Bootsop

de Volkskrant 17 juni 2008

Als razende reporters voor de buurtsite (een woord dat nog niet in Van Dale staat) heeft mijn zoon met een vriendje een interview gemaakt met het studentenhuis naast ons. Onder de titel ‘Veel douchen, weinig schoonmaken’ beschreven ze de huiselijke wederwaardigheden van de bloem der natie. Kinderen zijn vaak nog conservatiever dan volwassenen. Mijn zoon schrok van de zooi in het huis, de straatnaam- en verkeersborden, kilo’s post en kranten, kapotte spullen, graffiti, de open biobak genaamd keuken.

‘Hoe kunnen ze daar nou wonen?’, vroeg hij ontzet.

‘Over tien jaar wonen jullie ook zo’, zei ik.

‘Ik ga zeker niet op kamers’, riep hij, en in die waan hebben we hem maar gelaten. Wij wonen naast een Tritonhuis, waar alleen roeiers van de studentenvereniging Triton recht hebben op een kamer. Vorige week vroeg een van de bewoners of ik zin had om hun bootsop eens mee te maken. Hun wat? Hun bootsop. Het roeiseizoen is net afgelopen, de spullen moeten worden gewassen en opgestald voor de zomer. De wedstrijdroeiers hebben vanaf januari niet meer gesnoept en gedronken, en gaan dit in een week goedmaken.

Roeien is van oudsher een van de meest studenterige sporten. In mijn studententijd ben ik met een roeiende huisgenoot eens meegeweest naar Triton, ik geloof dat ik zelfs een keer in… hoe heet zoiets… een boot heb gezeten voor een proefrit, maar de sport was aan mij niet besteed. Mijn huisgenoot nam me mee naar de Varsity, een jaarlijkse clash tussen verschillende universiteiten die al sinds 1883 wordt georganiseerd. Ik herinner me van die regatta vooral de rare hoedjes. Mooie studententradities.

Triton heeft dit jaar voor de tweede keer in zijn geschiedenis de Blauwe Wimpel gewonnen, het kampioenschap van de Amstel (de eerste keer was in 1962). Dit werd tijdens de bootsop uitgebreid gevierd met een binnenbarbecue, een woord dat ook niet in Van Dale staat en dat te maken heeft met de huidige stortregenzomers. Ik vond het, als ongetrainde buitenstaander, erg aandoenlijk naar de roeiende halfgoden en -godinnen te kijken. Velen hadden het afgelopen seizoen ‘blik getrokken’, oftewel wedstrijden gewonnen, en nu alle stress en afmattende trainingen voorbij waren, gaven ze zich kinderlijk ongegeneerd over aan hamburgers, drank en snoep.

Halverwege klom een meisje op een tafel om te speechen over een roeister genaamd Roline Repelaer van Driel. Ze haalde het formulier tevoorschijn waarmee die zich in 2003 had aangemeld bij Triton. Iemand had destijds op dit vel geschreven: ‘Rustig meisje, geen wedstrijdroeister’. Roline zit bij de komende Olympische Spelen in de Nederlandse vrouwen-acht en werd door haar verenigingsgenoten euforisch uitgezwaaid.

Voor iemand met een normaal postuur zijn al die afgetrainde roeierslijven nogal intimiderend. Een jongen vertelde me (ik zeg niet wie, want het gaat hier om een zogenoemd geheim verenigingsmos) dat Tritonezen op hun terrein pas met ontblote schouders mogen paraderen als ze bij een race een beker hebben verdiend. Kortom: alleen winnaars mogen bloot.

Een ethologisch veldwerker zou tijdens zo’n bootsop zijn hart kunnen ophalen. Roeien is het tonen van je fysieke kracht, groepsgevoel en doorzettingsvermogen. Roeien is baltsgedrag in de praktijk. De preses van de club liet me een jaarboek zien met een afbeelding van de amoureuze dwarsverbanden binnen hun vereniging. Het oogde als een woud van leden en lijntjes. ‘In de wetenschap heet zoiets een sociogram’, legde hij uit, ‘maar wij noemen dit ons soa-gram.’

Terugfietsend naar huis, in de soppende regen, dacht ik aan mijn zoon, die wellicht over tien jaar gaat roeien.

Martin Bril is 18 augustus terug in de krant. Tot die tijd verschijnen berichten en gedichten van hem op internet, zie vk.nl/bril