AD Magazine, Zaterdag 16 & zondag 17 mei 2020.
Schrijver en veellezer Ronald Giphart leidt ons door zijn boekenkast. Omdat het woensdag Annie M.G. Schmidtdag is, zocht hij haar leukste boeken bij elkaar, en de mooiste biografie.
Jip en Janneke (1953)
Een jongetje genaamd Jip kijkt door een gat in de heg van zijn achtertuin. Hij hoopt een paleis, een hek of een ridder te ontdekken, maar ziet een klein neusje, een klein mondje en twee blauwe oogjes. Er staat een meisje dat vertelt dat ze Janneke heet, waarna Jip door het gat probeert te kruipen om haar te vergezellen. Helaas, hij komt vast te zitten en moet worden gered door zijn vader.
Dit is het begin van de vriendschap tussen de beroemdste personages van Annie M.G. Schmidt. Ze schreef de verhaaltjes over Jip en Janneke, deels gebaseerd op het leven van haar zoon Flip en zijn buurmeisje, meestal in een paar minuten, gezeten in het rumoerige redactielokaal van haar werkgever Het Parool.Later zei ze daarover: ‘Ik heb in m’n hele leven nog nooit iets zo makkelijk geschreven als Jip en Janneke. Het was misschien mijn eigen kleutermentaliteit die maakte dat het zo vlot ging’.
De verhalen sloegen zo aan dat er vertalingen verschenen als Heiner und Hanni (Duits), Mick and Mandy (Engels), Mila y Yaco (Spaans), YiYi hé YaYa (Chinees), Sasja i Masja (Russisch) en Jippus et Jannica (Latijn).
In latere jaren kwamen Jip en Janneke onder vuur te liggen vanwege ‘rolbevestigende tendensen’, maar desalniettemin bleven zij onverminderd populair. In het begin van deze eeuw werd een door politici gebezigde manier van uitdrukken naar de kinderen vernoemd.
Wiplala (1957)
In 2014 kwam de speelfilm Wiplala uit, naar het gelijknamige boek van Annie M.G.Schmidt, met in de hoofdrol Géza Weisz. Het was een logische keuze om dit verhaal te verfilmen, want de verwikkelingen rondom Wiplala zijn hilarisch, spannend en grappig.
Wiplala is een klein mannetje dat je onder geen beding mag verwarren met een kabouter. Net als andere wiplala’s uit zijn land ‘waar het ’s winters gloeiend en ’s zomers koud is’, heeft hij het vermogen te tinkelen, een soort toveren. Al tinkelend kan Wiplala mensen en dingen tijdelijk veranderen. Hij heeft echter één probleem: hij is er niet zo goed in. Waar zijn medewiplala’s getinkel weer ongedaan kunnen maken, heeft Wiplala daar moeite mee.
Na te zijn verstoten uit zijn eigen land komt hij terecht bij het eenvoudige gezin Blom in Amsterdam, waar hij door de poes des huizes wordt gevangen. Om zijn vege lijfje te redden verandert hij deze poes in steen.
De Blommen bekommeren zich om Wiplala’s lot en besluiten hem in het gezin op te nemen, mits niemand hem ontdekt. Dat gebeurt uiteraard toch als een dichter zich ermee bemoeit.
Er volgen doldrieste avonturen, waarbij Wiplala het gezin uit een netelige situatie probeert te redden door hen te tinkelen in net zulke petieterige wezens als hij. Alleen: hij krijgt ze niet terugveranderd. Zul je altijd zien.
Minoes (1970)
Annie M.G. Schmidt werkte jarenlang in de journalistiek, een wereld die vaak in haar werk terugkomt. Een van de hoofdpersonen van Minoes bijvoorbeeld is Tibbe, die als verslaggever werkt voor de Killendoornse Courant. Hij is echter niet zo gehaaid als zijn collega’s en te verlegen om mensen te interviewen. Van zijn baas krijgt hij een allerlaatste kans het goed te maken.
