Grandi art 1986!
Over de GRANDI-ART, de ARTISTIEKE INTERLYCEALE en de JURERING op beide evenementen.
Toen ik als zesjarige lag te zonnen op het naaktstrand van Saint-Martin, toen het daar nog veilig was, dacht ik dat ik perfect gelukkig was. Ik was het ook, denk ik.
Nu ben ik dat niet meer.
Wat is er gebeurd? Ik heb de laatste tijd mijn gedachten laten gaan over de jurering op de beide Artistieke spektakels waar onze school mee te maken heeft. Het is mij opgevallen dat mijn mening lang niet altijd wordt verwoord door de dienst doende jury’s. Nu zou ik mezelf een verwaten zak vinden, als ik mijn mening als de enige ware visie op bepaalde zaken, zou beschouwen, maar toch vind ik mijn mening meestal interessant genoeg om er voor mezelf rekening mee te houden, hoewel ik daar mee niet zeg dat andere meningen niet interessant zouden zijn.
Zo vind ik dat een jury twee taken heeft:
Ik zal beide spektakels qua jurering bespreken. Wat betreft punt een heeft de jury op de GRANDI-ART, naar mijn inzicht, de juiste beslissing genomen, want het toneelstuk de ‘Zee’ was inderdaad een goed toneelstuk met een mooie dans, goed spel, fraai decor en een redelijke tekst. Terecht de winnars! (Waarom liggen er dertig flessen nagellak hier in de lade en geen enkel flesje tipp-ex?- winnaars natuurlijk)
Aan het jury-rapport; vond ik, maar wie ben ik?, wel enkele bezwaren kleven.
Ten eerste vond ik het jammer de Dhr. Meijer, geheel onbedoeld, de winnaar al bekend maakte bij het bespreken van de ‘Zee’, met de zin:
“Ik denk dat de danseressen met het kleine toneel in Amsterdam wel moeite zullen krijgen…”
Ik ik van dit stuk een onaardige verhandeling zou hebben willen maken, dan zou ik waarschijnlijk getypt hebhen: Dahaag spanning.
Ik vond het ook jammer dat de jury geen enkele opmerking maakte over de manier waarop Bert en ik literatuur in ons stuk hebben geprobeerd te weven. Dirk Ayelt Kooiman, Bloem, Jeroen Brouwers en Marsman.
Ik weet dat de jury had afgesproken om het juryrapport zo beknopt mogelijk te houden, zodat de mensen niet te lang in spanning hoefden te blijven, -en het publiek zo snel mogelijk naar huis zou kunnen gaan.
Ik vond het rapport toch wel wat aan de te korte kant, -en ik miste enkele belangrijke complimentjes. Iedereen weet hoe nuttig complimenten kunnen zijn. Toen ik mijn eerste toneelstuk speelde kreeg ik ook legio schouderkloppen, en dat deed mij bijzonder goed, zodat ik verder ben gegaan met spelen. Later kwam ik wel tot het inzicht dat het echt niet allemaal zo bijzonder was, wat ik toen speelde in 4h maar het heeft me wel gestimuleerd.
Wat ik nu jammer vind, is dat; de jury op deze GRANDI-ART zelf niet een beetje gedaan hebben aan stimulering van het ‘nieuwe’ talent.
Ik, mijn mening hoor, was nogal te spreken over het spel van enkele spelers bij het toneelstuk ‘nonsens’. Natuurlijk kan dat stuk niet concurreren met ‘de Zee’ of ‘Les liaisons’, maar wel is het zo dat de spelers gelet op hun leeftijd een bijzonder mooie prestatie leverden, die veel perspectief geeft voor de toemkomst. Ik denk dat o.a. die kleine Napoleon later een goede speelster kan gaan worden. Idem dito Ceasar en de anderen.
Het is mijn mening (een mening!) dat de Jury hen best had kunnen roemen, met bijvoorbeeld de zin: “Goed gedaan, jochies, ga door met spelen.”
Het zelfde geldt voor Janine Tjoa, die in de derde klas zit, een rol moest spelen die gespeend was van enige humor, nog nooit op een toneel had gestaan, bij de repetities met haar stem b.w.v.s. nog niet eens het doek haalde en een aantal keer moest kussen en ik-hou-van-jou-en. Ik, mijn mening hoor, vond dat ze dit prima, gelijk een volleerde zesdeklasser, deed.
Misschien was het aardig geweest als de jury over haar iets had gezegd. “Leuke rol, goed gespeeld, -en kom volgend jaar eens op de auditie”.
Concluderend: misschien zou het goed zijn als er volgend jaar iets uitgebreider wordt verteld, waarom de jury tot haar besluit is gekomen, en wellicht kan ze daar een beetje rekening houden met de schoolse situatie.
Over de jurering tijdens de Artistieke:
Er is een stelling die luidt: Scheidsrechters en jury’s hebben altijd gelijk.
Na van de jurering op het Amsterdams kennis te hebben genomen kan ik nog maar éen ding konkluderen; deze stelling klopt niet.
Voorbeelden, geen weerlegging zonder voorbeelden! Er bestaat een rijtje ‘een brug te ver’, ‘metafysisch verzet’, ‘spelen met stof’, ‘les liaisons, en de ‘zee’. Ik vond deze stukken qua tekst soms wel eens wat rommelen. Een toneelstuk waarvan de tekst zeker niet rommelde en zeker in dit rijtje thuis hoort, is het stuk van het Nederlands Lyceum dit jaar. Een toneelbewerking van Salingers roman ‘Catcher in the Rye’. Dit stuk maakt diepe indruk op me, o.a. door het fantastisch spel, de eenvoud van het decor en de welgekozen tekst.
Dit stuk was voor mij de winnaar.
Het werd laatste.
‘De Zee’ was voor mij de duidelijke tweede.
Het werd een na laatste.
Wie werd er tweede en wie werd er eerste?
Hebben jullie het stuk ‘de zaak God’ gezien’? Dat was best wel flauw en eigenlijk niet zo leuk. Het toneelstuk van het Amsterdam was 1000x zo flauw, 100x zo slecht, 10x korter en er werd 1 keer in gelachen. HET STUK WAS ZO ONTZETTEND SLECHT, ZO BENEPEN, ZO AFTANDS.
En dus tweede.
Motivatie: de jongens hadden zo leuk met toneel gestoeid.
Eerste werd het toneelstuk ‘God’ van Woody Allen. Zo leuk dat deze jongens met toneel hadden gestoeid. Ik word hier ziek van.
Het Amsterdams had een leraren werkgroep achter zich staan, het Lorentz speelde een stuk van een professional, het Kennemer schakelde ook een tekstschrijver in, -en bij alledrie was het spel beneden alle peil.
Het Baarnsch en het Nederlands, schreven (bewerkten) zelf de tekst, regisseerden zelf en ze speelden (g…..e) goed!
Dit was een voorbeeld. Andere voorbeelden:
Opstel: De winnaars zijn… (gehele jurering)
Eloquentia: De uitslag is als volgt… (gehele jurering).
Het peil van de jurering was zo laag dat de jury’s meestal werden uitgeluid met een hartelijk boegeroep.
En terecht.
Ronald E. G. (Z. E. V.)