Pieter Roelofs

VARA Gids 41, 11-17 oktober 2025

Het hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum heeft thuis geen enkel schilderij aan de muur. ‘We werken nog aan ons “hangplan”.’

Waar kom je vandaan? Ik ben opgegroeid in het land van Maas en Waal. Er was een duidelijk verschil tussen de Maaskant en de Waalkant. De Maas is een rustige rivier, terwijl de Waal bekendstaat als de gevaarlijkste van Nederland, met veél energie en onderstromen. Wij denken als Maas-en-Walers dat je dat kunt zien aan de mensen die er leven. Ik kom van de Waalkant.

Uit wat voor gezin kwam je? Nou, van VARAgids-lezers. Ik ben opgegroeid in een omgeving waar kunst niet vanzelfsprekend was. Mijn opa van vaderskant was metselaar en die van moederskant stoker en handvormsteenbakker. Dus bouwers en makers: de een produceerde stenen, waarmee de ander iets kon neerzetten. Hoe ouder ik word, hoe meer ik denk dat dat goed past bij wie ik vandaag de dag ben. Ik werk nu al forse tijd voor het Rijksmuseum, maar het duurde even voordat ik me realiseerde dat ik anders naar de rol en betekenis van kunst kijk dan collega’s die kunst met de paplepel ingegoten hebben gekregen.

Hoe ben je dan toch met kunst in aanraking gekomen? Als tienjarig jongetje maakte ik een werkstuk en een spreekbeurt over Rembrandt. Heel grappig, laatst heb ik het schriftje met mijn opdracht teruggevonden in de boedel van mijn ouders. Ik kreeg les van juffrouw Mimi Heijmink. Ze zag mijn werkstuk en begreep dat ik een interesse had die voor mijn leeftijd in onze streek niet vanzelfsprekend was. Zij stimuleerde mij. Het bijzondere is dat ik ook tekeningen bij mijn werkstuk maakte, onder andere een portret van Rembrandt. Ik kon het niet laten om die tekening als een soort zelfbevlekking door Google Lens te laten beoordelen. Google zag er meteen Rembrandt in.

Je kon dus goed tekenen. Had je geen kunstenaar willen worden? Natuurlijk wilde ik dat. Ik ben eigenlijk een gesjeesde kunstenaar. Ik werd als zeventienjarige door zowel de kunstacademie van Arnhem als die van Utrecht afgewezen. Ze zeiden dat ze me te bleu vonden en gaven mij het advies om eerst de wereld te ontdekken. Toen werd ik aan de Academie in Den Bosch aangenomen, maar inmiddels was ik niet meer zo zeker of ik kunstenaar wilde zijn. Ik wist van mezelf dat ik ook een soort onderwijzer ben. Daarom ben ik naar de lerarenopleiding gegaan en vervolgens ben ik kunstgeschiedenis in Nijmegen en Amsterdam gaan studeren.

Zou je een goede kunstenaar geweest zijn als je wel meteen was aangenomen? Nee, het had met zelfoverschatting te maken, vrees ik. Het was een goede inschatting van de academies om mij eerst de wereld in te sturen. In plaats van kunstenaar te worden werd ik kunstprediker: ik vind het belangrijk om over kunst te praten en te schrijven en kunst toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk mensen. Dat zit echt in mij. Voor veel mensen is kunst niet vanzelfsprekend, dat heb ik van huis uit gezien. Maar kunst is er wel voor iedereen, en dat verhaal wil ik vertellen. Met mijn ouders is het overigens meer dan goed gekomen, want ook zij werden uiteindelijk gegrepen door kunst. Op den duur zagen ze meer tentoonstellingen dan ik.

Hoe snel zie je of een schilderij goed is? Ah, daar had ik het net, voordat jij binnenkwam, nog over met kunstschilder Nard Kwast, die ooit deelnam aan het eerste seizoen van Project Rembrandt. Je ziet dat namelijk in een split second. Het is dat eerste moment van verrukking. En dan moet je dat taal gaan geven. Dat is het lastigst.

Wanneer heb je dat ’taal geven’ geleerd? Gaandeweg, door heel veel te zien en ook door zelfveel te maken. Het gaat om begrijpen waarnaar je kijkt. Taligheid en visuele geletterdheid komen uit dezelfde familie. Kunst heeft met het vertellen van verhalen te maken. Bij schrijvers doet ieder woord ertoe, bij schilders iedere verfstreek.

Er is een lange traditie van lieden als Pierre Jansen, Henk van Os en ook Joost Zwagerman, die hun enthousiasme voor kunst op televisie probeerden over te brengen. Ben jij daar een exponent van? Er is geen nieuwe Pierre Jansen, er is geen nieuwe Henk van Os. Iedere tijd waagt zijn eigen benadering. Er zijn heel veel mensen aan wie we vandaag de dag te danken hebben dat er deuren zijn opengegaan. Ik denk ook aan Jeroen en Jasper Krabbé. Mensen die allemaal op hun eigen manier verbinding proberen te maken. Ik zie mijzelf heel duidelijk als een verlengstuk van het Rijksmuseum. Het gaat niet om mij, maar om de kunst. Onze missie is hoe we mensen, kunst en geschiedenis met elkaar kunnen verbinden.

