Brief aan Nico Dijkshoorn wat opvalt in de media 45 2012

VARA GIDS 45, 10-16 november 2012

Ha Nico,

Dit zijn idioot drukke weken. Ik zie jou vaker dan mijn vrouw, en mijn kinderen hebben het inmiddels over mij als ‘de man die op zondagavond de bezorgchinees betaalt’. Bovenaan deze aanhef staat het regeltje dat wij in deze brieven elkaar schrijven wat ons opvalt in de media. Yeah, right. Stelt mij direct voor een probleem, want ik weet niet hoe het met jou is, maar ik volg deze theaterdagen bijna geen ‘media’, omdat ik voortdurend bij jou ben. Orkaan Sandy is rimpelloos aan me voorbijgetrokken en dat we een nieuw kabinet hebben, hoorde ik in mijn auto op de radio. Het zijn meestal de eerste zaken die sneuvelen in tijden van drukte en cholera: kranten en tv.

Iets dat me ergert, want ik hou erg van tv-kijken. Je hoort je er als boekenlezer natuurlijk voor te schamen dat je je zinnen ook graag door het platscherm laat bevredigen, maar ik kan het niet ontkennen: ik mag graag voor mijn tv zitten, terwijl ik de schalks in m’n hand liggende afstandsbediening bijna masturbatoir bedien. Ik ken mijn afstandsbediening na al die jaren zo goed dat ik precies weet waar alle lekkere plekjes zitten.

Volgens mij wordt er door de homo lector, de lezende mens, veel meer tv gekeken dan hij of zij wil toegeven. Ik kom regelmatig intellectualo’s tegen die met een devoot gezicht beweren dat ze ‘eigenlijk nauwelijks tv-kijken’, maar die wel alle programma’s die ter sprake komen toevallig blijken te hebben gezien. Yeah, right.

Het is een bekende gedachte dat je niemand aan het eind van zijn leven zult horen verzuchten: ‘Had ik maar meer tijd op kantoor of de zaak doorgebracht.’ Zo zal ook niemand het op zijn sterfbed betreuren te weinig programma’s te hebben gekeken. ‘Had ik maar wat meer gezapt in mijn leven.’

Een halfjaar geleden heb ik al mijn digitale tv-abonnementen de deur uitgedaan. In tijden van crisis scheelt dit een badkuip geld en het levert ook nog eens veel tijd op. Ik kwam er bijvoorbeeld achter dat ik op een verloren zondag wel eens zat te staren naar een wedstrijd van Dortmund tegen Stuttgart, of naar een film die ik al drie keer had gezien, naar Zuid-Hindoestaanse kookprogramma’s of ondertitelde Duitse homoporno. Dat laatste ontroerde me overigens zeer, dat iemand van een Nederlands vertaalbureau de vertalingen bij hardcore scènes had zitten intypen. ‘Ja, daar ja. Ja, steek hem erin. Zuig me, jongen. Achter je huig, klootzak.’ Als dat soort zinnen niet goed worden vertaald, kun je de hele essentie van het verhaal missen.

En toch, in deze geestdodende weken waarin wij van hot naar her rijden, snak ik regelmatig naar zinloos geklik van het ene tv-kanaal naar het andere. De enige momenten dat ik soms uitgeteld een beetje tv-kijk, is als ik ’s nachts ben teruggekomen van onze optredens, en dan het liefst naar iets volkomen wezenloos als garnaalvissen of hoe je een Drentse krentenmik bakt.

Och Nico, in plaats van deze brief te schrijven, had ik ook tv kunnen kijken. Zoveel heb ik dus al voor je over.