Nieuw!

Viva nr.1 1-7 januari 1996

FOTO: Friso Keuris

De Amerikaanse schrijver Kinky Friedman zei eens dat je in Texas al een homo bent als je meer van vrouwen houdt dan van American Football. In deze opvatting zijn vriend Bleeker en ik behoorlijke homo’s. Eens per week komen we bij elkaar om ons roemruchte tragische verleden met vrouwen te bespreken en onze huidige erotische beslommeringen. Soms proberen we tussen het opscheppen over de Vreselijk Mooie Sexmomenten door ook te praten over wat ons werkelijk bezighoudt (dat we verliefd zijn op haar, haar en haar, of dat het uit is met die, die en die, en dat we ons daarover zo nu en dan echt erg klote voelen), maar dit trachten we zoveel mogelijk tot een minimum te beperken. Meestal drinken we alleen maar wat, terwijl een van ons een intrigerende geschiedenis over een verloren geliefde vertelt.

“Het was een nacht die je normaal alleen in films ziet,” legde Bleeker me onlangs uit, aan het begin van een verhaal over een eennachtse nazomerliefde van jaren geleden. “In hardcore pornofilms dan.” Bleeker bestelde een rondje en vervolgde: “Het was tijdens de introductiedagen van studenten, waarvan ik een verslagje moest maken. Ik raakte aan de praat met een al wat oudere en toch niet minder mooie organisatrice. Ze was een jaar of zevenentwintig en ik zei dat die jonge studentenknulletjes best knap zijn, hoewel het natuurlijk toch lijkt of ze allemaal door dezelfde vader zijn verwekt. Ik hoopte dat zo’n constatering genoeg band schiep om samen uit eten gaan, maar we namen nogal abrupt afscheid van elkaar. ‘Ik zie jou nog wel’, zei ze geheimzinnig. Die avond dacht ik lang na over het smoesje waarmee ik de organisatrice zou opbellen. Dit zijn bij mij de eerste tekenen van verliefdheid.”

Bleeker nam een slok wijn. “Afgezien van een permanente erectie, natuurlijk. Die avond moest ik tot laat ergens in een café zijn, en toen ik naar huis fietste, besloot ik gedachteloos om eens een totaal andere weg te nemen dan normaal. Ik rij dus in een straat waar ik nooit kom. Aan de overkant zie ik plotseling die organisatrice, en zonder dat ze ook maar een moment verbaasd lijkt te zijn, zegt ze: ‘Hé Bleeker, zullen we nog even wat gaan drinken?’ Ik blijk te stotteren, terwijl ik ondertussen denk: in de negen jaar dat ik in deze stad woon, heb ik haar nog nooit gezien, en nu twee keer op één dag.”

“Geloof je nu in God?” vroeg ik. “Nou dat niet, maar merkwaardig was ’t wel. En het allermooiste komt nog. Toen we in een café nog wat gedronken hadden, en we om half zes ’s morgens onze fietsen zochten, bleek er op het veld voor ’t café een reuzenrad te zijn neergezet. Het rad bleek uitgestorven, maar we konden er zo in. Een erg mooi moment: bungelend in het onderste kooitje van dat rad kusten we elkaar, terwijl in het oosten de zon opkwam. Die organisatrice en ik hebben elkaar daar lief gehad, heel achteloos, bijna sereen.”

Bleeker zweeg even. “Het allervreemdste is dat ik haar daarna nooit meer heb gezien. Nooit meer.”

Nu zwegen we beiden. “Dat zou eens bij wet verboden moeten worden, dat je elkaar nooit meer terugziet!” riep ik. “Precies!” bulderde Bleeker.

Hierna hebben we beiden onze glazen omhoog gestoken en zijn we, namens alle mannen van de hele wereld, gaan toosten op alle vrouwen die we nooit meer hebben gezien. Wij houden meer van hen dan van American Football.

Hoe denkt een man nu ècht over vrouwen, relaties en sex? Schrijver Ronald Giphart laat het je elke week in Viva lezen.