Tante Mien, mag ik je titels effe zien?

Vara Gids 10, 7-13 maart 2015

Je één keer in het jaar schaamteloos laten gaan in het bijzijn van collega’s. Daar draait het om op het Boekenbal, zo weet Ronald Giphart.

De geschiedenis van het Boekenbal begint grofweg twee miljoen jaar geleden op de Afrikaanse savanne. Wetenschappers denken dat ‘het geven van feesten’ een van de drijvende krachten is geweest die onze voorouders heeft opgestuwd in de vaart der dieren. Geen enkele andere soort organiseert feestelijke uitspattingen om elkaar te imponeren. Voor veel diersoorten zijn ‘posities binnen de groep’ zeer belangrijk, en ook de homo sapiens is sinds aapheugenis geobsedeerd door de sociale ladder. Een manier om die ladder te beklimmen werd het organiseren van uitspattingen, om daarmee uit te stralen hoe succesvol men was. Wie buitenissige feestjes gaf, kwam hoger in aanzien van de omringende stammen. Volgens antropologen zijn feestgelagen een geritualiseerd substituut voor hofmakerij en zelfs voor het voeren van oorlog.

Dit geldt heden ten dage nog steeds. Na de uitreiking van de Oscars vorige week gaven vele filmstudio’s waanzinnige instuiven. Als er wereldwijd een groot sportevenement wordt gehouden, voeren landen onderling competitie met feesttenten als het Holland Heineken Huis. En iedereen met kinderen weet dat je tegenwoordig bij een verjaardagspartijtje niet meer kunt aankomen met koekhappen of ezeltje prik, de feestjes van tegenwoordig moeten zo extravagant mogelijk zijn en wanneer je als ouders besluit daar niet aan mee te doen, bombardeer je je kind tot een sociale melaatse.

Het Boekenbal is het ultieme kinderfeestje van het boekenvak. Het is bedoeld om uit te stralen hoe geweldig het er in de literatuur aan toegaat. Het feest bestaat al sinds de jaren 40 en was vanaf het begin af aan een elitair jaarlijks onderonsje van schrijvers, uitgevers, boekverkopers en hun paladijnen. En natuurlijk van Belangrijke Mensen. Van oudsher werd het Boekenbal niet alleen door literatoren en hun dwepende aanhang bezocht, maar nog veel meer door acteurs, zangers en gezagsdragers (in de begintijd ook door leden van het Koninklijk Huis).

Het aantal toegangskaarten was vrijwel altijd beperkt (op die ene keer na, toen het samenzijn in de RAl werd gehouden en iedere boerenlul zich kon aanmelden en er natuurlijk geen schrijver meer wilde komen). Het mythische karakter zorgde er in de jaren voor dat er altijd veel meer mensen naar het Bal wilden dan er toegangskaartjes waren. Er werd veel over de happening gesproken en geschreven, er werd bij het CPNB door velen om kaartjes gebedeld en vele anderen probeerden illegaal binnen te komen. Wie niet bij het Bal was geweest, hoorde er simpelweg niet bij.

Maarten van Rossem schreef er ooit in een voorwoord van een boek over de geschiedenis van het Boekenbal: ‘Er is geen fenomeen van vergelijkbare culturele onbenulligheid waaraan in de loop der jaren door de media zoveel aandacht aan is besteed.’ En dat is waar. Ieder jaar weer bestaat de grootste groep bezoekers niet uit schrijvers, uitgevers of hotemetoten, maar uit cameraploegen, fotografen en reporters die erop uit zijn om de steeds verder gaande staat van dronkenschap van de literaire happy few vast te leggen. Van de afgelopen zeventig jaar zullen vooral de lullige relletjes, de laffe vechtpartijtjes, de onbedaarlijke liederlijkheden, de zich onderkotsende schrijfsters en de moeilijkheden van het verkrijgen van een kaartje in het collectieve geheugen blijven hangen. Schrijvers die al een tijdje geen boek meer hebben gepubliceerd worden door hun uitgevers (die de toegang betalen) rücksichtslos van de uitnodigingenlijst geschrapt, met alle heisa van dien.

Uit onvrede over het feit dat het Boekenbal steeds meer bezocht zou worden door geldschieters en mensen van ver buiten de literatuurgordel, werd er de voorgaande jaren op steenworp afstand van de Amsterdamse Stadsschouwburg (waar het Boekenbal zijn thuis heeft) een alternatief evenement georganiseerd. Dit feestje, met de huilerige naam Het Bal der Geweigerden, was bedoeld voor de miese schrijvers en dichters die geen kaartje voor het echte Boekenbal konden bemachtigen. Een groter compliment kon het Boekenbal niet krijgen. Een Boekenbal bestaat van oudsher uit twee gedeelten: het zaalprogramma (vanaf 20.00 uur) en het feitelijke Bal (vanaf 22.00 uur). Hierin zit wederom een belangrijk onderscheid, want niet iedereen die op het Boekenbal mag zwieren, wordt ook uitgenodigd voor het zaalprogramma. De écht belangrijke mensen mogen naar beide gedeelten komen, de paladijnen en meelopers alleen naar het feestje na afloop van de hoofdact.