Waarom ben jij vooral een pleitbezorger van zeventiende-eeuwse kunst? Ik denk omdat Rembrandt mij al op jonge leeftijd heeft gegrepen. Het heeft ook te maken met het alledaagse realisme van die eeuw. In de zeventiende eeuw werd kunst voor het eerst op een enorme schaal toegankelijk. Er zijn schattingen dat er in die periode wel zes miljoen schilderijen in de Nederlanden circuleerden, voor iedereen en voor iedere beurs was er wat. In het Rijksmuseum zie je daar steeds meer aandacht voor. Waar we vijftien jaar geleden nog het museum van de echte topstukken waren, verwerven we nu ook werken uit een breder spectrum, zodat we een eerlijker beeld kunnen geven van kunst in de eigen tijd. Op 16 oktober (2025) opent hier bijvoorbeeld de tentoonstelling Thuis in de 17de eeuw, waar bezoekers worden meegenomen in een dag uit het leven van arme en rijke tijdgenoten van Rembrandt en Vermeer. Een kijkje achter de voordeur, vaak verrassend herkenbaar.

Als je kijkt naar literatuur, dan leven oude schrijvers eigenlijk alleen nog maar voort in straatnamen, terwijl de schilderkunst nog steeds springlevend is, met dikke rijen voor Vermeer en ongelooflijk veel aandacht voor jullie meerjarige project Operatie Nachtwacht. Wat maakt die kunst zo bestendig? Ik denk omdat die nog steeds over ons gaat. Het is niet heel moeilijk om als hedendaagse mensen verbinding te maken met het Nederland ‘uit de zeventiende eeuw, kijkend naar het werk van Jan Steen, Frans Hals of Gesina ter Borch. Het gaat in deze kunstwerken om werelden die dicht bij ons liggen. Veel mensen, ook wereldwijd, kunnen zich identificeren met de vaak heel kleine persoonlijke vertellingen in die schilderijen.

Mogen we zeggen dat hoe wij nu de verhalen en schilderijen beleven, lijkt op de beleving van vierhonderd jaar geleden? Nou, die beleving heeft zich ontwikkeld. En die ontwikkelt zich nog steeds. De manier waarop wij vandaag de dag over kunst praten is bijvoorbeeld anders dan in de tijd dat ik kunstgeschiedenis studeerde. Wanneer wij vroeger iets over de kunstenaar zelf zeiden, vond men dat veel te romantisch. Tegenwoordig maken we het steeds persoonlijker en snappen we dat de kunstenaar als persoon er wel degelijk toe doet. We kijken nu ook naar de impact die kunst maakt. Daarnaast hebben we veel meer aandacht voor materiaaltechnisch onderzoek, waardoor we door alle lagen van een kunstwerk kunnen kijken en ook het maakproces beter begrijpen.

In een interview zei je dat door alle onderzoekstechnieken waarmee jullie De nachtwacht hebben bekeken, jouw beeld op Rembrandt is bijgesteld. We hebben de neiging gehad om Rembrandt als een genie neer te zetten, maar in ons onderzoek hebben we hem zien ploeteren en werken. We zien hoe hij vanuit de ene gedachte bij de volgende komt, hoe hij stappen vooruit en weer terug zet. Hij is echt een bouwend kunstenaar, iemand die continu bezig is om zichzelf te verbeteren. Inmiddels weten we van De nachtwacht meer dan van welke andere Rembrandt ook. Als Rijksmuseum hebben we een prachtig uitgerust ateliergebouw om dit soort onderzoek te doen, waarmee we nog veel meer andere typen werken kunnen bestuderen. Restauratoren, natuurwetenschappers en conservatoren werken allemaal samen.

Het grote publiek heeft een geromantiseerd beeld van wildebrassende en groots en meeslepend levende kunstenaars. Zou Rembrandt ook nu nog als kunstenaar worden gezien? Dat denk ik zeker. Hij was enorm eigenzinnig en tegendraads. We hebben hem hier wel eens ‘Rembrandt de Rebel’ genoemd. Ik denk dat hij dat ook echt was. Lastige gast. Moeilijk in de omgang.

Heb je het gevoel dat je Rembrandt kent? Ik denk dat we veel van Rembrandt weten, maar hij is ook voor een groot deel ongrijpbaar. Waarom maakte hij wat hij maakte? Hoe verhield hij zich tot vrouwen? Hoe werd hij door andere kunstenaars in zijn tijd gezien en beoordeeld? Daar is nog ongelooflijk veel te ontdekken, en dat doen we dus ook nog dagelijks.

