Utrechts Nieuwsblad, 4 augustus 1994
Soms sta je met een paar mensen te praten, en als je dan werkelijk alles hebt besproken en je werkelijk geen onderwerp meer kunt verzinnen, dan is er altijd wel iemand die aan iemand anders vraagt welke film hij of zij voor het laatst gezien heeft. Film is namelijk een van de belangrijkste sociale stroopmiddelen (naast ‘het weer’, ‘de kennissenkring’ en de honderden andere fascinerende interessante onderwerpen die zijn uitgevonden om de intermenselijke communicatie te intensiveren).
Vaak gaat het als iemand over films begint echter niet om de films zelf, maar om de verhouding tussen mensen. Welke films iemand onlangs gezien heeft is namelijk even belangrijk als welke kleren hij draagt, hoe zijn haartjes geknipt zijn en of de kleur van zijn bril wel correspondeert met zijn schoenveters.
Er is één drang die de wereld draaiende houdt: het verlangen van mensen om zich beter te voelen dan een ander. Ons voetbalteam is winnaar van de competitie, mijn domtoren is langer, onze kinderen halen hogere cijfers, ik verdien een beter salaris, ik draag modieuzere kleren, ik verkoop meer boeken, ik ben met duizend vrouwen naar bed geweest, ik reis eerste klasse, ik volg het Nederland Elftal al vanaf ’74, ik ben naar die en die films geweest.
Sommige mensen pochen met Rolexen, anderen met de films die ze hebben gezien.
Ik kan nooit deelnemen aan dit soort aftroefgesprekken, want ik ben geen geregelde bioscoopbezoeker. Soms vragen mensen me wel eens hoopvol: ‘Ronald…film?’ en dan antwoord ik dat ‘film en ik’ samen een groot probleem hebben. Van kinds af aan vind ik films in de bioscoop te overweldigend.
Ik ben zo iemand die zich al door de gemiddelde Marlboro-reclame de zaal laat uitstuiteren omdat hij zo onder de indruk is, laat staan als ik een avondvullende productie bekijk. Film, heb ik al op zesjarige leeftijd bedacht, film is eigenlijk het gesamtkunstwerk in praktijk. De beelden zijn vrijwel altijd verpletterend (wat komt door de grootte van het scherm; in welk museum kom je zulke imponerende schilderijen tegen?), het geluid is indrukwekkend (van de muziek tot de enorm versterkte menselijke stemmen) en het filmverhaal is, doordat je het kunt zien, vaak duidelijker dan opgeschreven verhalen. Met andere woorden: beeldende kunst, muziek, toneel en literatuur zijn in een film verenigd.
Tel daarbij op dat er in films over het algemeen mooiere, leukere en sexyer mensen spelen dan de geitekoppen die er in mijn kennissenkring rondlopen, en je weet meteen waarom ik moeite met films heb: voor mij is film te totaal.
Ik geloof niet dat ik ooit een film in de bioscoop heb gezien die ik slecht vond (dat komt later als je ze op televisie ziet). Als kind heb ik me bijvoorbeeld laten verpletteren door een naar ik later heb begrepen absoluut niemendalletje als Meatballs (een film over een zomerkamp waar jonge studenten nog jongere kinderen wegwijs maken in het leven en de liefde).
Toen ik thuiskwam van deze film was ik zo droevig dat ik wel verliefd leek. Waarom zat ik niet in een zomerkamp, waarom maakte niemand mij wijs in het leven en de liefde?
Omdat ik een vriendinnetje heb dat nogal in de film is, ben ik de laatste tijd zowaar twee keer achter elkaar naar de bioscoop geweest. Toevallig was dit in Londen en draaiden de films nog niet in Nederland, waardoor ik – zoals velen van mijn kennissen – ook eens achteloos kon zeggen: ‘Oh, die heb ik al in het buitenland gezien’.
De ene film was de nieuwste hedendaagse Bijbelexgese van Ome Wim Wenders Faraway, so close, en de andere het in de vaderlandse pers al als fluttebelletje aangekondigde liefdesverhaaltje Four Weddings And A Funeral.
Ik ben blij dat ik met Faraway, so close nu eindelijk ook eens kan zeggen dat ik een slechte film heb gezien. Film is prima, maar je kunt het ook overdrijven. Een engel valt uit de hemel op aarde of zoiets, Michael Gorbatsjov doet Danny de Vito na, Peter Falk is Peter Falk, Lou Reed blijkt ook al in de Here, en Pretenties en Pathos strijden ongegeneerd om aandacht. Kunst kortom, ofwel een Film met de grote ‘F’ van Fuck.
Maar dan Four Weddings And A Funeral! Ik heb de neerbuigende recensies inmiddels gelezen (ook in deze krant), maar het doet me niets, want ik ben verliefd! Mooi, ingehouden, ontroerend, grappig, knappe mensen en godzijdank geen boodschap. Fluitend verliet ik de bioscoop en wanneer ik de afgelopen weken aan de film terugdacht, kreeg ik gewoon een blij gevoel. Maar goed, dat zal wel komen doordat liefde blind maakt.