Chattes panoramiques

De Volkskrant, 26 augustus 2008

Mijn vrouw kreeg voor haar verjaardag van haar vriendin Annemiek een ingelijste Libelle-achtige poster van verschillende gedroogde kruiden met hun Franse naam eronder, Zoiets kun je in de keuken hangen als je niet meer weet hoe de kruiden in het Frans worden genoemd. Althans, dat dacht ik.

‘Kijk eens goed’, zei mijn vrouw.

Ik keek beter. Annemiek vertelde dat ze deze zomer in het Italiaanse plaatsje Guardistallo de lijst had zien hangen op het toilet van het eethuis Beva Fresca (op de Piazza della Chiesa nummero 5, voor wie het per se weten wil). Ze had net zo lang gezeurd bij de eigenaar van het restaurant tot hij haar de poster liet overkopen. Ik keek nog beter, want eigenlijk begreep ik niet waarom Annemiek zoveel moeite had gedaan voor een affiche dat je bij iedere Potten & Pannen kunt aanschaffen. Onder de geëtste kruidenbosjes las ik de tekst ‘La salie de projection des chattes panoramiques’.

Panoramische chattes? Onder de boeketjes stonden namen als Viêtnamienne, Suédoise en Soviétique. Kruiden die mij weinig zeiden. Zoals je bij een 3D-plaatje soms even moet wachten tot de beeltenis zich prijsgeeft, duurde het even voor ik doorhad dat ik zat te kijken naar een overzicht van schaamhaardracht uit verschillende landen. Schaamhaar dat dus verdomd veel op takjes gedroogde kruiden lijkt.

De Japanse haardracht was bescheiden uitgewied, de Zweedse vrouw droeg wat bermaanplant langs de kant van de weg, het Belgische kapsel had iets van een pieterpaadje, daarentegen leek de Boliviaanse een halve kilo tuinaarde tussen haar benen te klemmen en oogde de schaamstreek van de Canadese vrouw als een weggelopenmarmot.

De Franse schilder Gustave Courbet schilderde ooit een vrouw met een overdreven weelderige bos pubarche, onder de titel l’Origine du monde. Aan de hoeveelheid haar van de verschillende oorsprongen van de wereld te zien, maakte Annemieks poster een beetje een gedateerde indruk. Ik geloof dat hedendaagse vrouwen er in het algemeen niet meer zo bijlopen.

Een paar jaar geleden mocht ik ergens in Noord-Holland voorlezen op een groot feest ter gelegenheid van de suste verjaardag van een kunstenaarsvrouw. Ze was het stralende middelpunt van een al even stralende vriendinnenclub (van die vrouwen die, hoe ouder ze worden, elkaar steeds vaker ‘meisje’ noemen). Haar vriendinnen gaven haar een enorme ingelijste foto van toen ze begin twintig was. Onder de voornamelijk oudere dames steeg een uitbundig applaus op (hoewel ik naast me een mevrouw, die duidelijk niet aan het cadeau had bijgedragen, hoorde zeggen dat ze het maar een gemene actie vond).

Opvallend was dat de kunstenaarsvrouw destijds veel molliger was dan op haar zestigste en dat ze voor haar benen een soort van… bruin droogboeket hield, bol als een suikerspin. Het oogde als een bad pubic hair day en het was alsof Garfunkel (van het onvermijdelijke duo Simon & Garfunkel) achter deze kunstenaarsvrouw had gehurkt en zijn hoofd tussen haar benen had gestoken.

Wat was het toch dat vrouwen in die jaren hun woekerende helmgras niet schoren? En hoe moest het toentertijd voor een dappere padvinder zijn om zich een weg door zo’n woud te kappen? Of gaven de akela’s er een plattegrondje bij, met nuttige richtingaanwijzingen? Bij het naaldbos naar rechts, omhoog tot aan de jungle, dan via de lianen over het laagplateau, naar het centrum van de riviermond.

De jarige vrouw accepteerde de naakte jeugdfoto van haar roedel uitbundige vriendinnen blij, maar hoofdschuddend.

‘O meisjes, dat scháámháár!’ riep ze, implicerend dat zij en haar vriendinnen hun kruidenbuiltjes tegenwoordig heel anders coifferen.

Martin Bril keert voorlopig niet terug in de Volkskrant. Wel blijft werk van hem verschijnen op internet, zie vk.nl/bril.