Rob Wijnberg

Vara Gids 6, 7-13 februari 2015

Zijn online-krant De Correspondent bestaat nu ruim een jaar. Reden voor Ronald Giphart om de staat van de journalistiek te bespreken met hoofdredacteur Rob Wijnberg (32).

Heeft televisie nog belang, of is het een stervend medium? Nee, integendeel! Het is zoals John de Mol laatst slim opmerkte: tv is in feite nog het enige medium dat een massale collectieve beleving kan veroorzaken op één en hetzelfde moment. Als je naar een WK-voetbalwedstrijd kijkt, weet je zeker dat iedereen daar de volgende dag over zal praten. En televisie is alleen maar groter geworden. Het aantal uren dat gemiddeld naar tv wordt gekeken, is de afgelopen jaren gestegen. Het idee dat er steeds minder tv wordt gekeken, is echt een elite-opvatting. Het is in sommige kringen heel flink om te zeggen dat je weinig tv kijkt, maar dat is geen algemene tendens.

En jij zelf? Nou ik kijk dan toevallig heel weinig televisie. Ik kijk een halfuur voor het slapen gaan, maar dat is omdat ik altijd aan het werk ben. De unieke kwaliteit die tv heeft en kranten en internet niet hebben, is dat je een ervaring massaal deelt. Daarom zal tv altijd een factor van belang blijven. Naar Late Night bij RTL 4 kijken één miljoen mensen tegelijkertijd, dat bereikt geen enkel ander medium. Er is vooralsnog geen concurrent voor die massale beleving.

Je bent een bekende journalist. Het grappige is dat toen ik jou googelde, achter jouw naam direct woorden aan als ‘vriendin’, ‘relatie’ en ‘getrouwd’ verschenen. Haha, vreemd besef dat mensen dat soort dingen blijkbaar willen weten, maar het is natuurlijk ook een compliment. Misschien zoeken mensen ernaar omdat ik er bijna nooit iets over zeg. Bewust. Ik héb een vriendin, maar ik vind niet dat zij gevraagd heeft om de publiciteit die ik zoek. Waarom zou zij onderdeel moeten zijn van het publieke gesprek over mij?

Je hebt het wel over je ouders, die zelf beiden enige bekendheid genieten. Wat vinden zij van jouw bezigheden? Ze zijn erg trots. Ik kom uit een milieu waarin heel veel werd gediscussieerd. Het oeverloze praten heb ik niet van een vreemde. Ik werd enorm gestimuleerd, in alles. Ik heb een onmetelijk zelfvertrouwen meegekregen omdat mijn ouders altijd zeiden: probeer maar, doe maar. De zinnen ‘dat kan niet’ of ‘dat zal je niet lukken’ heb ik nooit gehoord, wat ik ook opperde. Ik wilde al op jonge leeftijd ondernemer worden. Ik wilde niet per se rijk worden, maar ik vroeg me al als scholier af wat voor businessmodel ik zou kunnen ontwikkelen. Op mijn vijftiende wilde ik mij inschrijven bij de Kamer van Koophandel, tot ik ontdekte dat dat niet mocht omdat ik te jong was. Dat vond ik zo belachelijk dat ik bij de kantonrechter een zaak heb aangespannen. Ik won, waarna ik mij heb ingeschreven met een bedrijfje in wenskaarten. Mijn vader maakte de teksten en mijn tekenleraar de illustraties. Ik probeerde die kaarten te verkopen en dat liep vrij aardig. Ik heb er als scholier wel een paar duizend gulden mee verdiend.

En daarom besloot je bedrijfskunde te gaan studeren? Ja, maar die studie viel zeer tegen. Ik dacht bij alles: waarom kun je dit soort dingen niet gewoon in de praktijk leren? Bedrijfskunde was helemaal geen intellectuele uitdaging. Daarna ben ik naar de toneelschool in Amsterdam gegaan, want ik wilde stiekem het allerliefst cabaretier worden. Alleen viel ook de toneelwereld me erg tegen. Ik vond toneelspelers totaal met zichzelf geobsedeerd. Bijna iedereen was louter bezig met ‘zichzelf en ‘wat heb ik te vertellen?’. Het ging in het geheel niet over de wereld daarbuiten. Mede daarom switchte ik naar filosofie en daar ontdekte ik dat studenten na het college over de dingen in de wereld stonden te praten. Daar had ik veel meer mee.

Kwam je bij De Telegraaf terecht omdat je vader daar al een jaar of vijfentwintig columnist is? Is dat het Johnny de Mol-effect? Ik heb het echt op eigen kracht gedaan. Vanaf mijn veertiende ben ik columns gaan ‘oefenen’ en die liet ik ook aan mijn vader lezen. Op mijn achttiende heb ik mijn beste stukjes verzameld en naar kranten gestuurd. De Telegraaf reageerde vrij snel. Later ontdekte de chef van de jongerenpagina dat ik de zoon was van de columnist die een paar pagina’s verderop stond.

