Applaus, pappa!

De Volkskrant, 21 februari 2012

Vroeger nodigde een uitgever bij de verschijning van een nieuw boek een paar kennissen van de schrijver uit in de directiekamer of hal van de uitgeverij. Hij sprak zelf wat woorden, de schrijver nam het eerste exemplaar in ontvangst, iemand haalde een pak jus d’orange uit de koelkast, iemand anders opende een vergeten fles wijn uit een kerstpakket, misschien lag ergens nog een zak pinda’s voorbij de uiterste houdbaarheidsdatum.

Zo verschijnen boeken allang niet meer. Inmiddels is het gewoonte om boekpresentaties bijna nog belangrijker te maken dan de gepresenteerde boeken zelf. Het glas heffen op de voorspoedige ontvangst is vervangen door een implemented marketing awareness.

Gigantische zalen worden afgehuurd, er wordt gezocht naar ‘maffe plekken’ (een chinees restaurant, een dierentuin, een sekswinkel, een boekhandel – och arme – buiten Amsterdam), discothekén worden omgebouwd tot lustoorden, boten varen uit, geiten worden mishandeld, er wordt in de Amstel gesprongen, door topchefs gekookt, bands treden op, limousines rijden af en aan en hele marketingbudgetten worden in de kelen van toegestroomde journalisten en BN’ers gegoten.

Naar verluidt vond prins Bernhard begrafenissen zo afschuwelijk dat hij ze slechts bij wijze van hoge uitzondering bezocht. Ik heb hetzelfde met boekpresentaties, die ik te allen tijde probeer te ontlopen. Afgelopen donderdag presenteerde de Baarnse schrijver Bert Natter (1968) zijn vuistdikke tweede roman Hoe staat het met de liefde? (uitgeverij Thomas Rap).

Deze presentatie kon ik niet vermijden, want Natter is al bijna dertig jaar mijn beste vriend en andersom. In 2008 debuteerde hij met de sprankelende roman Begeerte heeft ons aangeraakt, een boek dat terecht werd bekroond met de Selexyz Debuutprijs 2009 en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 2010. Het debuut – waarvan er inmiddels 35 duizend zijn verkocht – werd juichend ontvangen, behalve uiteraard door de ingedutte boekenbijlage van de Volkskrant, die er tot op de dag van vandaag geen letter aan besteedde.

De presentatie van Hoe staat het met de liefde? (een overweldigend prachtig, ontroerend en buitengewoon geestig verhaal over een met de liefde worstelende jonge vrouw – en dit zeg ik dus geheel onbevooroordeeld) was in een theatercafé aan de Amsterdamse Wallen. Als media exposure opportunity had de uitgeverij hooligans van Ajax en Manchester United ingehuurd om twee blokken verderop voor reuring te zorgen. Het was een mooie tegenstelling: binnen in het theater aan de Kloveniersburgwal de uitgelaten supporters van het werk van Bert Natter, buiten op de gracht dreigende politiesirenes, klepperende paardenhoeven en charges van de ME. Literatuur in tijden van oorlog.

Het mooiste beeld van het samenzijn – en de reden dat ik blij was dat ik de presentatie toch bijwoonde – waren de twee jonge dochters van Natter, die in bewondering naar hun vader opkeken. Het oudste meisje had speciaal een tekening van het boekomslag gemaakt, waarbij ze de titel Hoe staat het met de liefde? had vervangen door de zo mogelijk nog fraaiere titel Zijn nieuwe boek.

Maar het was Natters jongste dochter die de show stal. Toen haar vader het kleine podium betrad voor een dankwoord na een praatje van de uitgever, riep het meisje onbevangen en ontwapenend: ‘Applaus, pappa!’. Oprechte onvoorwaardelijke bewondering, wie durft het nog te tonen? Ik roep het haar even enthousiast na: ‘Applaus, vriend!