Bewustzijn

de Volkskrant, 9 september 2008

Gisteren regende het pijpenstelen, mijn kinderen waren te laat, er waren overlevingspakketten zoek en formulieren die vorige week ingeleverd hadden moeten worden. Wachtend bij mijn voordeur kreeg ik vanuit het niets een herinnering aan een looptocht die ik ooit ondernam met een groep mede-letterenstudenten. Waarom ik ’s ochtends vroeg bij mijn voordeurmat deze blast from the past kreeg, begreep ik eigenlijk niet. Ik keek in de gang of ik voorwerpen zag die ik kon linken aan die wandeling van Nijmegen naar Utrecht, maar kon niets bedenken.

Het is een van de grootste mysteries: hoe het kan dat iets stoffelijks als het brein onstoffelijk herinneringen kan oproepen. Wat ik ervan begrijp is dat in onze hersens cellen zitten, die soms centimeters lange staartjes hebben, die op hun beurt kleine napjes hebben die zich vastzuigen aan andere staartjes. Deze napjes kunnen aangroeien en zich vermenigvuldigen. Als zich iets herinneringswaardig voordoet neemt de hoeveelheid cellen, staarten en vooral napjes toe. Tenminste, dat is een van de theorieën. Er zijn – ik beroep me op wijlen Piet Vroon – zoiets als talige herinneringen en niet-talige herinneringen. Je kunt je een beeld, geur of gevoel herinneren, zonder dat de taalcentra onder je hersenpan begrijpen dat dit beeld, deze geur of dit gevoel je te binnen schiet. Gebeurt er iets in de woordloze hoeken van je hersens, dan probeert een soort tolk te vertalen waarom je voelt wat je voelt of herinnert wat je je herinnert. Niet dat deze mentale vertaler er de ballen van snapt, maar wat hij beweert valt toch niet te controleren.

Psycholoog Ap Dijksterhuis schrijft in zijn geweldige Het slimme onderbewuste (waarom is dát boek niet genomineerd voor de NS Publieksprijs?) dat ons bewustzijn erg weinig informatie kan verwerken, maximaal een stuk of zestig bits per seconde. Even ter verduidelijking: voor het lezen van één letter van dit stukje hebben uw hersens vijf bits nodig. Daarentegen heeft ons onderbewuste een rekenkracht van 11,2 miljoen bits per seconde. Ons gezichtsvermogen registreert onbewust zo’n beetje alles om ons heen, terwijl ons bewustzijn daar maar een piepklein gedeelte uitfiltert. Waarom verspeelde mijn bewustzijn gistermorgen in mijn gang kostbare denkkracht aan een wandeling die ik twintig jaar geleden maakte, terwijl ik ook had kunnen denken aan de Joint Strike Fighter, de banken Fannie Mae en Freddy Mac of in rokjes voetballende vrouwen? Voor mijn gevoel heb ik zeker tien jaar niet aan die looptocht gedacht, hoe kon het dan dat ik zonder duidelijke aanleiding werd teruggevoerd? Niet dat het zo’n spectaculaire reis was, integendeel, het was een brave rustige wandeling van rustige brave poëzieminnende studenten, vol van metaforen en stijlfiguren. Eind jaren tachtig, ik geloof dat ik al aan het sjezen was, vertrokken we met een m/v of twintig bepakt en bezakt naar het Nijmeegse Centraal Station voor een dag-en-nachtdriedaagse langs het riviertje de Linge. Vincent Bijlo liep mee, iemand speelde gitaar en het stoeltje van mijn rugtas ging kapot, veel meer kan ik me niet herinneren. En er was de medestudent die een tip gaf die ik sindsdien in praktijk breng. Ik, ongewend aan gezeul met rugzakken, sjokte de eerste dag zo’n beetje achteraan de colonne, vermoeid, afgemat, zum Tode betrübt. De raad van de jongen was om in plaats van achteraan te lopen vooraan te raken. Omdat je dan zelf het tempo zet, word je minder moe, zei hij, en inmiddels weet ik dat hij gelijk had.

‘Ik ga nu echt, hoor!’, riep ik naar mijn kinderen, die nog steeds zochten naar hun rugtassen. Verheugd stapte ik de regen in, als eerste, monter voorop, al begreep de tolk in mijn hoofd eigenlijk niet waarom.

Martin Bril keert voorlopig niet terug in de Volkskrant. Wel blijft werk van hem verschijnen op internet, zie vk.nl/bril.