Champagne

Het was ons derde kind, maar de bevalling ging moeizamer dan bij de vorige twee. Onze jongste was groot en zwaar, blakend, sterk, stevig. ‘Toen de verloskundige was verdwenen, kwamen onze andere kinderen uit school om hun broertje te begroeten. We ontvingen nog meer bezoek, en terwijl ik bij een snackbar voor mijn vrouw broodjes ossenworst en tartaar haalde (die zij tijdens haar zwangerschap zo had moeten missen) stuurde ik vrolijke sms’en naar vrienden.

In de namiddag lag ik met mijn zoon op bed. Ik merkte dat hij in korte tijd een vreemde kleur kreeg, en ook maakte hij rare geluiden. Geschrokken belde ik de verloskundige, maar het verschijnsel was niet ongewoon. Ons kindje had bij de bevalling enorme krachten te verduren gehad en dit was blijkbaar hoe zijn lichaam reageerde. Mijn zoon lag gewoon te kirren, zei ze. Net toen ze adviseerde wat extra babyvoeding te geven, trok hij bij. Met grote ogen staarde hij de kamer in.

Een halfuur later had mijn vrouw onze zoon op haar borst. Plotseling werd hij weer dieppaars en opnieuw leek hij niet te ademen. Nu hebben we het geluk dat onze buurvrouw Astrid verpleegkundige is en afdelingshoofd van de Spoedeisende Hulp van het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Ik rende naar haar huis en riep dat er iets niet goed was met onze baby.

‘Ben je in staat auto te rijden?’, vroeg Astrid toen ze een blik op ons jongetje had geworpen. Ze pakte een paar dekens en wikkelde hem erin. ‘We gaan niet op een ambulance wachten.’

Een minuut later reden we de straat uit. Ik herinner me van die tocht naar het ziekenhuis alleen dat mijn zoon purperblauw en levenloos in Astrids armen lag en dat zij verwoede pogingen deed hem ademend te houden. Later, veel later, zou ze vertellen dat ze bang was dat ze hem op dat moment zou kwijtraken.

Toen we bij het ziekenhuis aankwamen, was mijn zoon weer opgeknapt. Zijn ogen keken uitdrukkingsloos naar alle ophef. Hij werd op een behandeltafel gelegd en een verpleegkundige ontfermde zich over hem. Ik vertelde van zijn paarse aanvallen, terwijl de zuster hem aansloot op toeters en bellen.

Bij een van die apparaten scoorde hij 99 procent. Dat zag er goed uit en de zuster reageerde met een geruststellende knik. Zij draaide zich om en op dat moment zag ik mijn zoon weer blauw worden. De meter liep snel terug: 78 procent, 56 procent, 37 procent. De zuster probeerde mijn zoon erbij te houden, en in lichte paniek belde ze de kinderarts. ‘u moet nu komen’, hoorde ik haar zeggen.

Even later kwam Astrid het kamertje binnen. Ze pakte me beet en begeleidde me de kamer uit. Op de gang werd het me plotseling duidelijk: hij ging dood. Ik was erg lucide en tegelijkertijd ging alles langs me heen. Talloze beelden flitsten in een fractie van een seconde door mijn hoofd: ik zag de meelevende gevoelvolle ogen van de kinderarts, ik zag mezelf alleen terugrijden naar huis, ik zag me het nieuws vertellen aan mijn vrouw, mijn kinderen, een volle aula, huilende vrienden, ik zag een rieten kist en hoorde Spinvis door de boxen.

Toen stapte de kinderarts de gang op. ‘Uw zoon is weer bij’, zei hij vriendelijk. Liggend in een couveuse leek mijn jongetje me met grote verbaasde ogen aan te kijken.

Negen weken en een paar zware operaties later kwam hij thuis, en nog veel later – vandaag, om precies te zijn – vieren we zijn tweede verjaardag, met een veel te grote taart, een immense rol ossenworst en een onverantwoord grote fles champagne.

Martin Bril keert voorlopig niet terug in de Volkskrant. Wel blijft werk van hem verschijnen op internet, zie vk.nl/bril.