Deze dans zal altijd duren

By hans, 9 februari 2025

Vijftien schrijvers vieren feest

In Deze dans zal altijd duren vieren vijftien schrijvers feest, ieder op zijn of haar eigen manier. De een zoekt het geluk in een almaar voortdurende houseparty, de ander belooft eeuwige trouw op een huwelijksfeest. De feesten die in deze bundel beschreven worden, zijn dan ook zeer verschillend van aard, maar hebben tegelijkertijd één ding gemeen: ze houden nooit op, ze duren eeuwig voort. De verhalen ademen stuk voor stuk de sfeer uit van Shakespeares The Winter’s Tale waarin de verliefde Florizel hoopt dat Perdita zal dansen en nooit iets anders zal doen dan dat…
Deze dans zal altijd duren is het geschenk bij uitstek, niet alleen vanwege het thema, maar ook daar de bundel een prachtig overzicht geeft van de Nederlandse verhalenschrijvers van dit moment. En dat op zichzelf is al een feestje waard.

Lees hier het stuk van Ronald Giphart & Bert Natter:

DE LIEFDE DIE VRIENDSCHAP HEET

Op het kasteel d’Hoeg’n Bierg op het landgoed de Wiede Velden was de spanning voor de zoveelste keer in een paar dagen te zagen. Willem Frederik Hermans, Harry Mulisch en Gerard Reve zaten te bibberen van angst op hun driezitsbank. Ze hielden elkaars handen vast. Hermans en Mulisch baden met Reve mede. De schare van wraaklustige schrijvers joelde om hen heen.

‘Weg met hen!’ was de veel gehoorde yell. En toen gebeurde er voor de zoveelste keer iets dat niemand had verwacht. Uit de menigte maakte Annie M.G. Schmidt zich los.

‘Ik denk dat het tijd wordt dat we eens tot bezinning komen,’ zei ze met haar zalvende stem. Het was vreemd, maar in de Balzaal werd het rustig. De schrijvers gingen zitten en de kampleiding kon weer wat opgeluchter ademhalen.

‘Dit is een bewogen kamp geweest,’ ging de eigenlijke koningin van Nederland verder, ‘er is veel gebeurd en er is ook veel niet gebeurd. Natuurlijk is het fout wat de drie heren hier gedaan hebben, zij hebben op schandelijke wijze misbruik gemaakt van hun positie. Maar aan de andere kant zijn wij het geweest die het hebben laten gebeuren. Gelegenheid maakte de drie. En laten we niet vergeten dat de drie mannen ook veel goeds hebben gedaan.’

Aarzelend klonk er een instemmend gemor uit de zaal.

‘En we moeten nu niet de fout maken door hen alleen als schuldigen aan te wijzen, wij zijn allen schuldig. Waar we zeker gebruik van moeten maken, is van het feit dat we hier met alle Nederlandstalige schrijvers verzameld zijn, behalve met Cees Nooteboom die, als ik het goed heb, nog vastzit op het vliegveld van Melbourne. We moeten een nieuwe start maken, collega’s. Niet vervallen in oude fouten, maar kijken naar de toekomst. Ik ben een oude vrouw, maar nog jong van geest. Ik hoop dat u met mij meedoet om aan een nieuwe toekomst te werken.’

Het enthousiasme in de zaal begon toe te nemen.

‘Laten we met z’n allen afspreken dat kinderachtigheid in de Nederlandse literatuur voortaan niet meer thuishoort. We zijn allemaal serieus met schrijven bezig en laten we dat respecteren. Geen pueriele polemieken meer, geen groepsvormingen, geen kliekjes van schrijvers en critici die elkaar verdedigen en aanvallen: laat er voortaan vriendschap heersen in de Nederlandse letteren. Geen vijanden meer, maar vrienden, de liefde die vriendschap heet. Doen jullie mee, of hoe zit dat?’ vroeg Annie M.G. Schmidt de zaal.

In de zaal stond men wat onwennig om zich heen te kijken. Deed men mee of niet?

‘Kan ik op jullie rekenen?’ vroeg Annie M.G. Schmidt nogmaals.

Hier en daar begonnen er schrijvers te knikken en naar elkaar te wijzen. Kon Annie op hen rekenen?

‘Luister nou eens, schrijvers, ik ben al oud, en ik wil het nog wel meemaken. Doen jullie mee of niet?’ schreeuwde Annie.

‘Ik doe mee!’ riep Adriaan Morriën, die misschien niet helemaal begrepen had waar het om ging, maar dat deed er niet toe. Het eerste schaap was over de dam. Overal begonnen schrijvers te roepen dat ze meededen. Weldra riep iedereen het, ook de Grote Drie op de bank. Het werd zelfs gescandeerd: ‘Wij doen mee, Annie! Wij doen mee, Annie!’

