Animo Schooljaar 1986/’87, Jaargang 57, nummer 7

Redactie: Siritje, Piet, Dirk, Bert (zev) en Ronald E. G. (zev).

Medewerkers: Apollonia, Katrien, Sebastiaan, M’50, mevr. Laout, Jaap.

Met heel veel dank aan: dhr. B. Boekhoudt, dhr. Morel, dhr. van Leersum, dhr. van Maurik.

STOOKOLIE IN HET ZAND – EEN TONEELRECENSIE

Een toneelstuk is net een glas bier, je moet er heel lang voor in de rij staan, maar als je het eenmaal hebt, is het binnen drie slokken op.

Deze astrante uitdrukking gebruikte ik, bij het beschrijven van mijn leedwezen ná het toneelstuk ‘De Kubieke Cirkel’ in 1984, maar even zo goed zou deze expressie van toepassing kunnen zijn op S.G. de Tassenberg, het Diëstoneelstuk in 1986, waar ook lang aan is gewerkt, maar welks decor na de tweede voorstelling (slok) al werd afgebroken.

Jammer toch, dat iets waar met zoveel enthousiasme voor en met zoveel inzet aan is gewerkt, slechts een zo kortstondig hoogtepunt beleeft, -of is deze vergelijking iets te plastisch?

Er zijn bij zo’n grote productie als S.G. de Tassenberg (S.G. staat voor scholengemeenschap) verschillende schakels, die gezamenlijk de toneelketting vormen. Ik noem de schakels: -tekst, -regie, -decor, -spel en dans, -muziek, -licht, -schmink, -en ook zouden nog te noemen kunnen zijn de secundaire schakels -sfeer en -publiek.

De fundamentele bouwstenen van een toneelstuk zijn de teksten. De tekst voor S.G. de Tassenberg werd geschreven door Jan Borst en Jos Bus. De schrijvers hebben zich, wat hun goed recht is, niet gehouden aan de voorschriften eenheid van tijd, plaats en handeling, wat een geheel opleverde dat bestond uit fragmentarische impressies over het leven en streven op een scholengemeenschap.

Opmerkelijk vond ik het dat er zich tussen deze impressies onderling weinig samenhang bevond, -en ik kon me dan ook niet van de indruk ontdoen dat het stuk een samenraapsel was van enkele schoolse situaties (dit klinkt negatiever dan ik het bedoel).

Er was, naar mijn mening, in de meeste situaties te weinig verhaal c.q. karakter ontwikkeling. Slechts bij de leraarrol uitgebeeld door Nicole Croes was de ontwikkeling van het personage diep uitgewerkt. Bij de scenes van Elsbeth Booij was de ontwikkeling van het karakter Elsbeth redelijk te zien, maar wat voor mij onbegrijpelijk was, was het feit dat meisje Corinnes houding tot stuntel Czessie, na een half telefoongesprekje omslaat van een snibbige aversie voor, in een welwillende verliefdheid op.

Afgezien van dit gebrek aan verhaal waren de meeste teksten toch als vanouds, weer zeer sterk.

Prachtig waren de teksten van de leraren (het schitterende gedicht van een met een kippekop getoonde lerares Nederlands: “Jij schreef je naam met stookolie in het zand) bijzonder komisch waren populaire woord-trends “Shitto!”, “Takka!” en “Partij balen”, maar soms wat vergezocht en een hoogst enkele keer irritant vond ik de vocaties van Fingers, de jongen in de zaal.

Typerend voor enigszins onsamenhangende plot en het gebrek aan verhaal ontwikkeling, vond ik het einde, de afronding van het stuk. De drie ‘running-situations’ (Czessie-Corinne, Elsbeth en Nicole) kwamen, volgens Fingers voor het eerst, alle drie bij elkaar bij een bushalte en toen riep Fingers vanuit de zaal dat hij dit op de gevoelige plaat wilde vastleggen. Leerlingen, leraren, decorbouwers, tekstschrijvers en alle medewerkers er bij, op de foto, klik, einde. Ik denk dat de schrijvers met het einde een ietsje in hun maag hebben gezeten, maar de oplossing die gekozen is vind ik niet de sterkste.

