Coolhunten

De Volkskrant, 20 september 2011

Onderweg naar Antwerpen hoorde ik op de radio een man die zichzelf omschreef als ‘coolhunter’. Het vak dat hij beoefende heette ‘coolhunting’. Uit zijn woordstroom begreep ik dat de man eigenlijk trendwatcher was, maar omdat trendwatching allang niet meer trendy is, noemen trendwatchers zich tegenwoordig liever coolhunters, totdat ook dat niet meer cool zal zijn en een of andere joker een nog hippere term moet bedenken.

Coolhunters zijn überbijdetijdse, crea-sensitieve jongeren die overal op aarde (in coole steden, maar ook in achterbuurten ‘want daar gebeurt ook veel cools’) op zoek gaan naar coole mensen, kapsels, schoenen, websites, merken, gewoonten en internetsites. Je kunt het zo cool niet bedenken of het wordt gehunt.

Een uur nadat ik had geleerd over ‘worldwide mentality trends’ wandelde ik door de Vlaamse hoofdstad. Ik had wat tijd te doden en dan is de Meir, de Champs-Élysées van Antwerpen, een perfecte straat voor een potje amateur-coolhunting voor beginners. Eens kijken of ik iets kon ontdekken dat voldeed aan de definitie ‘aantrekkelijk, inspirerend en een potentieel voor de toekomst’.

Ik begon bij de Jezusstraat, een straat die ooit wellicht cool was, maar nu een beetje wordt overschaduwd (ik ben niet gelovig, maar gun Jezus toch een opwindendere straat). De Meir zelf: straatartiesten, lichtreclames, flanerende jongeren, maffe outfits, kekke schoenen, haardrachten in alle coupes en kleuren.

Als kind ging ik met mijn vader eens naar Antwerpen, waar ik vroeg of de bewoners soms heel erg rijk waren omdat ze allemaal zo goed gekleed gingen. ‘Ze zijn niet rijk’, antwoordde mijn vader, ‘maar geven hun geld liever uit aan mooie kleren dan aan bankstellen, zoals Nederlanders.’ Een antwoord dat zo veel indruk maakte dat ik me het dertig jaar later nog kan herinneren. Mijn vader zei dit in een tijd dat bij ons paars-angora zitzakbanken cool waren, dus op zich hadden de Antwerpenaren wel gelijk. Ook heden ten dage leken de meeste inboorlingen op de Meir me beter gekleed dan de mensen in Groningen of Purmerend, al moet ik bekennen dat kleding me eigenlijk niet wezenlijk interesseert (zo, het is eruit).

Mijn coolhunt-buit. Wandelend langs een straat genaamd Lange Klaren zag ik zes chassidische joden in een optocht snel achter elkaar fietsen, een soort ploegentijdrit voor mannen met pijpenkrullen en bakkebaardstaarten. Was dit nu een nieuwe trend?

Ook registreerde ik dat de Meir veelvuldig werd bezocht door schoolkinderen in tenue. Ik zag een groep langbenige 16-jarige vrolijke schoolmeisjes in uniformen: blauwe jasjes, witte bloesjes, stropdassen en blauwe rokjes. Gedver, moet dat ook in Nederland het straatbeeld vervuilen?

Verderop een groep strakbepakte zakenmannen, van wie ik overigens niet kon vaststellen of ze plat Vlaoms of plat Waols praatten. Hun broeken waren zo hoog opgetrokken dat het leek of ze knickerbockers droegen. O god, als ik daar over vijf jaar maar niet in hoef te lopen!

Een man op een straatbank begon plotseling in zichzelf te praten, waardoor ik aannam dat hij zat te bellen. Toen ik beter keek, zag ik dat hij gewoon echt in zichzelf zat te praten. Het zogenaamde retro-murmelen.

Enfin, na een uur op de Meir liet ik het amateur-coolhunten voor wat het was. Ieder zijn vak, maar godsamme, wat was het doodvermoeiend om te jagen op wat volgende maand in hippe kringen alweer passé is.