Annie zelf stond erbij te glunderen.

‘Ik wist dat ik op jullie kon rekenen,’ riep ze, ‘we gaan er iets moois van maken met z’n allen. Wilmink, gooi je gitaar eens op.’

Willem Wilmink slingerde zijn gitaar door de zaal, die Annie M.G. Schmidt met één hand opving, waarna ze het nummer ‘Reach out and touch’ inzette. In de Balzaal ging men wild enthousiast op de stoelen staan. Schrijvers strekten hun armen uit, sommigen staken hun aanstekers aan, anderen pakten elkaar bij de hand en allen zongen uit volle borst:

Reach out and touch,

somebody’s hand,

make this world a better place,

if you can!

Het was nu liefde, liefde, liefde tussen de schrijvers. Tijdens het applaus dat volgde op haar optreden, begon Annie M.G. Schmidt te spreken: ‘Ik denk, beste schrijvers, dat de tijd is gekomen…’ ze keek even naar de kampleiding, die instemmend knikte, ‘…om het kamp op te breken. We hebben een wijze les geleerd, maar nu is het voorbij. De uitslag van de Grote Wedstrijd is natuurlijk: we zijn allemaal de Beste Schrijver van Nederland. Iedereen die hier aanwezig is, mag zich de Beste Schrijver van Nederland noemen, en ook samen zijn we de Beste Schrijver van Nederland. Laten we allemaal naar huis gaan en mooie boeken schrijven. We zullen de wereld eens laten zien waartoe we, dankzij onze liefde die vriendschap heet, in staat zijn!’

De schrijvers applaudisseerden nogmaals en verlieten vervolgens de zaal. Men was beduusd en onder de indruk. Er heerste zo’n vredelievende stemming dat het bijna onvoorstelbaar was. In contrast met het wilde gezang van een paar momenten daarvoor, zwegen de schrijvers afwachtend. Willem Jan Otten repte fluisterend van het after bioscoop-gevoel, en dat was een mooie typering voor de stille tocht die over het kamp ging. De schrijvers liepen zonder iets tegen elkaar te zeggen naar hun al dan niet gerepareerde tenten. Daar stonden ze stil. Allemaal namen ze hun tent nog eenmaal in zich op. Die kleine, veilige beschutting. Melancholiek keken ze naar hun tent-mate. Ze kropen allen naar binnen om hun bezittingen, pennen en boeken bij elkaar te rapen. Toen ze dit gedaan hadden, bleven ze allen nog even in hun tent zitten, mijmerend over de afgelopen dagen en het tentzeil van binnenuit met hun vingertoppen bevoelend. Schuilplaats tegen de regen. Ze knipperden met hun ogen om een onwelgevallige traan tegen te houden. Zuchtend stonden ze allen even later weer voor hun tent, die ze in paren geroutineerd maar somber afbraken. Alle schrijvers keken om zich heen, naar de andere schrijvers.

