Berenvriendjes

De Volkskrant, 3 april 2012

Ik zat in een café met vrienden, de gespreksstof was atypisch: we hadden het niet over vrouwen, auto’s, voetbal, Messi, politiek, de Amerikaanse presidentsverkiezingen, muziek, seks, elektrische apparaten, geografie, architectuur, wetenschap, filosofie, cabaret, het monetaire stelsel, whisky, kolkarpers of het ontstaan van het heelal – maar over kinderen. Alsof het ooit eerder ter sprake was gekomen, bespraken we zaken als opvoeding, scholing, voeding en de beren op de paden van onze kroost. Om een betoog kracht bij te zetten haalde een van ons een kindersnoepverpakking uit zijn tas. Had hij toevallig bij zich.

‘Nooit bij stilgestaan wat de voedselindustrie kinderen allemaal voorschotelt’, zei hij, een lege doos met het opdruk ‘LU Berenvriendjes’ op tafel werpend. Mij was deze versnapering onbekend, terwijl mijn gezin toch grootverbruiker is van fabriekslekkernijen.

‘Berenvriendjes’, zei de vriend, die in eenzelfde beweging de lege doos weer pakte. Alsof het een requisitoir betrof begon hij voor te lezen. ‘Een nieuw vriendje voor je kind, claimt de verpakking. Een nieuw vriendje… Wat denkt LU? Dat kinderen zo geremd zijn in hun sociale ontwikkeling dat zij al blij zijn wanneer ze vriendschap kunnen sluiten met een beervormig cakeje? Hoe benepen is je wereldbeeld als je kinderen werkelijk wil laten geloven dat koekjes vrienden kunnen zijn? Zou die copywriter zelf geen vrienden hebben?’

Ik keek naar het guitige beertje op de verpakking. Daar zou ik best vriendjes mee willen worden. De aanklager las verder: ‘Berenvriendjes zijn tussendoortjes waar kinderen met veel plezier van kunnen genieten. Nou, wat een geluk dat ze er met plezier van kunnen genieten en niet met walging. De cakejes zijn individueel verpakt in vijf verschillende pakjes. Goh, dat we niet denken dat ze allemaal individueel in hetzelfde pakje zitten.’

Hij begon zich op te winden.

‘En nu wordt het echt idioot: Berenvriendjes zijn niet alleen leuk en lekker, maar bevatten ook 30 procent minder vet. Zoho, klinkt goed! Maar vergeleken met wat? Er staan twee sterretjes bij deze bewering. Moet je voor de grap eens zoeken waar die corresponderende voetnoot staat.’

Ik deed een poging de verpakking te grijpen, maar mijn vriend liet zien waar hij de sterretjes had gevonden. Met zijn vinger wees hij naar een uithoek. ‘Hier, in loeplettertjes staat er: 30 procent minder vet dan andere cakejes. Dan andere cakejes! Zo kan ik ook gezondheidsclaims doen. Ergens op aarde is vast wel een modderdruipende cake te vinden die 30 procent meer vet bevat dan een Berenvriendje.’

‘En nu het goorste’, ging hij verder, bij het einde van zijn pleidooi. ‘In de ingrediëntenlijst staat dat één zo’n lullig beren cakeje 11 procent suiker bevat van het GDA, de Dagelijkse Voedingsrichtlijn. Voor volwassenen is dat. Dus als het voor mannen zoals wij al 11 procent is van ons maximale suikerverbruik, hoeveel moet het dan zijn voor kinderen die vier keer minder wegen?’

Hij keek ons triomfantelijk aan. Pleit beëindigd. Zaak gewonnen. Er viel een stilte.

‘Wat is er is eigenlijk met al die Berenvriendjes gebeurd?’, vroeg ik. Mijn vriend keek mij luchtig aan.

‘Dat soort zooi ga ik mijn kind echt niet geven’, zei hij. En dus had hij alle vijf de beertjes zelf maar opgegeten.