Blauw bord

De Volkskrant, 3 november 2011

Niets blijft wat het is. Afgelopen vrijdag werd op het Centraal Station in Utrecht het enorme blauwe vertrektijden bord in de grote hal ontmanteld. 23 jaar heeft het daar gehangen om reizigers naar het juiste perron te loodsen. Regelmatig kantelden de lamellen in het bord om nieuwe informatie tevoorschijn te ratelen. Dit karakteristieke geluid zal nimmer meer door de hal klinken. Om niet achter te blijven bij de verappificatie van de wereld hebben de Nederlandse Spoorwegen een appje voor het bloeden op de markt gebracht dat dit geratel imiteert, maar dit gadget zal nooit kunnen tippen aan het origineel. Er hangt inmiddels een digitaal noodbord, dat geen geluiden maakt.

Het oude vertrektijdenbord was voor de media niet alleen een zinnebeeld voor treinstoringen, bladeren op de rails en ander forenzenleed, het was voor reizigers en ophalers bij uitstek de ontmoetingsplaats. Dagelijks doen ongeveer 150 duizend in- en uitstappers Utrecht Centraal aan. Laat 2.500 van hen een afspraak hebben iemand te treffen in de hal (geen idee of dit een realistisch aantal is, maar dankzij de Tilburgse wetenschapsmethode durf ik het wel aan mijn eigen data bij elkaar te fabuleren).

De afgelopen 23 jaar zou het bord dus 2.500 maal 365 maal 23 is 20.987.500 ontmoetingen hebben gezien. Dat zijn meer dan een half miljoen jaargangen Hello Goodbye! Hoeveel ontsproten liefdes, zakenplannen, kinderen en echtscheidingen zouden er zonder dat blauwe bord in de hal van het Centraal Station in Utrecht niet zijn geweest? Het hadden overigens ook 20.987.501 ontmoetingen kunnen zijn.

Dit is hoe ik mij het bord zal herinneren. Begin jaren negentig werd ik in mijn studentenhuis gebeld door een mij onbekende medicijnenstudente uit Leiden. Margot heette ze, een naam die ik heb onthouden door een woordgrapje. Margot had mijn net verschenen debuutroman gelezen en was overvallen door de dwingende behoefte mij te ontmoeten en uit te horen over de thematiek van het boek. Het had haar grote moeite gekost aan mijn nummer te komen en nog grotere daadwerkelijk de telefoon te pakken (niets blijft wat het is: ik neem aan dat jonge schrijvers tegenwoordig via Twitter of Facebook veel makkelijker zijn te benaderen).

Of er door Tilburgse wetenschappers onderzoek is gedaan naar een mogelijk verband tussen iemands stem en zijn of haar uiterlijk weet ik niet, maar Margot klonk knap en leuk. Ik voelde me gevleid door de aandacht en we maakten een afspraak elkaar op een middag te treffen op het station van Utrecht, onder het grote blauwe bord.

Vlak voor het afgesproken tijdstip kwam ik aan in de hal. Margot was er nog niet. Margot zat ook niet in de stoom reizigers die uit Leiden kwam. Misschien had ze haar trein gemist. Misschien lagen er bladeren op het spoor. Misschien had ze nog een trein gemist. Eenzaam stond ik tussen duizenden voorbijgangers, live in mijn eigen toneelstuk van Beckett: Wachten op Margot. Misschien heette ze niet eens Margot.

We leefden nog niet in de wurggreep van de permanente bereikbaarheid, ik kon haar niet bellen en had ook niet het nummer van haar studentenhuis. Na drie kwartier besloot ik te vertrekken. Nooit meer heb ik in mijn leven iets van Margot gehoord. Met de definitieve ontmanteling van het blauwe bord zal dat er ook wel niet meer van komen.