En toen gebeurde er iets, bijna te mooi om waar te zijn. Aan één kant van het kamp begonnen er schrijvers voorzichtig te zwaaien; te zwaaien naar de schrijvers aan de andere kant van het kamp. En de schrijvers aan de andere kant van het kamp zagen de zwaaiende schrijvers aan de ene kant van het kamp. Ze keken een beetje verlegen om zich heen, en ze dachten: ‘Hé, aan de overkant: zwaaiende schrijvers.’ Langzaam en voorzichtig staken de schrijvers aan de andere kant hun handen op, en begonnen terug te zwaaien naar de schrijvers aan de ene kant. En plotseling, zomaar, zwaaiden alle schrijvers naar elkaar. Het hele kamp was gevuld met zwaaiende schrijvers, die eerst met één hand zwaaiden, afwachtend, zo van: ‘Hé, nu herken ik je pas,’ en later zwaaiden ze met twee handen, en nog later sprongen ze bij het zwaaien, met wilde bewegingen, alsof ze op een onbewoond eiland zaten en in de verte een schip zagen naderen, en nog weer later begonnen ze te roepen en te juichen en kledingstukken uit te trekken om daarmee te zwaaien, en het bleef niet alleen bij zwaaien; men begon ook koprollen te maken en dubbele flikflakken, en nog weer later liep men naar elkaar toe, om elkaar de handen te schudden, om elkaar huilend te omhelzen, en te roepen: ‘Wat zijn we toch dom geweest, met z’n allen, en kinderachtig!’ en men plukte boterbloemen voor elkaar, waar men kransjes van vlocht om over elkaars hoofd te draperen, en men wisselde adressen uit en beloofde bij elkaar langs te komen om de foto’s te bekijken, en er was één schrijver die op het idee kwam om zijn handen op de schouders van de schrijver voor hem te leggen, en de schrijver voor hem legde zijn handen weer op de schouders van de schrijver voor hem legde zijn handen weer op de schouders van de schrijver voor hém, en al gauw was er een groepje schrijvers dat elkaars schouders vasthield en zo over het veld hoste. Andere schrijvers zagen dat en dachten: ‘Maar dat is gezellig, laten we meedoen,’ en ze deden mee. Er ontstond een lange sliert van schrijvers, en zagen de schrijvers een schrijver die niet meeliep, dan werd hij vrolijk door de rij opgeslokt, net zo lang tot de voorste schrijver de achterste schrijver bij zijn schouders pakte en de schrijvers een cirkel vormden, een cirkel op het veld, een cirkel van alle schrijvers van ons taalgebied, en men begon liederen te zingen, en toen men zich weer losmaakte, werden er muziekinstrumenten gehaald en formeerde men een grote steelband, en er riep iemand: ‘We maken er een dolle boel van!’ en alle schrijvers maakten er een dolle boel van, en de steelband zette een zinderend moesson-ritme in, en er begonnen schrijvers wild te dansen, en er ontstond een spontaan feest, wat een ontknoping! wat een catharsis! wat een loutering! wat een ongecontroleerde uitzinnige bende! en er werd met vaten bier gesleept, en nog meer met dozen wijn, en nog het meest met flessen jenever, en het bestuur van het Fonds voor de Letteren verontschuldigde zich bij iedereen voor wat er allemaal mis was gegaan, maar aah joh, alles was vergeven en iedereen was vergeten, en zelfs Boudewijn Büch liep zingend over het kamp door de dansende menigte, eindelijk zonder sombere gedachten en Weltschmerz, en Gerrit Komrij huppelde naast hem en ergerde zich geen moment, en Yvonne Kroonenberg miste haar tent, en boven het kamp werden vuurpijlen afgestoken, en Levi Weemoedt en Marijke Höweler werden verlicht door spetterende lichtballen, en ze gaven elkaar het ja-woord, die twee liefdesduifjes, en Adriaan Morriën had zijn geile regenjas helemaal uitgedaan, maar niemand vond dit erg, en er werden oude vetes bijgelegd, Piet Grijs en Theo van Gogh stonden arm in arm een verzoeningslied te schallen en Jeroen Brouwers en Rudy Kousbroek lachten heel wat af over vroeger, en op de Maximalen was niemand boos meer, en zijzelf hadden hun hormoonhuishouding eindelijk op orde: ‘Allemaal Maximaal, allemaal hermetisch!’ riepen alle Nederlandse en Vlaamse dichters in koor, en Simon Vinkenoog viel eindelijk in slaap, en Nel Benschop en Huub Oosterhuis deelden de Strijdkreet uit. Bril & Van Weelden haalden de glazen op, die A.F.Th. van der Heijden weer vulde, en Jan Cremer zag hoe Kees Fens joelend achter de vrouwen aanging, terwijl hij zelf goedgemutst een dikke biografie ter hand nam, ‘daar heb ik echt zin in!’ riep hij uitgelaten, en Hans Warren noemde dit feest het mooiste moment van zijn leven, maar hij schreef dit niet op in zijn dagboek, en Jos van Maanen-Pieters en Marcel Möring liepen hand in hand, en ze fluisterden: ‘Als het een jongen is, noemen we hem Marcello Juan Jean-Pierre Orlando Philippe Claude Francesco Giovanni Battista Cipriano Fabrizio Pomponio Gaspacho Alfonso Leonardo,’ en vele jubelkreten schalden over het feestterrein, en één ervan was van Jee Bernlef, ‘Kaa! Kaa! Jij bent het!’ riep hij, en snikkend stortte hij zich in de vertrouwde armen van Gee Brands, en Atte Jongstra maakte met Drs. P schorseneren klaar in roombotersaus, en Mensje van Keulen voelde zich eindelijk weer mens, en Adriaan van Dis vroeg iedereen wat hij wilde drinken, en Marion Bloem deed eindelijk eens een beetje raar, en A. Moonen nam een sprong in de vijver om alle zonden van zich af te wassen, en Midas Dekkers zat in een aanpalend weitje met een grappig biggetje te lachen en armpje te drukken., en Tessa de Loo bracht iedereen limonade en Grunkrenkoe, die iedereen mee naar huis wilde nemen omdat ze de koek plotseling zo lekker vonden – voor de hond – en op het kamp gingen de feestlampjes aan, die Gerrit Krol opgehangen had, en Jan Siebelink stond in een goed gesprek met Hugo Vandennogwattekes, en het bleef lekker warm op het veld, en Jan Wolkers liep in smoking en met een politiepet op tussen de feestvierders te paraderen, ‘gewoon lekker een smoking aan je blote reet,’ riep hij, en die rare Oek de Jong schreeuwde opgetogen dat hij een nieuwe roman ging schrijven, en Hella Haasse zette, samen met Hannes Meinkema, eindelijk eens koffie, en schuimbekkende Martin Ros (zoals Homerus hem altijd noemde) hield bij wijze van hoge uitzondering zijn mond, en de vier vrolijke B’s zongen met de steelband ‘Het ritme van de regen,’ maar het bleef lekker droog op het landgoed de Wiede Velden, en Jef Geeraerts en Carel Peeters oefenden samen de gekste rock-‘n-roll-sprongetjes, en Elly de Waard had een mooie zomerjurk aan, wat Marijke Höweler ‘oergezellig’ vond, en Peter Zonderland noemde de nieuwe dichtbundel van Tom Lanoye ‘een dubbel okeetje!’ en Jan Blokker sloot vrede met Bas Heijne, Joost Zwagerman en Stephan Sanders, en Willem Brakman stuiterde op zijn skippybal alle tenten langs, overal mysterieus roepend: ‘Jozef, blauw niet meer,’ en er kwam een speciaal optreden van Doeschka and her Hotpants, en Maarten ’t Hart mocht Madonna nadoen én Whitney Houston, Barbra Streisand, Anita Meijer, Edith Piaf, Marlene Dietrich en Pavarotti, en Maarten Biesheuvel had een papiertje gevouwen en rende over het veld, schreeuwend: ‘Ik ben niet gek, ik ben een vliegtuig,’ en er werd gelachen, heel veel gelachen, maar kinderachtig was het niet, en er werd niet meer gevit noch werden er onderhuidse opmerkingen gemaakt, en zelfs als Gerard Reve, Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans elkaar onverhoeds tegenkwamen, staken ze hun duim op en knikten ze elkaar bemoedigend toe want de Oude Drie werden weer volledig geaccepteerd door de rest van de schrijvers. Er heerste vrede op het landgoed de Wiede Velden. De schrijvers waren gelukkig met elkaar. Maar iedereen weet dat je over geluk niet kunt schrijven. Het feest ging echter gezellig nog een paar uur door. Tot er een eind aan kwam, zoals aan alle goede dingen een eind komt. Mammie M.G. Schmidt liep rustig naar het bordes en, spelend dat ze boos was, sprak ze de verzamelde, gelukkige Nederlandse en Vlaamse schrijvers toe:

