vaker een schrijver ingaat op verzoeken van de media, hoe sneller die media hem of haar beschuldigen van mediasletterij). Nu heb ik helemaal niets tegen sletterij en ik maak geen principieel onderscheid tussen onderwerpen als euthanasie, religie, de dood van een collega, favoriete vakantielectuur, je ideale tv-avond of eerste liefde. Daarnaast heb ik nog nooit een collega horen toegeven (in interviews bedoel ik) dat het soms prettig, inspirerend of zelfs onverwacht troostgevend kan zijn om over je werk, je leven of opvattingen te praten.

Een koelkast bijvoorbeeld, c’est ne pas een koelkast. Een koelkast is de verzinnebeelding van iemands levensfase. Die veilige koelkast (‘ijskast’) van vroeger, van thuis, en later de koelkast van het studentenhuis, die voornamelijk dienst doet als vervanging van de vuilnisbak. Nog later de koelkast die daadwerkelijk wordt gebruikt om te koelen, en nóg later de designkoelkast, de grote gezinskoelkast, met tientallen sauzen, dranken, groenten, meer sauzen, met bakboter, gewone boter, gezouten boter, vloeibare boter, en een handvol bakjes met… (ik krijg het bijna mijn pen niet uit) kliekjes.

Zonder het verzoek van de beschaamde gerenommeerde journalist om mee te doen aan zijn lullige schnabbelrubriekje in het blad van de grootkapitalistische kiloknaller, was ik nooit op het idee gekomen om na te denken over mijn koelkast. Hoe vaak denken mensen serieus over hun koelkast? Hoe vaak praten mensen over hun koelkast? Wanneer schrijft iemand The Refrigerator Monologues? Een koelkast zou een perfecte hoofdpersoon zijn van een lijvige roman over iemands leven. Laat me je koelkast zien en ik zeg je wie je bent.