Cybersex: Hoe doen we het over 12,5 jaar? Met behulp van Internet en virtual reality? Kenners Lisa Palac en Ronald Giphart over sex in de toekomst.

De lokroep van de genen

Dit verhaal verscheen in de Playboy van november 1995.

Cybersex: Hoe doen we het over 12,5 jaar? Met behulp van Internet en virtual reality? Kenners Lisa Palac en Ronald Giphart over sex in de toekomst.

Je hoort en leest steeds meer over cybersex: geiligheid via computers, virtual reality, internet en dergelijke. Zullen we ‘het’ in 2008 (als Playboy 25 jaar bestaat) alleen nog maar digitaal doen? Twee kenners – Lisa Palac, computersex-deskundige, en Ronald Giphart, meesterverteller van de natuurlijk, menselijke sex – over sex anno nu en sex anno 2008.

DE LOKROEP VAN DE GENEN

Heeft sex niet altijd al te maken gehad met onze chromosomen die willen overleven? Dat zal in 2008 niet veranderd zijn, alleen bekijken we dan met de computer of onze genen met die van die ene vrouw ‘matchen’.

Na het strand, het kleine café, het vervallen restaurant en het oude dorpje zijn de biologe en ik in de jaccuzzi van ons hotel beland. We discussiëren over geboortenbeperking, het leed dat gemene cheetahs argeloze antilopes aandoen en het door wetenschappers zogenoemde tent-effect (de lichamelijke reactie van een vagina om gedurende sexuele opwinding ongeveer 30% dieper te worden, waardoor een penis makkelijker kan worden ontvangen). Terwijl Bobby me inwijdt in haar wereld, registreer ik haar gezicht, haar mond, haar tong. Als we een moment stil zijn, bekijken we onszelf in de spiegels boven het stomende bubbelbad. Onze lichamen zijn niet te zien, we drijven onder het wilde luchtbellen-landschap. Bobby is mooi, ze is 27 jaar en viert in dit vakantieoord haar promotie. Haar gezicht is bruin, haar haren lang, haar lichaam krachtig en haar conversatie zoet, ad rem en verslavend. In de verte horen we schreeuwende kinderen in de swimmingpool, maar verder is er niemand. Ik probeer Bobby al de hele dag te versieren, hoewel ze alleen nog maar heeft geglimlacht om mijn doorzichtige pogingen.

“Alles is terug te brengen op één onwankelbare drift: men moet in leven blijven. Dit komt neer op vier dingen: een mens ademt, consumeert, beschermt zich en probeert zich voort te planten,” doceert ze, als ik een opmerking maak over de drang van mensen om zich sexueel te verenigen (een drang die mij stante pede parten speelt). “Dit voortplanten gebeurt onder andere als gevolg en met behulp van sex, ofwel een ritmische lichaamsbeweging die neerkomt op de uitwisseling van genetisch erfmateriaal.”

De biologe kijkt me even aan.

“Sex is zoiets als zuurstof,” gaat ze verder, terwijl ik naar adem hap, want ik voel hoe ze onder water met haar rechtervoet over mijn linkerbeen begint te strelen. “Ik moet er wel bij zeggen dat de meeste mensen bewuster met hun geslachtsdelen bezig zijn dan met hun longen. Ik ken althans geen glossy tijdschriften met verleidende kleurenfoto’s van zuurstofatomen.”

“Ik ook niet,” zeg ik, maar Bobby gaat er niet op in.

“Waarom planten wij ons voort? We doen dit in de onbewuste hoop dat onze genen zullen overleven. Het zijn niet wij, die willen voortleven, het zijn onze genen, onze chromosomen, ons DNA.”

“De viezerikken,” probeer ik, ondertussen op mijn beurt met mijn voet Bobby’s been betastend. Ze laat dit toe, en gaat achteloos verder: “Omdat bij de voortplanting van jouw genen de genen van een ander individu onontbeerlijk zijn, is enige zorgvuldigheid bij de keuze van de sexpartner geboden. Het geeft geen pas om je te vermenigvuldigen met iemand die slechte genen heeft, ofwel genen die bij jouw nageslacht ziektes, verschrikkelijke mondgeur-atomen of vroege dood veroorzaken. Je hebt in principe keuze uit een paar miljard potentiële genenleveranciers, dus je hoeft geen genoegen te nemen met inferieure zaad- c.q. eicellen.”

“Nee,” zeg ik, me afvragend of dat misschien op mij slaat.

“Nu zijn er verschillende methoden om iemand te beoordelen op de stand van diens DNA,” vervolgt ze. “Luister, Plato zei al dat het uiterlijk een manifestatie van het innerlijk is, en inderdaad is iemands uiterlijk grotendeels het visitekaartje van zijn of haar chromosomen. Waarom we iemand sexueel aantrekkelijker vinden dan een ander, heeft te maken met het vermoeden dat die aantrekkelijke betere genen heeft. Dat noemen we fenotypen. De delen van het lichaam die door genen worden beïnvloed, bijna alle om precies te zijn, zeggen iets over die genen. Iemand met een brede borstkas heeft daar hoogstwaarschijnlijk genetische aanleg voor. Hoe aantrekkelijker we iemand vinden, hoe groter ons vermoeden dat die iemand sterk nageslacht zal krijgen.”