‘Het is genoeg geweest, jongens,’ riep ze, ‘we gaan naar huis, vort. Pak jullie spullen en stap in de auto’s en bussen.’

De schrijvers applaudisseerden en liepen met z’n allen naar hun spullen.

‘En nog één ding,’ riep Annie M.G. Schmidt hen na: ‘Vergeet deze vakantie nooit!’

Hand in hand liepen de schrijvers naar de bussen en de auto’s. Zwagerman leidde uit het open dak van Meijsings Snoek de colonne het terrein af. Toeterend en gekscherend, slingerend over de weg, reed men huiswaarts…

EIND.

ISBN: 906481242X

Kwadraat – Utrecht

Jaar: 1995

NUGI 300

Samenstelling: Redactie uitgeverij Kwadraat, Utrecht

Vormgeving: Rinke Doornekamp, Utrecht

Foto omslag: Job Bedet, Utrecht

Zet- en drukwerk: Drukkerij Haasbeek, Alphen aan de Rijn

Inhoud:

  • Uitnodiging – Eva Bentis
  • Een mooie doorloper – Herman Pieter de Boer
  • Ja, zuigeling, zij heeft het – Adriaan Bontebal
  • Obey your thirst – Désanne van Brederode
  • De liefde die vriendschap heet – Ronald Giphart & Bert Natter
  • De oneindigheid – Maarten ’t Hart
  • Burengerucht – Cees van Hoore
  • De kus – Bart Koene
  • Dans Diana, dans – Ap van der Meulen
  • De dag dat mijn zuster trouwde – Marga Minco
  • Verjaardag – Frans Pointl
  • Feestgangers – Jan Siebelink
  • Een feestje in de lift – Durk Wille
  • Dadenstorm – Arjan Witte
  • Bibliografie

Het stuk van Ronald Giphart & Bert Natter komt uit De beste schrijver van Nederland (1995)