Choqueren

Utrechts Nieuwsblad, 13 april 1994

Soms zit ik nietsvermoedend in mijn stam-eetcafĂ© De Knipoog een goedkoop geprijsd bordje voedselporno te verorberen, als een wildvreemde me aanspreekt en me vraagt: Ronald, wat is kunst eigenlijk?” Meestal zeg ik in zo’n geval: “Goh, wat leuk dat je me die vraag stelt. Schuif aan, joh, dan zal ik je het even uitleggen. Volgens mij zijn er globaal gezegd twee dingen die kunst maken. Allereerst moet een kunstwerk (en daar versta ik net zo goed een film, boek, gedicht, column, muziekstuk of zelfs een goede weekschotel onder) zinnenprikkelend zijn. Met andere woorden: je moet het mooi, goed, hilarisch, leuk, geil, lekker of ontroerend vinden. Dit is natuurlijk een kwestie van smaak.

Ten tweede vind ik noodzakelijk dat een kunstwerk mensen laat nadenken en de poten onder hun vastgeroeste denkbeelden wegzaagt. Nu kan een kunstenaar zelf al het denkwerk verrichten en de wereld zijn conclusies mededelen (dit doen de meeste essayisten en columnisten), maar een kunstenaar kan ook een dermate schokkend werk maken dat de mensen zelf gedwongen worden na te denken. Toen de Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis drie jaar geleden zijn roman American Psycho publiceerde, viel de halve wereld over hem heen. De lange en uiterst plastische beschrijvingen van de gruwelijkheden die zijn hoofdpersoon op onschuldige wezens toepaste, voorzag Ellis van geen enkele moralistische kanttekening. Velen vonden dat een schrijver die zulke perverse dingen kon beschrijven zonder ze te veroordelen, zelf pervers was.

De vraag van deze mensen zou echter moeten zijn: waarom ben ik zo geschokt? Hun reactie leek een beetje op die aflevering van Lucky Luke, waarin een toneelspeler die op het podium zijn tegenspeelster moest slaan, na afloop van de voorstelling door de toeschouwers gemolesteerd werd. Dertig jaar voor de algehele schande over Ellis, overkwam de schrijver Nabokov al hetzelfde. In zijn roman Lolita is de volwassen Humbert Humbert verslaafd aan het bedrijven van de liefde met zijn dertienjarig stiefdochtertje. Na verschijning van dit boek vonden velen dat Nabokov een viezerik was, anders had hij dit soort dingen toch niet kunnen bedenken. Die Nabokov wilde gewoon zelf met jonge meisjes naar bed’, dachten velen, zonder zich af te vragen waarom zij zo opgefokt reageerden. ‘Hetzelfde overkwam Rainer Werner Fassbinder met zijn vermeend anti-semitische toneelstuk Het vuil, de stad en de dood, en ook de Belgische schrijver Herman Brusselmans kreeg gezeik over zijn roman Ex-minnaar. In dit boek maakt de hoofdpersoon namelijk neerbuigende opmerkingen over vrouwen, buitenlanders en homoseksuelen, maar wel zo grappig dat je je als lezer vraagt: dit is helemaal niet leuk, maar waarom moet ik dan zo lachen?

Zelfs cabaretier Paul de Leeuw voelde zich gedwongen om na een hilarisch-grappige televisie-uitzending waarin een klein jongetje heel erg vals de zanger Gordon had nagedaan, in het NOS-journaal zijn excuses aan te bieden. De Leeuw had het jongetje namelijk publiekelijk voor lul gezet. Dat dit doorgestoken kaart was, deed er niet toe: het bleef boze telefoontjes regenen. In plaats van het De Leeuw kwalijk te nemen, had men zich ook af kunnen vragen waarom men er niet tegen kan dat er kinderen worden afgezeken. Blijkbaar overschreed De Leeuw een grens. Dit overschrijden is voor mij nu juist een van de dingen die kunst, kunst maakt. Begrijp je? Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat als een kunstenaar mensen kwetst, zij die kunstenaar dankbaar zouden moeten zijn dat hij hun grenzen heeft blootgelegd.” Meestal verlaten mijn toehoorders na een uitleg als deze het eetcafĂ© De Knipoog juichend. Mijn weekschotel is dan inmiddels koud, maar dat heb ik er graag voor over.