Boutart says

Boutart, november 1992

Op 5 oktober 1992 verscheen in het blad Univers een stuk van Jaap Goedegebuure over het maandblad Boutart. Eerst zet ik dat stuk hieronder en dan komt de reactie van Boutart daar weer onder.

Grenzen (geschreven door Jaap Goedegebuure)

In mijn laatste alinea van vorige week was ik blijven hangen bij de literaire gemeenschap van Tilburg. ‘Amsterdam zijn Propria Cures? Dan kunnen wij niet achter blijven’, moet een gezelschap jonge goden op de Tilburgse Olympus, ik bedoel natuurlijk de Heuvel, hebben gedacht. ‘We noemen het Boutart, dan begrijpt de fijnproever meteen dat we de boutade tot kunst hebben verheven.’

Welnu, heffen dat kunnen die jongens wel. Ophef over een omelet, wat zeg ik, over gebakken lucht. Machtsverheffen toegepast op praatjes bij de dorpspomp. Ik dacht dat PC soms grof was, maar hier wordt geschreven met de motorzaag. Vooral Ronald Giphart en Bert Natter gaan flink tekeer. Uitgeverij de Arbeiderspers zou een bordeel zijn waar een zeker meisje van de suikerwerkfabriek zich via het kruis van de hoofdredacteur een weg omhoog heeft gewerkt (ik zeg het wat gekuister). Ex-criticus Wam de Moor zou zich hebben laten ombouwen en heet nu Margriet, Hans Warren zou laatst betrapt zijn toen hij in de Efteling oneigenlijk gebruik maakte van Holle Bolle Gijs, en zo verder van het dikke lawaaibomenhout waar de schandaalpers papier van laat maken.

Boutart wil, dat is wel duidelijk, van de belediging en de roddel een literair genre maken. Een haast onmogelijke taak. In de literatuur worden de grenzen van wat wel en niet kan voortdurend verlegd, en dus is de belediging van vandaag het eerbetoon van morgen. Geerten Meijsing zag dat in toen hij opmerkte dat diegenen onder zijn collega’s die hij in zijn sleutelroman De grachtengordel ongemoeid had gelaten, er veel erger aan toe waren dan de geportretteerden. De laatsten zouden dankzij hem immers het koninkrijk van de onsterfelijke roem beërven. Meijsing dacht natuurlijk aan wijlen Wim Kan wiens publiek voor een belangrijk deel bestond uit ministers die schuddebuikend zaten te luisteren hoe hij hen belachelijk maakte.

De kunstenaar, of hij nu cabaretier, schrijver of columnist is, wordt hofnar zodra hij personen aanvalt. Als je je wil onderscheiden, verdient het dus aanbeveling daar snel mee op te houden. Waarom niet het omgekeerde gedaan: het compliment tot belediging maken. Denk aan Shakespeare die Marcus Antonius zo honend laat zeggen dat Brutus een achtenswaardig man is.

De redactie van Boutart weet wat haar te doen staat: Maarten ’t Hart, die vrolijke krullebol met die muzikale stem en die onderhoudende verteltrant…

Reactie van Boutart:

Boutart says

Me thinks there is not much meaning in his sayings. (Naar William Shakespeare, Julius Caesar)

En of we weten wat ons te doen staat! Geachte mijnheer Goedegebuure, wat denkt u nu eigenlijk wel? Dat wij een vleiend redactioneel over die integere criticus Jaap zouden plaatsen? Nee toch? Wij vinden u namelijk een hele nare man, daar gaan wij niet over zitten liegen.

Als het u zou believen zouden we even op de thee komen om u een paar tikken op uw bek te geven, maar ja, zo gaat dat in de literatuur natuurlijk niet. Nee, we zullen het met de belediging moeten doen, het fijne stijlmiddel dat ons toestaat u een vervelende etter en een eigenwijze stinkende wurm te noemen. Wij vinden u een van lafheid in zijn broek schijtende paardelul.

Doodnerveus worden wij van uw kinderachtige insinuaties. Suggereren dat wij kunstenaars zijn, bijvoorbeeld, terwijl wij dat nergens zeggen, of zelfs maar pretenderen. Het liefst zouden wij met honkbalknuppels en kleine slagwapens uw boekenkast komen verbouwen. Of naar de Antoniusstraat 5 in Zoeterwoude-Rijndijk trekken met een paar van onze vrienden die niet eens kunnen lezen en schrijven om daar uw dochter (Esther, 24) te gaan buttgangbangen. Onze sigarepeuken (Hofnar, inderdaad) in die redelijke Nexussmoel van u te komen uitdrukken. Maar helaas, we zullen onze vendetta met de pen uit moeten vechten, dat is gebruikelijk in de literatuur, zo doen volwassen stukjesschrijvers dat toch mijnheer professor doctor Goedegebuure? Dus rekent u er maar op dat wij aanstonds voor de deur staan om een paar ballpoints in uw toegeknepen aarsgat te komen stoten. Wij willen ons onderscheiden en zullen daarom juist niet stoppen personen aan te vallen.

Onze grote bek is het enige wat we hebben, mijnheer professor doctor zeikerd, en we zijn er in het geheel niet op uit om mensen belachelijk (oei oei!) te maken, nee, wij willen mensen kapot maken, monddood, levensmoe, depressief, geil. Dat u, in uw oneindige wijsheid, dàt niet heeft gezien nemen wij u kwalijk. Dus doe ons lol, lul, en bemoeit u zich niet met ons. Als u het niveau niet kunt volgen, verlaat dan met gebogen hoofd en neergeslagen ogen de arena, en dank op uw blote knieën de Goden dat u niet met huid en haar verscheurd bent door three honourable lions called Boutart.