Lekker vies!

Kijk Magazine januari 2000, nummer 1

Geachte meneer of mevrouw Tapperwijn, Twee nummers terug noemde u mij in een ingezonden brief een aperte smeerlap en een immense verschrikking. Sterker nog: wanneer men mij tot veevoer vermaalde, zouden de koeien niet meer willen eten, zo weerzinwekkend zou mijn verprakte lichaam smaken (iets aan deze fijnzinnige beeldspraak zegt mij dat u in de agrarische sector werkzaam bent, maar ik kan me natuurlijk vergissen). Ik heb eerlijk gezegd, en met alle respect, nooit begrepen wat er smerig zou zijn aan sex. Plassers, liefde, sex, procreatieve ontspanning, olijke spermacellen, rondstuiterende endorfinen, voortplanting bij dieren. Voor de een is dit alles een modderpoel van normloosheid, voor de ander een wetenschappelijk mer à boire.

Stelt u zich eens voor dat u een wetenschapper was: zou u dan alles willen onderzoeken en van alles de techniek willen weten, behalve van de mechanica van een erectie of de fascinerende chemische processen in een uterus na een ejaculatie (of fascinerender nog: een paar ejaculaties van verschillende mannen)? Of wilt u er om wat voor reden dan ook liever niet aan worden herinnerd dat u, net als triljoenen dieren en planten, een sexueel wezen bent en dat er in het leven van ieder mens momenten zijn waarin onderbuiken het winnen van hersens (al was het maar tijdens natte dromen).

Nu zult u roepen: maar waarom moet er over al deze onderbuikperikelen worden geschreven in een wetenschappelijk blad voor jonge lezers? En dan is mijn antwoord: omdat er KIJK-technisch zoveel leuke dingen over dit onderwerp te vertellen zijn, zeker voor jongeren. Het is mogelijk om van de schoonheid van een regenboog te genieten, zonder te willen weten welke optische effecten deze lichtval veroorzaken. Toch zijn er wetenschappers die een regenboog wel tot op de druppel nauwkeurig willen onderzoeken, zonder dat dit hun waardering voor de kleurenpracht tenietdoet. Zo is het mijns inziens met sexualiteit ook. Wij mensen hebben, net als veel andere diersoorten, een uitermate complex systeem om ei- en zaadcelletjes samen te brengen. Er zijn lieden die dit voor kennisgeving aannemen, en anderen willen hiervan graag het zaadje van de kous weten (waar weer andere viezeriken vervolgens columns over schrijven).

Zaadfabriekjes

Ik zal u een afsluitend smerig voorbeeld geven. De bioloog en viezerik Desmond Morris heeft zich eens gebogen over de vraag waarom de testikels van de mannetjesmens buiten het lichaam hangen. U bent er vast absoluut niet in geïnteresseerd, maar volgens sommigen is dit een geslachtssignaal, vergelijkbaar met de felgekleurde toges van een verwant van de mannetjesmens, de mannetjesaap. Enkele zoölogen dachten dat de mannetjesmens zijn ballen gebruikte om aan willekeurige vrouwtjesmensen duidelijk te maken: ‘Loop niet verder, I’m your man, honey!‘ Andere biologen waren het hier niet mee eens en zochten een fysiologische achtergrond van onze hangende zak. Zij ontdekten dat koelere testikels vruchtbaarder sperma produceren en dat het dus een evolutionair voordeel oplevert om een uitwendig scrotum te ontwikkelen. Deze theorie is jarenlang op scholen onderwezen. Toch knaagde er iets aan de redenatie. Men vond zoogdieren zonder uitwendige testikels en uitwendige testikels die niet automatisch koeler waren. Recent onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat de plek van de ballen te maken heeft met de leefwijze van de diersoort. Dieren die zich vloeiend bewegen hebben hun zaadfabriekjes veilig in het lichaam opgesloten; dieren die daarentegen rennen, springen, schokken en stoten (om van andere vieze lichaamsbeweging maar te zwijgen) hebben er goed aan gedaan hun testikels buiten het lichaam te brengen. Omdat het voortplantingskanaal geen sluitspier heeft, zouden bij iedere ram of stoot de twee ballen op elkaar klappen en sperma verliezen. “Door de testikels buiten het lichaam te plaatsen,” schrijft Morris in De andere sekse, “heeft de evolutie de druk weggenomen, en het voordeel is kennelijk zo groot dat het opweegt tegen de kwetsbaarheid van de blootgestelde testikels.”

Dit voorbeeld ging inderdaad over kloten, maar toch kan ik me niet voorstellen dat iemand dit normvervagend of onbetamelijk vindt. Als u zich hieraan toch hebt gestoord, stel ik voor dat u mijn columns maar niet meer leest. Met vermaalde groet, Ronald Giphart