Vreemdgaan

Verscheen op 19 januari 2008 in Volkskrant Magazine

Fotografie: Arjan Benning

RIBEYE MET MANDARIJN (naar een recept uit De complete Aziatische keuken)

INGREDIËNTEN

  • 350 g ribeye in reepjes
  • 4 tl sojasaus
  • Scheut droge sherry
  • 1 tl fijngehakte verse gemberwortel
  • Scheutje sesamolie
  • Mespunt gemalen witte peper
  • 2 tl in de oven gedroogde fijngesneden mandarijnschillen
  • 1,5 tl suiker
  • 1,5 tl maïzena
  • Kopje runderbouillon

Doe het vlees in een schaal, meng er de sherry, gember, sesamolie en twee theelepels sojasaus door en laat dit een kwartier marineren. Verhit olie in een wok of koekenpan. Roerbak het vlees in twee minuten op een hoog vuur tot het van kleur verandert. Roer de peper, mandarijnschillen, suiker en de rest van de sojasaus door het vlees. Roer de maïzena met wat bouillon tot een papje en doe dat bij de rest van de bouillon. Giet dit mengsel al roerend bij het vlees. Blijf roeren tot de saus kookt en dikker wordt. Serveer dit met rijst. Gebruik hiervoor een tweede pit.

Vreemdgaan

Voor ik toestemming kreeg op kamers te gaan, moest ik bij mijn moeders – als jarenzeventig-kind had ik er meer dan één – een heus keukenexamen doen. Ik leerde een ei koken, dat er zand kon zitten in prei en dat ik na het bereiden van varkensvlees mijn handen moest wassen. Veel heb ik niet aan deze moederlijke adviezen gehad. In het begin van mijn studietijd kwam koken er voornamelijk op neer dingen in plastic bakken op te halen dan wel op te warmen. Culinair was de keuken in mijn studentenhuis niet bepaald verfijnd: we werkten volgens het ‘allemaal in één pan-principe. Alle al dan niet bij elkaar passende ingrediënten gingen in een naar redelijkheid zo schoon mogelijke pan, en daarna moest het gerecht minimaal anderhalf uur pruttelen, in de wetenschap dat geserveerd met mayonaise alles lekker smaakt. Zoals mezen van elkaar schijnen te leren hoe ze aluminium dopjes van melkflessen moeten doorprikken, zo leerden jongere huisgenoten van ouderen hoe ze van bliktonijn, rundergehakt, crème fraîche en (voor ‘de gezond’) Cup-a-Soup samen met water een heerlijk schuimende brei konden kokkerellen.

Een echte innovatie kwam pas bij de ontdekking dat er op het gasfornuis, ónder de aangekoekte vetresten, meerdere gaspitten schuilgingen. Pitten die we konden gebruiken om een ingewikkelde maaltijd te bereiden, bijvoorbeeld als er studentes kwamen eten. Dat lazen we in de Viva: meisjes houden van jongens die kunnen koken. En zo vormde mijn kooktechniek zich. Toen ik na een paar jaar aanmodderen eindelijk mocht koken voor mijn latere vrouw, had ik inmiddels iets als een eigen stijl ontwikkeld. Een walgelijke stijl, maar een eigen stijl. Mijn toenmalige specialiteiten waren rode-bietenlasagne met een rodewijnbechamel (volgens mijn veronderstelling dat rood met rood een passende kleurencombinatie was) en flensjes gevuld met avocadomousse.

De laatste specialiteit heeft de ratrace in onze keuken al die jaren overleefd. Er zijn ook veel gerechten die om onduidelijke redenen zijn weggezakt in de vergetelheid. Van de week vond ik in een uit het oog geraakte kast een kookboek genaamd De complete Aziatische keuken (uitgeverij Köneman). Maf om het na jaren plotseling weer in handen te hebben. Het boek rook en voelde vertrouwd, ik wist waar de rafelranden zaten, vetplekken, geplette voedselresten. Ooit kreeg ik het van mijn vrouw. We waren van onze studentenkamers verhuisd naar een huurhuis in wat tegenwoordig een krachtwijk heet. Mijn vrouw – even mijn zakdoek pakken – was zwanger van onze eerste en dat was voor haar een mooi excuus om normaal te eten en haar leven niet te laten bepalen door de calorieënterreur. Uiteraard at ik met haar mee.

Nu is vreemdgaan de liefde bedrijven met iemand die niet je vaste partner is. Oudgaan is de liefde bedrijven met iemand die ooit je vaste partner is geweest. Dankzij de vondst van het kookboek zijn mijn vrouwen ik gisteren ongegeneerd oudgegaan, met een gerecht dat we vroeger vaak hebben bereid: ribeye met mandarijn. Even waren we terug in de jaren negentig, even zat mijn oudste zoon nog in mijn vrouws bolle buik. Tien jaar later vraagt deze voormalige bolling waarom we dit in godsnaam niet vaker eten.