Flamberen kan je leren

Verscheen op 19 april 2008 in Volkskrant Magazine

Fotografie: Arjan Benning

Flamberen is een kunst. Dus gaat pappa flamberen. Eén keer.

Ik denk niet vaak aan flamberen. Ik denk eigenlijk nooit aan flamberen. Bij bijzondere familiegelegenheden flambeerde mijn moeder weleens een gerecht ter opluistering van de feestvreugde. Meer nog dan de koddige vlammetjes herinner ik me de alertheid van mijn vader, die met een emmer water binnen handbereik benauwd stond toe te kijken (met de fotoboeken en verzekeringspapieren vluchtklaar). Flamberen doet de Japanse kok die de lichten boven zijn baktafel dooft om wat kundig gesneden reepjes vlees of vis in de hens te zetten, waarna alle gasten bewonderend knikken, om hun gesprekken weer te hervatten.

Tot ik gisteren bij de antiquaar het oude boekje Flamberen. Ruim 200 vlammende recepten, oorspronkelijk verschenen als Die Kunst des Elambierens, achteloos toevoegde aan een stapeltje af te rekenen kookboeken. Voor € 3,95 kon ik mijn vingers er niet aan branden. Een halfuur later liep ik met een tas vol leesvoer langs Peek & Van Beurden, een van de weinige nog echte delicatessenwinkels in Utrecht. Op de toonbank lagen een paar doosjes genaamd ‘Munster à Flamber’, een Munsterkaasje en een mignonnette (een mooier woord dan mini-flesje) eau de vie met komijn, bedoeld om de kaas te flamberen.

Nu ben ik niet spiritueel of metafysisch-zwakbegaafd, maar als een fenomeen zich zo opdringt moet je eraan toegeven. Ik kocht de munster en las het boekje over flamberen. Natuurlijk: heb ik me dus al die tijd vergist. Wat blijkt? Flamberen is een kunst. Flamberen is oeroud. Flamberen is gezond. Flamberen geeft veel smaak. Flamberen is gezellig. Flamberen is een avontuur. Althans, zo dacht men er in de vorige eeuw over.

Je kunt zo’n beetje alles flamberen wat je maar wilt: bereid vlees, vis en groente, maar ook goulash, soep, sandwiches, rauwe haringen (een specialiteit van het toenmalige flambeerrestaurant The Flaming Wheel in New Vork), roereieren, vruchten, botermengsels, crêpes, puddings en…kazen.

Mijn gezin nam opgewonden plaats aan tafel, mijn kinderen met dezelfde astmatische blijheid waarmee ze zich verheugen op Oud en Nieuw. Pappa ging brandstichten in de huiskamer! Mijn vrouw sloot de gordijnen en ik verwarmde de eau de vie (gouden regel: hoe warmer de sterkedrank, hoe beter de ontbranding). Nu kwam het grote moment: ik goot een beetje van de drank over de kaas en zette er de vlam in. De teleurstelling in de ogen van mijn pyromane kinderen was bijna vloeibaar. Het waakvlammetje van de geiser van ons vakantiehuisje brandt spectaculairder dan het laffe dekentje blauw gebibber op de kaas.

Ik weet niet of ik nog vaak aan flamberen zal denken.