Viva 21

Viva 20 mei 1996

Remco Campert noemde het ooit bloesjesdag: de eerste dag in de lente waarop vrouwen hun winterjassen uittrekken om in openwaaiende zomerkleren langs de terrassen te vlinderen. De mooiste dag van het jaar. Goddank hebben Bleeker en ik Bloesjesdag 1996 niet gemist, op het terras van café Flater zien we ze allemaal voorbijtrekken: de ene vrouw nog mooier dan het andere meisje. Alle jurkjes, T-shirts en korte broekjes uit de provincie Utrecht lijken deze dag over de Oude Gracht langs onze stoelen te huppelen, iedereen glimlacht, de zon schijnt, het gegiste druivesap vloeit rijkelijk, op de hoek bij de HEMA zoenen een jongen en een meisje, zachte wind ritselt de bomen, heerlijke geuren waaien over straat en hormonen gierden iedereen door het halfblote lichaam. Verdoofd door zoveel pracht en schoonheid heffen Bleeker en ik de wijnglazen, en toosten we op de naderende zomer, het nieuwe leven, liefde, lusten, lasten, listen, loopsheid.

Bleeker vertelt over zijn tante, die jaren in Oeganda had gewoond en beweerde dat de mannen daar konden ruiken wanneer een vrouw ovuleerde. Roken zij eisprong dan raakten zij volgens Bleekers tante helemaal opgefokt en deden ze onophoudelijke pogingen die vrouw te versieren.

“Ik heb mijn tante talloze malen uitgelegd dat het wetenschappelijk niet is bewezen dat het vrouwtje bij de mens tekenen van loopsheid vertoont, maar ze hield stug vol dat de Oegandese man dichter bij de natuur staat dan de Westerse man,” zegt Bleeker, terwijl op dat moment net een hele praatgroep halfnaakte vrouwen passeert.

“Uit onderzoek onder studentes blijkt wel dat zij tijdens hun ovulatie inderdaad vaker seks hebben,” gaat Bleeker verder, “maar volgens de wetenschap is dit geen vorm van oestrus. De sekspiek rond de eisprong wordt veroorzaakt door het seksdal rond de menstruatie, als vrouwen seks juist proberen te vermijden.”

“Maar zijn vrouwtjesmensen nu wel of niet loops?” vraag ik, minder thuis in dit onderwerp.

“Praktisch alle zoogdieren kennen het systeem van beperkte seks, behalve inderdaad de mensenvrouwen, van wie je zou kunnen zeggen dat ze of helemaal niet loops zijn, of voortdurend loops. Dat laatste klinkt beter, vind ik.”

Een vrouw die ik afgelopen winter nog wel eens voorbij zag schuifelen omhuld in ontelbare dikke lappen, petten, shawls en moonboots, is uit haar cocon gestapt om slechts gekleed in een bebloemd zomerjurkje langs de gracht te flaneren. Als ze voorbij is, zegt Bleeker (zuchtend): “De grote vraag is: waarom vrouwen permanent ontvankelijk zijn en niet af en toe, zoals de vrouwtjes bij andere diersoorten. Daar heeft de wetenschap inmiddels duizenden theorieën voor bedacht. De mannetjes zouden het vroeger zwaar genoeg hebben gehad bij het jagen om zich niet ook het hoofd op hol te laten brengen door loopse wijfjes. Een andere theorie zegt dat vrouwen permanent beschikbaar zijn om de paarvorming te bevorderen. Het grootbrengen van de kinderen duurt bij de mens erg lang, en dit vergt een extra inspanning van het mannetje: namelijk dat hij bij het wijfje blijft. Door de seks ‘seksiër’ te maken, zou dat makkelijker zijn. Deze gedachte komt uit dezelfde koker als waarom vrouwen vergeleken met andere dieren zulke grote borsten hebben. Mensen paren als een van de weinige diersoorten frontaal, in plaats van achterwaarts. Vrouwenborsten zouden een trucje zijn van de natuur om mannen naar de voorkant van de vrouw te lokken, zodat man en vrouw elkaar aankijken en de band tussen hen sterker wordt. Overigens dezelfde reden, waarom de mannetjesmens van alle primaten relatief gezien de grootste penis zou hebben.”

Als op dat moment de groep halfontblote vrouwen weer passeert en Bleeker voorstelt dat we ‘net als de Oegandese mannen’ gaan proberen te ruiken wie van hen het vruchtbaarst is, laat ik hem eindelijk zijn mond houden. Niets mag deze Bloesjesdag verpesten.

Ronald Giphart