Belangrijk voor een totaal-toneelstuk als S.G. de T. is het decor. Voor het decor van S.G. de T. heb ik maar éen woord: Subliem. Subliem van eenvoud, subliem van opzet, subliem van opbouw. Linksvoor de tassenberg, in de punt de censor (intercom), rechtsboven een lokaal, rechtsbuiten de Trendies en in de achterhoede enkele verschuifbare decorplaten.

“Een mooi decor, jammer dat er spelers voor stonden” is een oude flauwe mop, die bij het toneelstuk S.G. de T. zeker niet op gaat, -want het spel in S.G. de T. was verfrissend en leuk , alleen jammergenoeg bij sommige spelers onvoldoende verstaanbaar.

Verstaanbaarheid is in de grote Baarnsch Lyceum-zaal een groot probleem, maar de regisseurs hebben de spelers het ook niet makkelijk gemaakt (De leraren moesten met maskers op lopen, leerlingen moesten drie meter boven het podium spelen, spreken met hun mond vol (Mickel!) etc.), maar gelukkig stoorde de wat mindere verstaanbaarheid niet zo, als gevolg van de korte scenes.

Eén van de oorzaken van de wat mindere verstaanbaarheid en net soms wat onzekere spel is misschien dat het stuk nogal veel mensen had die voor de eerste keer met een theater-productie meededen. Er deden aan het stuk opvallend weinig (zeg maar) ervaren toneel cracks mee, (ik zou willen noemen Jean-Marc, die alleen hoorbaar was, Hans Blik, die in de zaal zat, en Nicole Croes) en in dat licht is de toneelprestatie van alle spelers als geheel bewonderenswaardig.

Het viel me op dat er in het stuk nogal wat typetjes zaten; de plukkerige kip (een bijzonder mooie rol), der Duitsche meister (een vermakelijk type), de slaapverwekkende geit (en daardoor zeer lachwekkend ), het dikke vraatzuchtige jongetje, de zendfanaat, de trendies, het verschopte knappe meisje etc. Er waren slechts twee rollen met een beetje ontwikkeling (zoals genoemd Elsbeth en Nicole).

Een andere (typische) rol was de rol van stuntel Czessie. Czeslaw vertolkte deze rol op een schitterende en lachwekkende wijze (voor Czessie een achie!), maar ik vond het wel jammer dat hij niet heeft geprobeerd van zijn personage een round-character te maken. Nu was hij in het begin de zelfde kneus als aan het eind. Hij zou zich in het begin ook hebben kunnen inhouden en gaande weg in het stuk steeds meer van zijn timide onhandigheid prijs hebben kunnen geven, met het hoogtepunt van zijn stunteligheid het telefoongesprek met Corinne.

Des ondanks, heb ik van Czeslaws rol toch het meeste plezier gehad en er gaat bij mij een voorzichtige vergelijking op tussen Czeslaw en Folko, de dommerd uit de Kubieke Cirkel. Sluitspier knijpend het volgende stukje:

  • Wat ging die leraar tegen jou tekeer, zeg. Ik dacht, man, dacht ik, man, nu moet je toch ophouden, man, anders doe ik je wat aan!.
  • Zou je dat echt gedaan hebben?
  • Nou, nee ik denk het n.. Jaja, natuurlijk zou ik dat gedaan hebben…

Niet zichtbaar, maar zeker zo hoorbaar, bovenin; de Censor. De afscheidsrol van Jean-Marc van Tol, onbetwist de meest veelzijdige toneelspeler van de afgelopen 6 jaar. Een heerlijke rol, met een prachtige creatie: tuinman Seurens:

  • Ju-llie sit-ten op mu gras, ju-llie mo-gen niet op mu gras lo-pen. An-ders maji ik ju-llie al-le-mal van mu gras.

Ook mooi:

  • Ding-dong, wil de eigenaar van een roodharig jongetje, hem komen afhalen bij de concierges, ding-dong.

Enkele andere vermakelijke scenes in het stuk: de Dubbelscene met een te late leerling en een te late leraar, -en de Hmmmm-scene tussen een vader en dochter. In beide scenes lof voor Ruben Groen, die van nature iets grappigs heeft.

