Brief aan Nico Dijkshoorn wat opvalt in de media 47 2012

VARA GIDS nr. 47 – 24-30 november 2012

Héé Nico!

Als je deze brief leest is hij er alweer bijna een week, die man met die baard en die opmerkelijke obsessie voor kleine kinderen. Tenminste: als het hem is gelukt op tijd in Nederland aan te komen. Dat is de afgelopen dagen in mijn huis de belangrijkste actualiteit geweest. Eergisterenavond werd ik in mijn voordeur opgewacht door twee van mijn kinderen, die mij kortademig toeriepen dat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Opgewonden renden ze terug naar de huiskamer.

‘Het was net op het Journaal!’ vulde mijn oudste zoon aan, al even astmatisch, toen ik ons nakomertje en zijn zusje bezorgd was gevolgd. Even tussen jou en mij? Ik dacht aan een terroristisch aanslag, Aan een sterfgeval van een bekendheid, de liquidatie van een politicus.

‘Het is echt schokkend!’ kermde mijn dochter, met de hysterische intonatie van zo’n method-acterende tafelzitter bij DWDD.

Met pure ontreddering in zijn stem zei mijn oudste: ‘De boot van Sinterklaas is nóg hélémáál niét uit Spanje vértrókken.’

‘Meen je dat?’ riep ik, en educatief voegde ik eraan toe: ‘Godverdegodverse klotesint! Wat een ongelooflijke idioot is dat toch.’

Met grote ogen keek mijn jongste zoon mij aan. Mijn kans op cadeautjes leek nog voor de intocht van Sinterklaas definitief verkeken.

‘Maar het is toch zo?’ riep ik. ‘Is het weer zover? Kan die ouwe nou nooit eens op een normale manier aankomen? Altijd gaat er verdomme wel iets mis: dan is het Grote Rode Boek nat geworden, dan zijn de kolen voor de boot op, dan hebben die vermaledijde rotpieten een of andere brug per ongeluk omgedraaid.’

Van mijn kinderen begreep ik dat dit jaar de machinekamer kaduuk is. Stelletje onmachtige amateurs. Het hele jaar hebben ze de mogelijkheid gehad om die schuit zeewaardig te maken.

‘Ze zijn zaterdag misschien niet op tijd in Roermond!’ riep mijn zesjarige, die meeging in de ontreddering van zijn grotere broer en zus.

‘Och, dat zou toch eens mooi zijn; mompelde ik, maar mijn zoon had zich alweer naar Dieuwertje Blok gewend, in de hoop op aanvullende berichtgeving over de situatie rond Sinterklaas.

Na het Sinterklaasjournaal zat ik met mijn jongste op de bank. Het grappige was dat hij van de drie kinderen het minst onder de indruk leek van de mogelijke ramp die Roermond en alle kinderen van Nederland stond te wachten.

‘Het komt vast wel goed,’ zei hij.

‘Ik denk het ook.’

En toen vroeg hij of ik er op pakjesavond dit jaar bij zou zijn. Aarzelend voegde hij eraan toe: ‘Of ben je dan weer op pad met Nico?’

Och, dat zou toch eens mooi zijn, dacht ik, maar ik zei: ‘Nee natuurlijk niet, daar wil ik toch bij zijn?’

‘En denk je dat Sinterklaas dit jaar ook eens bij ons thuis komt?’ vroeg hij. Het woord ‘eindelijk’ slikte hij nog net in. Die ouwe heeft ons huis namelijk nog nooit aangedaan.

‘Wie weet,’ zei ik mysterieus. ‘Wie weet.’

Vandaar mijn vraag: Nico, als jij vanaf nu je baard laat staan, hoe lang is die dan op 5 december? Zorg ik voor een mooie rode tabberd.