Nummer 30/31, 27 juli 2006, jaargang 34
Column van Ronald Giphart: Betaalde liefde
Illustratie: Ien van Laanen
Donkere jaren, lang geleden. Met een groep schrijvers in spe zat ik vaak in een café te discussiëren over de loop van de literatuur. We gingen elkaar verbaal te lijf over ‘het Ware Echte Schrijverschap’ (de meesten van deze groep zijn inmiddels redacteur, ambtenaar of leraar Nederlands). Soms praatten we inhoudelijk over boeken, maar meestal ging het over ‘de rol van de schrijver’ en ‘de toewijding aan het schrijverschap’.
Op een van die avonden discussieerden we over een reclamespotje waarin ]ules Deelder en Johnny van Doorn over een of ander inmiddels verdwenen zoutje genaamd Djoka of Tjokia riepen dat het ‘onbegrrrrrijpelijk lekker’ was. Indertijd had ik, literatuuradept, dit knabbeltje meteen aangeschaft, om teleurgesteld te constateren dat de schrijvers enthousiast stonden te schuimbekken over stukjes karton met een laf nasmaakje. Hoe konden lieden die van literatuur hielden hun zinnen hierdoor laten prikkelen? Het enige onbegrrrrijpelijke was dat die dichters zich voor het karretje van de commercie hadden laten spannen.
Argumenten voor en tegen vlogen over de bar. Als Lord Byron teksten schreef voor schoensmeer, J.C. Bloem het jenevermerk Bols mocht promoten en de Vijftigers als groep reclame maakten voor een biercampagne (‘Het bier is weer best!’), waarom mochten Deelder & Van Doorn dan geen graantje meepikken, zodat ze in ieder geval geen subsidie hoefden aan te vragen zoals veel klaag- en kommerschrijvers? Betekende ‘schrijver zijn’ niet ook condities scheppen om te kunnen blijven schrijven?
Ik behoorde destijds tot het kamp van de schrijvers-zijn-toch-geenhoeren. Dat komt: in de Hemel worden verhalen en gedichten louter beoordeeld op de merites van die teksten zelf, maar hier op aarde is ‘de schrijver’ een personage dat aan zijn werk zit vastgeniet. Als een auteur tegen een vergoeding zijn benen spreidde voor zoutjes, verzekeringen of schoensmeer, dan maakte me dat wantrouwend over de kwaliteit van het echte werk van die kerel. Het was, vond ik, alsof je erachter kwam datje je grote liefde moest delen met anderen die ervoor betalen.
Maakte dat de liefde van deze hoer minder oprecht? Waarschijnlijk niet, maar zo voelde het wel. En hoewel ik inmiddels kan beredeneren waarom dit baarlijke onzin is, vind ik het nog steeds gênant als een schrijver voor geld dingen beweert (beweer ik in dit stukje voor 350 euro).