Hoe was het om te publiceren, amok te maken? Dat was voor mij zo vanzelfsprekend. Het was geweldig, natuurlijk, maar het voelde als: ja, dit is wat ik doe en wil doen. Dit ben ik. Dat had ik al van meet af aan. Na een tijd kreeg ik ruzie met De Telegraaf over columns die ik had geschreven over het koningshuis en andere zaken, waarop ik de tip kreeg te solliciteren bij NRC Next, dat net werd opgezet.

En werd je daar aangenomen met het idee datje hoofdredacteur zou worden? In het begin zat het niet goed tussen Next en mij. Ik werd neergezet op de binnenlandredactie, waar ik echt niet op mijn plaats was. Ik studeerde nog steeds filosofie en dat botste met wat ik bij Next moest verslaan. Filosofie gaat over tijdloze vragen die al tweeduizend jaar hetzelfde zijn. Wat is waar? Wat is rechtvaardig? Wat is mooi? Actualiteit gaat over vragen die vandaag en in de meest gevallen alléén vandaag interessant zijn. De kloof kon niet groter. Bij mijn studie hield ik me bezig met de meest tijdloze kwesties ooit en op de krant met de vluchtigste hypes. Ik was erg ongelukkig. Bij Next wisten ze niet of ze mijn contract wilden verlengen. Hans Nijenhuis, de toenmalige chef vond het een goed idee dat ik voor de opinieredactie zou gaan werken. Opinie werd mijn redding.

Toen Nijenhuis wegging nam jij het roer van de krant over. Waarom vroegen ze jou? Ik had vrij uitgesproken ideeën over journalistiek, die mede gevormd waren door Joris Luyendijk. Wat wij actualiteit noemen, is een op zijn best onvolledige, in de meeste gevallen misleidende en op zijn slechtst totaal onzinnige blik op de werkelijkheid.

Zo, die zit. Actualiteit wordt verkocht met de slogan ‘nu weet je wat er speelt in de wereld’, maar het omgekeerde is juist het geval: als je de wereld volgt via het nieuws weet je aan het eind van de dag precies hoe de wereld niet werkt, wat er niet speelt. Nieuws gaat altijd over uitzonderingen en nooit over regels en de heel trage structurele onderliggende ontwikkelingen. Dat is logisch. Het Journaal zal nooit openen met het bericht dat vandaag tien miljoen mensen naar hun werk zijn gegaan en daarna vredig thuis hun warme maaltijd hebben genuttigd. Luyendijk zei: ‘Nieuws is wat vandaag gebeurt, maar nooit wat elke dag gebeurt.’ Wat elke dag gebeurt heeft veel meer invloed op onze levens. Een aanslag in Parijs is natuurlijk iets wat we willen weten, maar het is echt een uitzondering. De structurele ontwikkeling is: er is nog nooit zo weinig geweld in de wereld geweest als nu. Mijn ambitie bij NRC Next was het om ‘het nieuws’ te herdefiniëren.

Wat is nieuws dan? Nieuws zoals dat nu vaak wordt gemaakt kun je omschrijven als datgene waar men over praat. En waar men over praat is meestal datgene wat je door de media in je gezicht wordt geduwd. En zo wordt nieuws dus een zichzelf in stand houdende carrousel. Nieuws wordt afgerekend op advertentie-inkomsten en doelgroep bereik, en niet op een eigenstandig idee van maatschappelijke relevantie. Als je naar een kiosk gaat, kun je je afvragen hoe het kan dat alle kranten op elkaar lijken. Natuurlijk, kranten hebben een eigen voorkant en fotootjes erbij, maar over de essentie van wat nieuwswaardig is, verschillen ze niet van mening. Vijf van de zes voorpagina’s bevatten dagelijks hetzelfde nieuws. Charlie Hebdo. Premier Rutte vindt dit. Het kabinet komt met dat.

Bij Next probeerde jij dat te veranderen. En dat lukte. Next werd echt een onderscheidende krant. Journalisten zijn tegenwoordig voor het grootste deel vakkenvullers. ‘Dit is in het nieuws en daar moeten we wat mee.’ Ik wilde als hoofdredacteur mijn journalisten hun eigen pagina’s laten maken, die niet werden gedomineerd door ‘wat in het nieuws is’. Wat vinden journalisten zélf belangrijk? Daar krijgt een krant een persoonlijk karakter van. Sommige lezers voelen zich daarbij thuis, anderen juist helemaal niet, maar dat geeft niet. Het is een moderne verzuiling. Het automatisme is te denken dat ‘Prinsjesdag’ nieuws is. Ik heb liever een journalist die Prinsjesdag aan zijn laars lapt en met een artikel komt dat hem of haar na aan het hart gaat.

Helaas mocht je na twee jaar je spullen alweer pakken. Wat ging er mis? Peter Vandermeersch, de hoofdredacteur van NRC Handelsblad, vond Next te weinig actueel, te weinig urgent. Men wilde toch liever een meer normale krant. Ik was boos en vond dat een heel dom idee.

