Het Parool, 20 oktober 1995
Boekrecensie: Adriaan Jaeggi: De tol van de roem, Prometheus, Æ’ 34,90
De meeste redacteuren van het Amsterdamse studentenblad Propria Cures zakken na hun geweldig geinige redactietijd al dan niet terecht terug in het moeras van de vergetelheid. Zo niet Adriaan Jaeggi (1963), een voormalige Leidse corpsstudent die als redacteur onder andere medeverantwoordelijk was voor het beruchte ‘fotocollage-incident’ (Leon de Winter languit afgebeeld in een joods massagraf). Jaeggi publiceerde vorig jaar bij uitgeverij Prometheus een gedichtenbundel thans verschijnt bij dezelfde uitgeverij zijn romandebuut: De tol van de roem.
Ik raag me af hoe Jaeggi in zijn Propria Cures-tijd een boek als De tol van de roem zou hebben besproken, want wie van de voormalige PC-redacteur vlammend, scherp, provocerend, bot, vilein, cynisch, hilarisch en dolkomisch proza had verwacht, komt bedrogen uit. De tol van de roem is eerder gevoelig, zijig, slepend, contemplatief, inlevend en – jesses! – menselijk.
Jaeggi is niet alleen schrijver, als trombonist heeft hij inmiddels drie cd’s uitgebracht: Back to the Jungle (1985), Still Going Fabelhaft (1989) en Was that good for You Too? (1992). Het was enigszins te verwachten dat zijn debuutroman zich in de muziekwereld zou afspelen, en inderdaad vertelt De tol van de roem twee verhalen: het verhaal van een jazzband en het verhaal van een liefde.
De hoofdpersonen: muzikanten waren ze, maar aardige muzikanten. Het verhaal: de hoofd-hoofdpersoon wil graag trompettist worden. Hij neemt les en oefent zich iedere dag ongans (remember always to buzz the mouthpiece when necessary). De jongen speelt jaren later in bandjes en big bands tot hij een keer vrij toevallig met vier ‘gelijkgestemden’ moet optreden. Deze muzikale vijf sluiten vriendschap, richten een groep op – de Mondo Pacific Band – en worden redelijk populair met experimentele jazzmuziek. Ondertussen (verhaal twee) is de hoofdpersoon verliefd geworden op Helen, de vriendin van de saxofonist. Zij krijgen een geheime verhouding (remember always to buzz the mouthpiece when necessary), die na vele bladzijden de groep uiteindelijk uit elkaar drijft. Hoofdpersoon blijft alleen achter, spelend in bandjes en big bands.
De eerste verhaallijn sprak mij veel meer aan dan de tweede. Als Jaeggi beschrijft hoe een clubje jongens zich vol overgave stort op een mij onbekende muziekvorm (een soort eclectische soulfunksalsahiphopjazz), weet hij dit enthousiasme redelijk over te brengen. Hoewel de belevenissen van de Mondo Pacific Band af en toe een beetje al te ‘A-team’-achtig overkwamen, hadden ze op mij de uitwerking dat ik het betreurde geen trompet of ander instrument te bespelen. Het is knap als een boek je dat gevoel kan geven. Soms verliest Jaeggi zich in het beschrijven van zijn muzikanten (‘Hij zette een kletterende baslijn neer, met noten als gummiballen die hoog de zaal in sprongen’), maar vaker weet hij een naar ik aanneem authentiek muziekgevoel te schetsen. De vijf jongens gaan bij hun muziek tot het uiterste, zwepen elkaar op en zijn ervan overtuigd dat je alleen echt goed kunt spelen als je alles geeft wat je hebt. Deze la musique pour la musique-houding komt goed uit de verf.
Als Jaeggi het over liefde heeft is hij veel minder authentiek. Niet alleen is de hoofdpersoon vaak op het Bouqette-reeks achtige zijig en zeikerig (mondhoektrekkende passages als: “Ik wist dat er een tijd was geweest dat ik haar alleen kende als iemand die buiten mij bestond, die niets met mijn leven te maken had, maar ik wist niet eens meer hoe dat gevoeld had. Misschien had ik wel helemaal niets gevoeld. Misschien was ik al die tijd in afwachting geweest van dit moment, waarop ik voor het eerst wist dat je eigen gedachten en daden niets te betekenen hebben, dat enkel wat die ander is er iets toe doet”), maar ook gebruikt Jaeggi bij het vertellen van zijn liefdesverhaal dialogen die voortdurend langdradig en onrealistisch zijn. Soms gaat Jaeggi’s oude PC-hart bonken en weet hij er met u-bochten en kunstgrepen een paar niet onaardige grappen en quotes tussen te persen (‘Bolus de Puskabouter’), ‘maar dit maakt niet goed dat De tol van de roem te lang is, dat de in vele pagina’s beschreven geheime liefde tussen de trompettist en de vriendin van de saxofonist niet begint te leven, en dat het conflict tussen de saxofonist en de trompettist beperkt blijft tot een paar muzikale uitbarstingen.
Hoewel ik de passages over muziek vaak mooi en krachtig vond, vind ik het jammer toe te geven dat de rest van het boek mij niet langdurig kon boeien. Ik zal mijn recensie exemplaar aan een van mijn muziekvrienden geven.