Helikopter

De Volkskrant, 11 februari 2012

Van de week bevond ik mij onverwachts op het dak van een Amsterdams ziekenhuis. Iemand had me gevraagd of ik zin had de traumahelikopter van het VU Medisch Centrum van dichtbij te bekijken. Ik zei ja. Hoe vaak vraagt iemand dat? Mij is die vraag nog nooit gesteld.

De bontgele ‘PH-HVB’, bijgenaamd de LifeLiner One, stond in een hangar opgepoetst te wachten op een vlucht naar een noodsituatie. Leden van het VUMC-traumateam kunnen binnen twee minuten na een oproep opstijgen, niet met het doel patiënten op te halen (zoals veel mensen denken), maar om zo snel mogelijk artsen op de plaats van een ongeval te krijgen.

In het bijzijn van een groep verpleegkundigen vergaapte ik mij aan het blinkende voertuig. Ik ben geen apparatenfetisjist, maar een hefschroefvliegtuig op twee meter afstand blijft een opwindend beeld, hoewel ik met helikopters ook een verstoorde relatie heb. Vijfenhalf jaar geleden stond ik met mijn vrouw en oudste zoon op het dak van het AZU in Utrecht te kijken naar een ambulance-helikopter die onze toen pas geboren jongste zoon naar Groningen zou vliegen voor een medisch onderzoek. De heli was te krap voor ons om mee te vliegen.

Toen het voertuig bijna in slowmotion opsteeg en het luchtruim koos, omarmden mijn vrouw en ik elkaar, terwijl mijn oudste zoon een langgerekte kreet liet horen. Zijn verrukking over het opstijgen van de helikopter was – zeer begrijpelijk voor een 8-jarige – net iets groter dan zijn bezorgdheid om zijn pasgeboren broer.

Misschien ben ik geconditioneerd geraakt, maar de aanblik van een helikopter op het dak van een ziekenhuis gaf me van de week me toch een fibrillerende onrust in mijn emotie-hoofdkwartier. Gelukkig was er een ambulancezuster annex co-pilote die ons een rondleiding gaf.

Ooit had een huisgenoot van mij een relatie met een Israëlische soldate. Zelf was hij in zijn diensttijd korporaal geweest. Op een vrolijke avond in het café daagde mijn huisgenoot, een grote vent, zijn Israëlische vriendin plagerig uit hem eens te overmeesteren. Zeven seconden later lag hij op de grond. De Israëlische hield haar handen om zijn nek. ‘Now I can kill you in three seconds’, zei ze beminnelijk.

De ambulance-medewerkster deed mij aan deze Israëlische soldate denken. Met stugge trots vertelde zij haar bezoekers over de moeilijkheden die zij en haar collega’s van het traumateam tegenkomen: de zware ongevallen, het leed, de stress, de soms heftige reacties van omstanders, het moeilijke nachtelijke navigeren en in deze periode ook de erbarmelijke winterse omstandigheden.

Ze nam ons mee naar het vertrekplatform naast de hangar. Onze verrukking over het uitzicht was groter dan het ongemak van de gure kou. Amsterdam, de Zuidas, Amstelveen, Schiphol, Haarlem in de verte, de besneeuwde velden, het witte land.

‘Waar zijn de sleuteltjes van de heli?’, zei een van de verplegers. ‘Dan vlieg ik even een rondje.’

Glimlachend keek de ambulance-soldate hem aan. Ze zou slechts drie seconden nodig hebben. Plotseling moest ik denken aan het gedicht Roeping van Gerard Reve, over Zuster Immaculata die dagelijks onuitsprekelijk goed werk doet, maar nooit eens ergens haar naam vermeld ziet staan. De naam van de heli-zuster: Elma. Toch goed om eens te noemen wie er bij nacht en ontij over ons waakt.