Ronald Giphart schreef een nieuw boek dat hem opnieuw naar zijn eigen weggedrag liet kijken. Maar rijdt Giphart nou wel of niet beter dan gemiddeld?

TopGear 133 Weggedrag

De Utrechtse schrijver schreef een nieuw boek dat hem opnieuw naar zijn eigen weggedrag liet kijken. Maar rijdt Giphart nou wel of niet beter dan gemiddeld?

‘Wat wordt er in Nederland toch ongelooflijk slecht gereden.’

Het zijn woorden die ik regelmatig uitspreek, maar waarvoor ik me eigenlijk schaam, omdat het natuurlijk een aperte burgermansverzuchting is. Of er in Nederland per se slechter wordt gereden dan in andere landen zou ik niet durven zeggen, maar het klinkt lekker. Ik zie in BelgiĆ« en Frankrijk (en Duitsland en Denemarken) ook veel belabberd weggedrag. Wat met name opvalt – in Nederland – is dat richting aangeven eerder uitzondering dan regel is geworden. Het is altijd even schrikken als iemand aangeeft dat hij van baan gaat wisselen. De laatste keer dat ik dat zag gebeuren, was op 27 mei 2016, ’s middags om 16.15 uur, op de A2 tussen Utrecht en Amsterdam. Daar was een automobilist die aan andere automobilisten wilde laten weten dat hij van de rechterbaan naar de baan ernaast ging. De andere weggebruikers dachten dat hij gek was geworden. Richting aangeven, wat was dat voor levensgevaarlijke gek?

Een andere burgermansverzuchting is dat het een wonder is dat er niet veel meer ongelukken gebeuren. Nu wil ik daar eerlijk over zijn. Hij die nog nooit bijna een ongeluk heeft veroorzaakt, werpe de eerste steen. Ik neem aan dat iedereen bij een inhaalmanoeuvre weleens een auto in een dode hoek niet heeft opgemerkt, of de snelheid van een aanstormende wegmisbruiker verkeerd inschatte, ik neem aan dat iedereen weleens de maximumsnelheid heeft overschreden of een extra peut gas gaf toen een naderend stoplicht op oranje sprong. Ik zie dagelijks heel veel mensen die bellen tijdens het rijden, die zwabberen, links rijden of naar de rechterbaan willen juist als iemand van rechts wil invoegen.

Invoegen is sowieso een bron van ellende: sommige automobilisten gunnen elkaar het licht in de ogen niet terwijl anderen juist zo lang mogelijk doorrijden langs een file om zo ver mogelijk in die file terecht te komen. Het is niet alleen een godswonder dat er niet meer ongelukken gebeuren, maar ook dat er niet meer automobilisten standrechtelijk worden gestraft voor hun onbeschofte rijgedrag.

Over ongelukken heb ik laatst uitvoerig geschreven. De zelfvoortbewegende koets bestaat nog maar pak ‘m beet 150 jaar en dat is evolutionair gezien veel te kort om al enige invloed te hebben op onze gedragingen. Begin dit jaar publiceerden evolutionair psycholoog Mark van Vugt en ik een boek over een verschijnsel genaamd mismatch en dat was meteen ook de titel van ons boek. Mismatch (uitgeverij Podium) is een verslag van hoe onze lichamen en breinen botsen met de huidige omstandigheden. Als soort hebben wij ongeveer twee miljoen jaar rondgezworven over de savanne in groepen van ongeveer 150 individuen. Onze voorouders waren jagers en verzamelaars. Pas 12.000 jaar geleden ontdekten we de landbouw, waarna in extreem korte tijd alles veranderde: wat we eten, hoe we ons eten verkrijgen, waar we wonen, wie onze leiders zijn, met wie we de rest van ons leven doorbrengen en dus ook hoe we ons verplaatsen.

We schreven een paragraaf over auto’s en waarin daar de mismatch zit. In mijn research daarvoor stuitte ik op een bepaalde gebeurtenis op 31 augustus 1869, toen een niet onverdienstelijke Noord-Ierse amateurschilderes en amateurwetenschapster genaamd Mary Ward een ritje maakte met haar echtgenoot en twee neven, pioniers op het gebied van stoomtechnologie. Het voertuig waarmee zij dit tochtje ondernamen, was een kar die voortbewoog door middel van een stoommachine. Stoomauto’s bestonden al een paar jaar en er was zelfs al een snelheidslimiet ingesteld (vier mijl per uur op het platteland en twee mijl per uur in de stad). Toen de auto een onfortuinlijke bocht maakte, werd de 42-jarige Mary Ward van haar stoel geworpen, ze kwam terecht onder een van de wielen en stierf direct met een gebroken nek. Waarmee de eerste gemotoriseerde verkeersdode in de geschiedenis van de mensheid een feit was. Er zijn er vele gevolgd.

Onze lichamen en geesten zijn aangepast om veel met elkaar in het gras te liggen, af en toe achter beesten aan te rennen en in het veld bessen en noten te zoeken. En dus niet om met 120 km/u in een kleine cabine over een plakkaat asfalt te scheuren, in de stromende regen. Met alle verschrikkelijke consequenties van dien. De kille cijfers: ieder jaar wordt de wereld geteisterd door onvoorstelbaar veel auto-ongelukken, waarvan vele met dodelijke uitkomst. Uit onderzoek bleek dat in 2004 wereldwijd naar schatting 50 miljoen mensen gewond raakten in het verkeer, van wie 1,2 miljoen mensen stierven aan hun verwondingen. Dat is een idioot groot aantal. Wetenschappers hebben berekend dat gedurende de hele vorige eeuw 60 miljoen mensen zijn gestorven in het verkeer, dat is naar schatting evenveel mensen als er stierven in de Tweede Wereldoorlog.

Natuurlijk proberen we er alles aan te doen om dit te voorkomen. Verkeersongelukken hebben drie overkoepelende oorzaken: de bestuurder, het voertuig en de weg. Voor alle drie deze groepen zijn er de afgelopen jaren sterke verbeteringen ingevoerd. Auto’s zijn de afgelopen jaren veel veiliger geworden, er is regelgeving (een deel van de lezers zou deze TopGear niet in handen hebben als de autogordel destijds niet verplicht was ingevoerd – bedankt, overheid), er zijn verbeterde rijexamens, APK-keuringen, maximumsnelheden, alcoholverboden, dodehoekspiegels, trajectcontroles en op veel plekken wordt een ‘subjectieve onveiligheid’ gecreĆ«erd waardoor weggebruikers geprikkeld worden extra op te letten, maar toch blijft het autoverkeer zijn dodelijke tol heffen.

Mij hielp de research voor ons boek Mismatch enorm, zeker toen ik las dat een groot deel van de ongelukken in het verkeer wordt veroorzaakt door slecht weggebruik. Door zelf beter en voorzichtiger te gaan rijden, verklein je de kans op een ongeluk. Dat klinkt als een open autodeur, en dat is het ook.

Er is, tot slot, onderzoek gedaan naar hoe mensen zichzelf zien als automobilist. 78 procent van de mensen denkt dat zij beter rijdt dan gemiddeld, wat niet mogelijk is, want slechts 49 procent van de mensen rijdt beter dan gemiddeld. Er rijden dus nogal wat slechte chauffeurs rond die van zichzelf denken dat ze goede chauffeurs zijn. Daar zou ik zo maar eens bij kunnen horen – en toch weerhoudt me dat er niet van burgermannelijk te schelden op andere weggebruikers en mijn minachting voor hen niet voor me te houden. Hoe zit dat met jou? Denk jij dat je beter rijdt dan de gemiddelde automobilist?