En daarin kreeg je gelijk, want najouw vertrek werd de oplage gehalveerd. Tot jij er zat gingen de oplagen omhoog. Ik heb heel veel aan Next te danken, dus dat zal je me niet horen zeggen. Wat ik denk dat álle kranten verkeerd doen, is dat ze bang zijn zichzelf een heel expliciet, exclusief karakter aan te meten. Een angst van kranten is: je mag nergens voor staan. Kranten zijn geen persoonlijkheden meer. Kranten hebben geen karakter.

En dus richtte je de onlinekrant De Correspondent op. Juist, een plek waar bevlogen mensen de vrijheid krijgen journalistiek te maken van datgene wat zij belangrijk vinden. Dat is subjectief en beperkt door hun vooroordelen, maar dat heeft een betrokkenheid op de wereld waarbij lezers zich kunnen thuis voelen, of niet. We hebben nu dertigduizend abonnees, voor zestig euro per jaar. Daarmee kunnen we onszelf bedruipen.

Ik was aanvankelijk abonnee, maar ik kwam erachter dat er maanden waren dat ik De Correspondent niet bezocht. Het was geen onwil, het kwam er gewoon niet van. Ik zou de laatste zijn om te zeggen dat dat aan jou ligt, maar kennelijk zijn we voor jou niet zo interessant dat jij ons móet lezen. Veel mediaconsumptie is gewoonte. Wij moeten er nog voor zorgen die gewoonte te creëren. Dat is heel moeilijk.

Leg De Correspondent eens uit voor wie het medium niet kent. Wij zijn ‘een dagelijks medicijn tegen de waan van de dag’. Wij schrijven niet over die aandachttrekkende sensationele zaken waarmee het nieuws wordt gedomineerd, wij proberen begrip te geven over hoe wij denken dat de wereld werkt. Als je alleen maar naar het nieuws kijkt denk je: de wereld gaat naar de klote en ik kan daar niets aan doen. Nieuws maakt je bang en machteloos. Onze verhalen willen je niet bang maken, maar begrip van de wereld geven en daarmee het gevoel overbrengen dat we een rol in de wereld hebben. De meeste zogenaamd objectieve journalistiek wil de wereld beschrijven, wij willen de wereld ook veranderen.

Na de aanslag op Charlie Hebdo publiceerde je een geweldig satirisch nieuwsstuk over de terroristische aanslag van Boko Haram in Nigeria. ‘Geen relevante doden’ schreef je, In principe kan ik zo’n truc iedere dag uithalen, maar na Charlie Hebdo koos ik bewust voor deze vorm. De les van Charlie Hebdo is dat satire een van onze belangrijkste middelen is om onze blik te kantelen en vooroordelen te kielhalen. Toen de hele nieuwswereld alleen maar bezig was met Charlie Hebdo, richtte ik mijn pijlen op Nigeria. Satire is soms echt het beste middel om je punt te maken.

Dus de cabaretier in jou laat zich toch nog gelden? Als mensen me vragen wat mijn grootste inspiratiebron in de journalistiek is, antwoord ik altijd Jon Stewart, de Amerikaanse satiricus. Zijn nieuwsprogramma is het enige dat ik iedere dag kijk. De scherpte en humor van The Daily Show leren me naar de wereld te kijken, het perfecte voorbeeld van persoonlijke journalistiek. Weg met het karakterloze, dat is de les.

CV

Rob Wijnberg (Winschoten, 1982) is het kind van twee klinisch psychologen. Hij studeerde bedrijfseconomie, zat bijna een jaar op de toneelschool, maar koos uiteindelijk voor filosofie. Op Zijn 19de debuteerde hij als columnist voor De Telegraaf, waar hij jongeren sprak over de actualiteit. Na stukken te hebben geschreven voor De Groene Amsterdammer solliciteerde hij bij NRC Next, waarvan hij van 2010 tot 2012 hoofdredacteur was. Wijnberg schreef verschillende boeken als Nietzsche en Kant lezen de krant (2009) en Dus ik ben (2010, met Stine Jensen, over identiteit). In 2013 was hij de initiator van De Correspondent, een digitale krant voor long reads en onderzoeksjournalistiek. In hetzelfde jaar werd hij uitgeroepen tot ‘Journalist van het jaar’.

TV

‘The Daily Show is dus het enige programma dat ik echt zoek. Journaals kijk ik zelden. Bij mij gaat de tv pas om half 12 ’s avonds aan, dus ik kijk weleens FamiIy guy. Als SeinfeId op is kijk ik dat ook. Series zie ik nooit, dat moet ik mij nog aanleren. Louis Theroux vind ik altijd interessant en ik zoek weleens naar cabaretiers. Radio 1 luister ik echt alleen in de auto, omdat het dan opstaat. Ik speel zelf piano, dus ik luister graag Chopin, Beethoven, et cetera. Sinds mijn 18de lees ik eigenlijk alleen maar non-fictie. Het is voor mij erg moeilijk om voor mijn lol te lezen.’