Na deze uitleg schuift Bobby dichter naar me toe. Ze gaat zitten in het kuipstoeltje naast het mijne. Ik druk mijn lippen op haar hals met het oogmerk een serieuze poging te doen haar te zoenen, maar ze zegt: “Geur is een tweede methode om het DNA van een eventuele sexpartner te checken, wist je dat? Er bestaat het sterke vermoeden dat de chromosomen van mensen die elkaar lekker vinden ruiken sterker nageslacht produceren dan de chromosomen van mensen die elkaar vinden stinken. Door uithuwelijking en andere vormen van verplichte koppeling is het vaak voorgekomen dat partners die elkaar nooit zelf hadden uitgekozen, toch kinderen kregen, en het is bijna zeker dat dit meer kindersterfte en desastreuze ziekten tot gevolg heeft gehad. Met andere woorden: deel nooit je liefde met iemand die je niet aantrekkelijk vindt of die je vindt stinken, want je verdoet je kostbare energie.”

“Slaat dat op mij?” wil ik vragen, maar ik durf het niet. Wel bijt ik Bobby zachtjes in haar nek, vlak onder haar oor. Ze beantwoordt dit door haar hand op mijn been te leggen.

“Een derde manier om mensen te toetsen op de vitaliteit van hun chromosomen, is te kijken naar hun gedrag. Zo is er bijvoorbeeld een opvallende overeenkomst tussen James Dean en menig roodborstje. James Dean was een outlaw, die rookte, dronk, zijn lichaam teisterde, vocht, racete en speelde met de dood. Dit was een manier van de genen van James Dean om aan de buitenwereld te laten zien: oké, ik rook, drink en vecht, maar mijn lichaam kan dat hebben omdat ik sterk DNA heb. Neem mij dames, en jullie nageslacht zal net zulke sterke chromosomen krijgen. Voor roodborstjes geldt hetzelfde. Vrouwtjes-roodborsten prefereren mannetjes-roodborsten die mooi kunnen zingen boven mannetjes-roodborsten die minder mooi kunnen zingen, met als gevolg dat de mannetjes-roodborsten verbeten en om het hardst gaan laten zien dat ze genen hebben om mooi te zingen. De mannetjes besteden derhalve riskante hoeveelheden tijd en energie aan hun gefluit, waarbij vele roodborstjes op jammerlijke wijze het leven laten, net als James Dean.”

Omdat ik het tijd vind worden iets van de vitaliteit van mijn chromosomen te tonen, pak ik Bobby onverwacht beet en til ik haar vanuit haar zitkuip op mijn schoot. Ik zoen haar rug en laat mijn handen over haar lichaam gaan.

“In de toekomst,” gaat Bobby nog almaar onverstoorbaar verder, zelfs als ik de schouderbandjes van haar badpak langs haar armen laat glijden en ik haar borsten verlos, “ik schat zelfs halverwege volgende eeuw zullen biologen een nieuwe manier van DNA controle ontwikkelen. Iedereen zal dan zijn eigen genen in kaart kunnen brengen, om daaruit een eisenpakket voor de Persoonlijk Ideale Genen (P.I.G.) samen te stellen. Ofwel: alvorens men door middel van te neuken nageslacht gaat produceren, zal men in de toekomst eerst inzage willen in de genetische compatibiliteit van de bedpartner.”

Omdat ik Bobby vanachter beetpak en mijn handen met haar borsten spelen, begint ze langzaamaan steeds heser te praten. Ze beweegt haar hoofd naar me toe en kijkt in de spiegel naar ons achterwaartse omstrengeling. In het borrelende en stomende water is niet te zien dat mijn hand in Bobby’s badpak verdwijnt. Bobby zucht een paar keer zacht, terwijl ze mijn zwembroek pakt en deze rustig omlaag trekt.

“In 2008 zullen mensen in cafés hun elektronische chromosomenpaspoort bij zich hebben om met behulp van zakcomputers te bepalen of het überhaupt de moeite waard is om een gesprek te beginnen. Matchen de genen op voorhand al niet, dan is het zonde om tijd en energie te verspillen. Zo zal het gaan, in de toekomst.”

“Wat ben ik blij dat we nog niet in de toekomst leven,” zeg ik, Bobby in een iets gemakkelijker positie manoeuvrerend. In het wilde water is niet te zien hoe onze ouderwetse chromosomenpaspoorten matchen. Het enige wat opvalt, is Bobby’s badpak, dat boven de bubbels opbolt als een tent.