Ronald Giphart schreef een nieuw boek dat hem opnieuw naar zijn eigen weggedrag liet kijken. Maar rijdt Giphart nou wel of niet beter dan gemiddeld?

TopGear 135 Volvo V70

Een jaar of acht geleden stond ik op het punt om een nieuwe auto te kopen – en zo leuk was dat niet. Het zielige feit is dat ik pathetisch merk- en modelvast ben. Dat zal een persoonlijkheidskenmerk zijn, waarvoor ik lang in therapie zou moeten. Mijn eenkennigheid heb ik niet alleen met auto’s, maar ook met vrienden, restaurants, schrijvers, landen: als iets of iemand bevalt, zie ik geen reden daar ooit nog van af te wijken.

Toch was ik op zoek naar verandering. Jarenlang had ik Renault gereden. Dit speelde ten tijde van de kredietcrisis, toen bijna niemand meer een nieuwe auto kocht en dealers zochten naar middelen om hun geldstroom niet geheel te laten opdrogen. Volslagen onverwachts kreeg ik bij een grote beurt in mijn garage de mededeling dat mijn nog redelijke jonge nieuw aangeschafte auto op sterven na dood was en dat de reparatie me het equivalent van een redelijke Aziatische auto zou kosten. Ik had op dat moment natuurlijk moeten besluiten mijn auto dan maar te verkopen, maar stemde tegen heug en meug in met de reparatie.

Niet dat ik tot dan toe ontevreden was over Renault. Ooit – halverwege de roemruchte jaren negentig – was mijn autocarrière begonnen met een Renault 5 Injectie-nog iets, een auto die, naar later bleek, een stevig ongeluk had gehad en was opgekalefaterd. Via een Clio (iedereen heeft recht op een miskleun), een Mégane (iedereen heeft recht op twee miskleunen) was ik uitgekomen bij een Espace, een model waarvan ik uiteindelijk drie generaties versleet, tot volle tevredenheid. Kortom, ik was met alle liefde Renault blijven rijden, tot ik dus die – naar later bleek redelijk belachelijke – reparatie from heli kreeg gepresenteerd. Het werd tijd om op een ander merk en garage over te stappen.

Nu reed een vriend van mij Volvo. Of eigenlijk ‘Volvo’s’, want hij had er meerdere (onder andere een kanariegele 850 T5-R Estate). Mijn vriend dacht niet in auto’s, maar in Volvos. Hij schreef in een landelijke krant regelmatig over zijn liefde voor het Zweedse merk, zo vaak dat hij van de Nederlandse importeur zelfs in een Volvo mocht rijden. De precieze uitvoering van die bak weet ik niet meer, maar het ging om een V70 ‘met alles erop en eraan’.

Op het eind van zijn leven kon mijn vriend niet meer zo goed rijden en zo gebeurde het dat ik hem een keer in zijn auto naar Frankrijk bracht. Voor mij was het liefde op de eerste peut gas. Ik had me bij mijn verschillende Espaces nooit afgevraagd hoe het stuurgevoel of de wegligging was, maar na honderd meter in de Volvo van mijn vriend raakte ik ‘autoverliefd’. Dit was autorijden zoals een hoger zingevend principe autorijden ooit bedoeld had.

Meteen na mijn reis naar Frankrijk begon het te broeien. Ik ging rekenen en zoeken naar potjes. Met een beetje creatief boekhouden en een gunstige inruil moest het toch mogelijk zijn, bedacht ik. Op de snelweg kreeg ik een vreemd gevoel van onrust, steeds als ik in mijn peperduur gerepareerde Espace langs een Volvo reed. Ik voelde me een vreemdganger toen ik een paar weken na mijn rit in de auto van mijn vriend de showroom van de Volvodealer binnenstapte, om me te verlustigen aan de modellen. Een tijdje daarvoor was ik toevallig verzeild geraakt in de Stockholmse uitspanning Sturehof, een restaurant uit 1897 dat nog steeds oogde alsof het kwam uit een verloren gewaande tijd (wat ook zo was). Het was op die plek, las ik in een reisgids, dat twee mannen in augustus 1924 besloten om gezamenlijk een autotak te beginnen. Assar Gabrielsson was hoofd verkoop van een kogellagerfabriek en Gustaf Larson was ingenieur. Tijdens een bescheiden maaltijd besloten ze het samen te gaan proberen in de autobusiness. Ze hadden al een naam voor hun project: Volvo, wat Latijn is voor ‘ik rol’, van het werkwoord volvere. Ik wist toen nog niet hoe ik binnen afzienbare tijd zelf zou rollen.

Ik koos een derde generatie V70 die het meeste leek op het model van mijn vriend en binnen no time werd ik lid van de V70-sekte, hoewel ik wel degelijk opstart-problemen had (zoals je de nukken en grillen van een nieuwe geliefde ook moet leren kennen). Eenmaal gewend aan mijn auto besefte ik dat ik ‘mijn uiteindelijke auto’ had gevonden. Voor mij was de V70 het hoekige model dat ik – honkvast als ik ben – altijd wil blijven rijden. Niet dat ik al aan het sparen ben, maar over een jaar of vijf komt er een dag dat ik een van de vierde generatie ga uitzoeken.

Althans, dat dacht ik. Of zoals de Zweden zeggen: ‘Eller sa jag tänkte’, Want er is nog helemaal geen vierde generatie, en die zal er ook nooit meer komen. Vorige week zat ik bij mijn dealer, wachtend op een kleine beurt van mijn auto, die inmiddels alweer acht jaar oud is, maar nog jaren rijgeluk voor de boeg heeft. Nippend van mijn koffie bladerde ik achteloos door een autoblad genaamd Volvodrive. Ik stuitte op een afscheidsartikel over… Over wat?

Ik weet niet wat meer pijn deed: mijn wereldvreemdheid dat het langs me heen was gegaan dat Volvo vorig jaar de stekker uit de V70 heeft getrokken, of het feit dat Volvo vorig jaar de stekker uit de V70 heeft getrokken. Maandag 25 april 2015 was de laatste V70 van de band van de fabriek in het Zweedse plaatsje Torslanda gerold, las ik. Ook de XC70, de dikkere broer van de V70, werd een maand later uit productie genomen. Niet omdat ze niet meer werden verkocht, want in 2015 werden er van beide types samen toch nog 28.613 geproduceerd. Sinds de introductie van de V70 (de opvolger van de 140, 240, 740, 940 en de roemruchte 850) in 1996 zijn er 1.250.000 exemplaren gebouwd.

‘Nou, dat is ook wat..’ pruttelde ik tegen een man met een stropdas. ‘Is de V70 uit productie genomen…’

Hij keek me met een licht bevreemde blik aan, verbaasd over zoveel auto-onbenul, en hij liet me de opvolger zien: de V90. Ik keek naar de wagen, die zo op het eerste gezicht eerder oogt als een doorsnee Japanse stationwagen dan op een Volvo om verliefd op te worden. Waar zijn de stereotype hoeken gebleven? Vanwaar de afgeknepen schuine achterkant, in plaats van die typische V70 rechthoek? Is dit de tijdgeest of ben ik oud aan het worden?

De tijd verdrijvend heb ik, wachtend op mijn auto, het Latijnse werkwoord volvere en de vervoegingen gegoogeld. Volvo (ik rol). Volvi (ik rolde). Volveram (ik heb gerold).

Leer meer TopGear columns van Ronald Giphart.