Muziek. Zoals bij iedere grote toneelproduktie, wordt er een ondersteunend bandje geformeerd, ik was blij dat dit bandje in vergelijking met voorgaande jaren een niet zo overheersende rol kreeg. Kwalitatief was de muziek goed, -en verder valt er weinig over te zeggen, alleen dat het lijkt alsof Corinne steeds beter gaat zingen. Gek alleen dat de liedjes meestal in het Engels gezongen worden, alsof de Nederlandse Taal niet toereikend zou zijn om een boodschapje te behappen.

Zeer verrassend was de leerling-leraar saxofoon act tussen Peter Lieberom en Jos Bus. Een hoogtepunt van de avond. Hieruit bleek overigens ook het fragmentarische geheel; deze act kon er makkelijk tussendoor, zonder dat ze het verhaal schaadde.

De techniek, die normaal zo vlekkeloos verloopt, verliep tijdens de voorstellingen van S.G: de T. heel wat minder geordend. Misse belichtingen, foutieve belichtingen, dhr. Fingers die hetzij te vroeg, hetzij te laat belicht werd, Thora Neeb, die plotseling in een spot kwam te staan en niet meer weg kon, Jelle van de techniek die onverwachts verrast werd door een bundeltje 220, ik vond dit behoorlijk ‘shitto’ en zat soms in de zaal een behoorlijke partij te ‘balen’. (Gelukkig wordt er een nieuwe toneelbrug gebouwd, zodat deze euvels in de toekomst tot het verleden zullen behoren… ofzoiets…)

Waar ik toch altijd weer zo om moet lachen is de manier waarop, op deze school, de afkondiging en afsluiting van een toneelavond wordt gedaan.

Er is een prachtige toneelvoorstelling geweest, de toneel spelers nemen het applaus in ontvangst, maar het is nog niet klaar. De AC-ploeg moet ook op het toneel, applaus! de techniek komt vanaf het toneel naar voren, hoera!, de grime-meiden komen vanaf hun riante eerste rij plekken het podium opgerend, Bisbis!, alles onder het mom, de zaal moet toch kunnen zien wie er achter-de-schermen-werk-hebben-verzet.

Van mij mag het hoor, ik vind het prima! Het is toch lachwekkend om te zien hoe de honderden medewerkers op het podium staan, met in hun gezichten geklonken de bij deze gelegenheden horende gelukzalige glimgedaantes. Maar wel vraag ik mij af waar het programma boekje eigenlijk voor dient; mensen in de zaal kunnen toch lézen wie er zo goed waren de onderlagen aan te brengen of de spots te bedienen?

En helemaal gillen is het als iedereen dan uiteindelijk is geïnstalleerd en een lid van de schoolleiding nog even een afsluitende babbel komt houden.

Dhr. van Rooijen, na de eerste voorstelling, deelde de zaal mede dat hij in de pauze, even naar de bibliotheek was geslopen, om daar ‘Bint’ nog even te (her)lezen en hij had het boek en passant nog even meegenomen om er een stukje uit voor te lezen (Ik hoop wel dat dhr. van Rooijen een uitleenkaartje heeft ingevuld..).

Dhr. Uttien dacht, bij de tweede voorstelling, dat hij een op applaus belust publiek wel even zonder microfoon kon temmen, met als gevolg dat er van zijn speech niets anders hoorbaar was dan vlagen “En de techniek…”, “Veel dank ook..” die werden omringd door een lacherig, trainerend applaus, totdat dhr. Uttien eindelijk de microfoon pakte.

Maar dit terzijde.

Duidelijk is dat het Baarnsch Lyceum op de negentiende en de twintigste maart 1986, twee mooie, typische Baarnsch Lyceum voorstellingen heeft mogen beleven, totaal-toneel zoals we dat van Jan en Jos, van de techniek en alle anderen gewend zijn. Duidelijk is ook, dat al mijn kritiek uiteraard alleen voortkomt uit het feit dat ik het zo ‘shitto’ vind, dat ik zelf niet heb meegedaan.

Ik heb me kostelijk vermaakt.

Héé, dat is voor het eerst dat we deze 5 woorden op een rij hebben staan, nou, laten we dan hier maar stoppen.

REG