Hierover tobbend ziet hij een meisje in een boom zitten. Hij bevrijdt haar en een dag later ziet hij haar opnieuw. De jonge vrouw, die zich Minoes noemt, vertelt een vreemd verhaal: dat ze ooit poes was, tot ze bij een deodorant fabriek in een ton met chemicaliën viel. Sindsdien heeft ze het voorkomen van een mens, hoewel ze zich nog steeds poes voelt en het liefst spint, krabt en kopjes geeft. Minoes kan met andere katten praten, want zij zien haar nog gewoon als een van hen.
Tibbe ontfermt zich over dit kattenmeisje. Ze slaapt bij hem thuis in een kartonnen doos en begint hem samen met soortgenoten, de ‘kattenpersdienst’, te helpen met informatie over bijvoorbeeld de eigenaar van de deodorantfabriek, Na allerlei verwikkelingen komt het toch weer goed met de Tibbes journalistieke carrière. En dat niet alleen: een poes genaamd Minoes is verliefd op hem en wil met hem trouwen!
Minoes werd succesvol verfilmd met Carice van Houten en Theo Maassen.
Pluk van de Petteflet (1971)
Als kind – geboren in 1965 – woonde ik in een nieuwbouwwijk naast een flat. ’s Avonds voor het slapengaan las mijn moeder mij en mijn zus Pluk van de Petteflet voor, dat was verschenen in 1971 en overduidelijk ging over kinderen die wij kenden. Wij speelden met Pluk en zijn kameraden, buiten op het plein voor de flat.
Pluk is een jongen van een jaar of tien, die om een of andere reden niet naar school hoeft en ook geen ouders heeft die zich met dat soort zaken bezighouden. Als er in de flat een afgelegen kamer vrijkomt, vertelt een duif (Dollie) Pluk daarover, waarna hij zijn intrek in die ruimte neemt. Vanaf dat moment maakt Pluk allerlei avonturen mee en sluit hij vriendschappen met mensen en dieren.
Zo is er het meisje Aagje, wier moeder mevrouw Helderder overdreven gesteld is op uiterlijke verzorging. Er zijn de Stampertjes, zes kinderen van een alleenstaande vader. De Stampers houden van ravotten en hebben om de buren niet al te veel lastig te vallen matrassen op de vloer neergelegd. En dan zijn er nog een majoor, een burgemeester en de directeur van een vogelmuseum.
De Petteflet is een bijna Fellini-achtig samenraapsel van veelsoortige creaturen, zoals alleen Annie M.G.Schmidt dat kon bedenken. Net als veel van haar boeken is ook Pluk van dePetteflet verfilmd, vermusicald en vertaald.
Anna – Annejet van der Zijl
Op het einde van haar leven was Annie M.G. Schmidt Nederlands bekendste schrijfster, onze ‘reservekoningin’. Op televisie was ze een graag geziene gast omdat ze zonder gêne gedurfde oneliners de wereld in slingerde. Ze kon terugkijken op een geslaagd leven en een dito carrière: ze had honderdduizenden exemplaren van haar boeken verkocht, en haar theaterstukken en liedjes waren immens populair.
Al tijdens haar leven verschenen er boeken over haar en meerdere biografen liepen zich warm. Annie M.G. Schmidt moest hier niets van hebben en zei tegen een van haar biografen’ dat hij maar moest wachten tot ze dood was’. Na haar overlijden in 1995 verschenen inderdaad een paar werken over haar, waarvan de door de familie geautoriseerde biografie Anna (2002), geschreven door Annejet van der Zijl, wordt gezien als de definitieve.
Van der Zijl maakte gebruik van honderden brieven, interviews en andere tot dan toe onbekende bronnen. Haar boek bestaat uit drie delen. In ‘Zus’ gaat het over Schmidts ongelukkige jeugd in Zeeland, in ‘Anna’ over haar ontluikende schrijverschap en haar liefde voor een getrouwde man, en in ‘Annie’ over de laatste jaren van haar leven.
Al met al een uitermate vlot, interessant en bij vlagen ontroerend boek, dat leest als een roman.