Cowboys

De Volkskrant, 13 oktober 2011

Wat is het verschil tussen God en een chirurg? God weet dat hij geen chirurg is.’

Dit grapje hoorde ik dit weekend op een congres over endoscopische chirurgie. Voor chirurgen zijn er grofweg twee manieren van opereren. Zij kunnen een ouderwets grote jaap zetten en rücksichtslos door huid en spieren snijden, of ze kunnen met behulp van slangetjes, schaartjes, plakstiften, zuigertjes en een camera een boosdoener te lijf gaan. Die laatste techniek, laparoscopie, is nieuwer en meer omstreden, hoewel het pleit de laatste jaren lijkt beslecht in het voordeel van de kijkbuis-chirurgen.

Vijf jaar geleden heb ik het vraagstuk ‘jaap of buisjes’ aan den lijve ondervonden. Althans niet aan mijn lijve, maar aan het lichaampje van mijn toen pasgeboren zoon. In zijn buik zat een storend plekje (puntje, gebiedje, tumortje of welke verkleinwoorden er nog meer zijn te bedenken). Het rotzakje zat in een petieterig maar onmisbaar orgaan van slechts een paar millimeter groot. Het besmette deel moest worden weggesneden, maar er moest ook een gezond deel overblijven om het orgaan nog normaal te kunnen laten functioneren.

Kortom, het zou een gecompliceerde ingreep worden, die in Nederland gemiddeld maar twee keer per jaar wordt uitgevoerd.lk herinner me een gesprek dat mijn vrouw en ik hadden met het behandelend medisch team. Een neonathologe gebruikte een uitdrukking die me bijbleef. ‘Het is een risicovolle operatie’, zei ze, ‘maar een paar chirurgen kunnen dit. We zijn op zoek naar een cowboy die het aandurft.’

Cowboy. Het woord stelde me direct gerust, want ik begreep het gevoel erachter. Mijn zoon kon in die onzekere fase een cowboy enorm gebruiken. Er was een rouwdouwer nodig, die niet bang was om zijn colt te trekken en de ongewenste gringo te verjagen.

Overigens bleek de chirurg die uiteindelijk de rol van cowboy mocht spelen het tegendeel van wat ik me bij een cowboy voorstelde. Een rustige ingetogen grijze heer legde ons met zachte stem uit dat hij had gekozen voor een zogenaamde minimaal-invasieve methode, waarbij hij met drie sneetjes en slangetjes die millimeters boosdoener ging wegsnijden.

Vorig jaar publiceerde ik over een baby in een vergelijkbare situatie een roman die IJsland heet, toevallig het land waar afgelopen weekeinde ruim vijftig chirurgen bij elkaar kwamen voor een jaarlijks driedaags samenzijn over opereren met buisjes. Zoveel toeval resulteerde in een uitnodiging langs te komen en voor te lezen uit mijn boek.

Drie dagen mocht ik met deze vijftig chirurgen optrekken, een ervaring die ik iedereen die ooit nog met de medische wereld in aanraking komt, zou kunnen aanraden. Eigenlijk had ik er nooit bewust bij stilgestaan dat deze artsen letterlijk het lot van mensen in hun handen hebben. Onder grote druk moeten zij bij complicaties direct handelen. Eén verkeerde beweging en een patiënt overlijdt of raakt invalide.

Dat doet wat met je, en het is dan ook een typische menssoort, de homo chirurgus. Nog nooit heb ik in een groep met zulke onverschrokken, competitieve, beminnelijke niet-zeikerds mogen verkeren. Toegewijde artsen die elkaar vanaf half acht ’s ochtends bestookten met presentaties over ingewikkelde casussen, om ’s avonds in groepsverband naar een Reykjaviks café te trekken en daar letterlijk op de tafels te dansen, als cowboys in een saloon. En dat laatste zie ik God nog niet doen.