Je was jurylid in Project Rembrandt, De nieuwe Vermeer en Gezonken meesters, programma’s waarin hedendaagse kunstenaars zich werpen op oude meesters. Was dat niet ongemakkelijk soms? De kunstenaars gingen op de schouders van reuzen staan, alsof dichters sonnetten zouden toevoegen aan het oeuvre van William Shakespeare. Het ging ons erom kunst van vierhonderd jaar geleden weer relevant te maken en te vertellen dat creativiteit – het creëren en verhalen vertellen – ongelooflijk mooi en relevant is. En dat op een laagdrempelige manier. Er zijn veel mensen die zelf ook tekenen of schilderen, maar zich misschien laten ontmoedigen of ringeloren. Door onze programma’s hoopten we dat ze zich er toch weer toe zouden zetten.

Is het nog mogelijk om als Pieter van schilderijen te genieten en je als Roelofs in het Rijksmuseum met hogere kunst bezig te houden? We hebben thuis niets aan de muur.

Wat zeg je nu? In onze woonkamer hangt niets. Mijn vrouw is ook kunsthistoricus, maar we werken nog steeds aan ons ‘hangplan’. Het is best moeilijk om, als je je continu tussen topkunst bevindt, kunstwerken in je eigen huis te hebben.

Stel dat je één schilderij zou kunnen ontvreemden… Dat vind ik echt ondenkbaar. Kunst leeft door gezien te worden. Als ik verplicht zou moeten kiezen, wordt het toch het meest eenvoudige en tegelijkertijd meest krachtige schilderij dat we misschien hebben: Het melkmeisje van Vermeer. Ik werk hier nu twintig jaar, maar ik blijf er iedere keer weer iets nieuws in zien.

Hoe kan het dat er na twintig jaar nog iets is dat je niet eerder hebt gezien? Het is de magie die in Vermeer zit. We hebben hier de Vermeer-tentoonstelling gemaakt, de best bezochte tentoonstelling ooit in het Rijksmuseum. Het melkmeisje was de superster van die show. Het toonde hoe kunst mensen kan raken, hoe je in een kleine eenvoudige ruimte bezinning kunt bieden.

Wat heb je recent nog ontdekt aan dat schilderij? Er is onderzoek gedaan naar haar kleding en daar blijkt uit dat ze een kostuum draagt dat typerend was voor Zweedse dienstmeisjes uit de zeventiende eeuw. Dat roept allerlei inspirerende vragen op.

Wat zouden we van Vermeer en Rembrandt over deze tijd kunnen leren? Het gaat bij hen om mensen van vlees en bloed. Je voelt bij Rembrandt de zwaarte, maar ook de lichtheid van het leven. Voor mij is hij een universeel kunstenaar die waardigheid geeft aan iedereen die hij verbeeldt. En dus als hij iemand tekent met één been of iemand die aalmoezen vraagt, dan is dat altijd met aandacht en respect. Ik denk dat we daar iets van kunnen leren. Hoe kijken we naar onszelf en naar anderen?

CV

1972 Druten, Land van Maas en Waal

1984-1990 Pax Christi College in Druten

1990 Lerarenopleiding TEHATEX, Hogeschool Nijmegen

1991-1997 Kunstgeschiedenis en klassieke archeologie in Nijmegen en Amsterdam

1992-1994 Filosofie in Nijmegen (gestaakt)

1993 Medeoprichter OSK,0rganisatie Studenten Kunstgeschiedenis

1993 Medeoprichter kunsthistorisch tijdschrift Desipientia

1998-1999 0nderzoeksassistent Palazzo Grasi, Venetië

1999-2001 Docent kunstgeschiedenis Instituut Poster heide

2000-2003 Docent European Center Emerson College Boston

2001-2003 Junior onderzoeker en docent Radboud lJniversiteit

2003-2006 Conservator Museum Het Valkhof

2006-heden Verbonden aan het Rijksmuseum, eerst als conservator, vanaf 2018 hoofd schilder- en beeldhouwkunst en sinds 2023 hoofd beeldende kunst

TV

‘Vooral sport, heel veel wielrennen. En natuurlijk het Journaal. Er zijn heel erg mooie kunst en cultuurprogramma’s, waar ik met plezier naar kijk. Tussen kunst en kitsch is een evergreen. Van onschatbare waarde kijk ik ook wel, soms zet ik het beeld stil om even goed naar een kunstwerk te kijken. Op Netflix kijk ik uit naar de nieuwe Lupin en met mijn dochter kijk ik mee naar The summer I turned pretty. In de auto zet ik vaak het NPO 3-radioprogramma Barend & Benner op. Qua muziek kom ik steeds terug op het ongepolijste van de vroege jaren 90.’