Traditioneel wordt het Boekenbal ingeluid door bekende entertainers als Freek de Jonge, Vincent Bijlo, Justus van OeI of Lee Towers. Toen in 1961 koningin Juliana het gala bijwoonde, mocht Wim Kan een halfuur lang een conference geven over schrijvers en dichters. Een verslag van deze avond is te zien op YouTube, waar ook een nog veel hilarischer filmpje is te vinden over het Boekenbal van 1967. De opening daarvan werd gedaan door cabaretier Frans Halsema, die de literaire gasten vermaakte met een koddig lied. Het is mooi te beluisteren hoe niet alleen de muziek maar vooral ook de humor in bijna vijftig jaar is veranderd. Halsema begon zijn opening met ‘een actuele schrijverspotpourri’, waarop hij voor veel aanwezige letterkundigen een toepasselijke strofe zong.

‘En van je Hella Haasse, houdt er de moed maar in, houdt er de moed maar in, houdt er de moed maar in…’ riep hij, waarop de zaal gierde van de lach. Namens het kleinkind van de notoire drinker Simon Carmiggelt zong hij: ‘Ach Opalief toe drink niet meer…’ en de notoire wietgebruiker Simon Vinkenoog kreeg toegegalmd: ‘Simon die moet zakkies plakken, hi ha ho, omdat ze hem steeds voor hasjiesj pakken, hi ha ho!’

Brullen! Het hardst werd er destijds geapplaudisseerd om ‘Het lied van de lezer’, dat door de verzamelde literatoren uit volle borst werd meegezongen. En nu allemaal: ‘Tante Mien! Mag ik je titels effe zien, je titels effe zien, je titels effe zien? Tante Mien! Mag ikje titels effe zien? Je hebt ze op je rug!’ Dit was een variant op de toen beruchte carnavalshit van de immens populàire volkszanger Sjakie Schram: ‘Tante Mien, mag ikje poesje even zien?’

Het klinkt wellicht geweldig om hoofdact op het Boekenbal te zijn, maar dat is metterjaren steeds minder geworden. Het Boekenbal is voor optredende artiesten zelf niet altijd een onverdeeld genoegen. Menige grollenmaker is in de loop der tijd door het overkritische Boekenbalpubliek met hoon van het podium gejoeld. Aandoenlijk is het verhaal hoe cabaretière Lenette van Dongen in 1994 op het podium van de Stadsschouwburg verschrikkelijk haar best deed iets van een glimlachje om de verveelde schrijversmondjes te toveren, totdat verwende giganten als Jean-Pierre Rawie en A.F.Th. van der Heijden geborneerd opstonden om in de lobby alvast gratis glazen champagne achterover te slaan. Naar verluid kwam Van Dongen huilend van het podium.

Dit soort onbeschaafdheden horen tot de merites van het Boekenbal, zoals het ook een gewoonte is dat er overal in de zalen en gangen van de Stadsschouwburg kliekjes ontstaan. Het voetvolk zwerft rond op zoek naar vertier, terwijl de ego’s van de schrijvers een vaste plek zoeken om zich te laten bewieroken door hun vazallen. Een ander gebruik is het ontmantelen van de versierselen. Het is gebruikelijk dat het publiek vanaf twaalf uur ’s nachts de ornamenten, prullen en decorstukken van de muur mag slopen om deze mee naar huis te nemen.

Nog een traditie is dat het Boekenbal ieder jaar evenveel aandacht krijgt als weerzin oproept. Waar de een alles over het Bal wil weten en hoopt zelf ooit naar het feest te mogen, roept de ander vol walging dat de happening de meest overschatte gebeurtenis van het jaar is. De al eerder genoemde Maarten van Rossem zei onlangs op tv dat wat hem betreft het Boekenbal onmiddellijk zou moeten worden afgeschaft. ‘Het heeft niets te maken met de propaganda van het boek,’ schamperde hij. ‘Het is in feite voor een lamlendige incrowd die hoopt dat er veel mensen komen kijken naar hun incrowdzijn.’

Dat is ongetwijfeld waar: met lezen, boeken, literatuur, gevoelvolle verhalen en bedwelmende poëzie heeft het Boekenbal helemaal, maar dan ook echt he-le-maal niets te maken, maar de vraag is of dat werkelijk uitmaakt. Er bestaat een universitair vak genaamd Rituele Studies, waarbij met name ‘feesten’ een belangrijke categorie vormen.

‘Kenmerkend voor ritueel gedrag,’ zei een docent van dit vak onlangs in de Volkskrant. ‘is dat het zich uit in dingen die op het eerste gezicht zinloos lijken, maar die emoties kanaliseren. Op feesten mogen we ons even anders gedragen dan op andere dagen.’

En dat is precies wat er op het jaarlijkse Boekenbal gebeurt. Schrijvers en dichters die zich iedere dag van de week bezighouden met nobele pogingen zo mooi en intens mogelijke verhalen en gedichten te schrijven, mogen zich één keer in het jaar schaamteloos laten gaan in het bijzijn van collega’s, boekverkopers, uitgevers en tv-ploegen. Eén avond per jaar mogen ze denken dat de wereld om hen draait. Ik zou zeggen: laat hen en gun hen die uitspatting. Ik hoop dat dit komende Boekenbal de deejay for old times sakes snoeihard Frans Halsema’s ‘Tante Mien, mag ik je titels even zien?’ zal draaien en dat de verzamelde schrijvers, dichters, uitgevers, boekverkopers en andere aandachtszieke aanstellers dat nummer uit volle borst zullen meebrullen – om daarna weer gewoon aan het werk te gaan.