Het Parool, 12 mei 1995
Debuutroman van Michel Maas
Boekrecensie: Michel Maas: De vleugels van Lieu Hanh, De Bezige Bij, ƒ 38,50
Onlangs werd er in Utrecht een literaire subsidie-hoogmis gehouden waar Volkskrant-criticus Hans Bouman een lang exposé gaf over de huidige stand van de Vietnamese letteren. Er verschijnen in Nederland (en ook in Frankrijk en Amerika) namelijk de laatste tijd opvallend veel boeken van Vietnamese schrijvers. Waar veel literatuur in het westen geënt is op het fascinerende thema boy meets girl, heeft dit de afgelopen twintig jaar in Vietnam aanvankelijk een communistische pendant gekregen: boy meets tractor.
Toch beginnen veel Vietnamese schrijvers langzamerhand de gruwelijkheden van de oorlog te verwerken – zoals veel Amerikaanse schrijvers en filmers dat vanuit hun eigen visie al hebben gedaan – al brengt hen dat vaak in conflict met de communistische leiders, want het is in Vietnam nog steeds ondenkbaar dat de oorlog (eigenlijk: de bevrijding) negatief benaderd zou kunnen worden. Een ontluisterend boek als Het verdriet van Vietnam van Bao Ninh is in Vietnam zelfs verschenen onder de afleidende titel Het lot der liefde (Than Phan Cua Tinh Yéu), omdat er in het boek ook een amoureus verhaallijntje zit.
Op deze stroom nieuwe Vietnamese literatuur drijft het boek De vleugels van Heu Hanh, van de Volkskrant-journalist Michel Maas (1954). Maas is een man die houdt van een breed spectrum; dat spreekt uit zijn opleiding (hij zat op de kunstacademie en de zeevaartschool, en tevens is hij afgestudeerd filosoof), maar ook uit de aard van zijn debuut. De vleugels van Lieu Hanh is een literaire roman, een reisverslag, een reportage, een politiek en sociologisch document, en bij vlagen een episch gedicht. De uitgave kwam mede tot stand dankzij een subsidie van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten, wat doet vermoeden dat het boek in aanleg bedoeld was als een non-fictiewerk. Wat er ‘journalistiek’ is aan De vleugels van Lieu Hanh zou ik niet weten, of het zou moeten zijn dat Maas af en toe mooie en geinige anekdotes over Franse generaals en het Vietnamese communisme in zijn tekst heeft weten te loodsen (al kan ik me niet voorstellen dat de officieren van het Fonds BJP gaan controleren of Maas zich daadwerkelijk aan zijn opdracht heeft gehouden).
Welke opdracht Maas zichzelf in Vietnam heeft gegeven, is noch de lezer, noch hemzelf erg duidelijk. Hij noemt zich geen ‘slagveldtoerist’, eerder wil hij de oorlog ontlopen (wat neerkomt op in een hooiberg hooi willen ontlopen). Maas is op zoek naar het Indochine van voor de oorlog, het Frans-Vietnamese tempo doeloe, het Hof van Eden: “Ik zocht het nog warme lijk van een kolonie.” Waarom hij deze drang heeft, blijft in het ongewisse (al zal niemand daarmee kunnen zitten). Het Indochine zoekt Maas in de Bibliothéque Nationale, de oude universiteit van Mieu, de prachtige gebouwen van Hanoi (inmiddels door ‘boeren’ uitgeleefd) en het sterk op onze polders lijkende Cat Dong.
Daarnaast lijkt Maas (of zijn hoofdpersoon, laat ik in die val niet trappen) ook en misschien nog wel veel meer geïnteresseerd in zijn eigen verleden en tempo doeloe: boy meets himself. In de bibliotheek van Hanoi, haalt hij bijvoorbeeld steekkaarten van boeken uit de schappen, die hem doen denken aan de tijd dat hij die boeken las. “Deze kaartjes openden een deur naar mijn zolderkamer, waar ik jaren niet meer was geweest (…) Oscar Wilde opende in Hanoi de deur naar thuis (…) Mijn eigen wereld had hier liggen slapen, als Doornroosje (…) en ik, ik was de prins die al die boeken wakker kuste door hun kaartjes te vinden en aan te raken. Ik zweer het, dat soort onzin stond ik daar met mijn vingers in de kaartenbak te denken.”
Hoewel Maas het in deze passage afdoet als pathetische nonsens, is het vinden van zichzelf in afgelegen continent wel degelijk een van de pijlers van zijn boek. Als hij de prins is, is Vietnam één groot met ondoordringbare doornenhagen overwoekerd kasteel.
En ondoordringbaar is het. Maas doet zijn best om te wennen aan de brullende kikkers, de cirkelzagende cicaden, de almaar starende bevolking, de hitte, de drang en de voortdurende aanwezigheid van ‘de bevrijding’, maar toch blijft hij ‘een missionaris, een Bei-uns-ist-alles-besser-lul en een arrogante Europese postkoloniaal’ (zoals hij het zelf uitdrukt, als hij er achter komt dat hij ten onrechte denkt bedrogen te zijn).
Pas in het één na laatste hoofdstuk van het boek, weet Maas zich door de doornenhaag heen te slaan, of eigenlijk is het andersom: in een discotheek wordt hij verleid door het twintigjarige engelachtige meisje Hanh (girl meets Dutch journalist). Dit meisje zal wel te maken hebben met het mooie verhaal over Lieu Hanh, waarmee Maas zijn boek opende. Deze Lieu is de dochter van de God van Vietnam, die het misnoegen van haar Vader opwekte en naar de aarde werd gestuurd. Daar verblijdde zij de wereld, tot haar Vader haar op haar eenentwintigste weer tot zich nam. Dat Maas in Saigon uitgerekend de (onbetaalde) liefde bedrijft met een meisje dat ook Hanh heet, is veelbetekenend. Afgezien van deze ietwat voor de hand liggende literaire constructie, is deze scène letterlijk en figuurlijk het hoogtepunt in De vleugels van Lieu Hanh.
Rest mij nog te wijzen op de stijl van het boek, die vaak scherp, poëtisch en krachtig is. Dit gecombineerd met de inhoud van zijn boek heeft Michel Maas een erg opmerkelijk debuutroman geschreven. Ik hoop dat zijn volgende boek gewoon over boy meets girl gaat.