Jaargang 15, Nummer 9, Najaar 2020
Schrijver Ronald Giphart interviewt Oxfam-Novib ambassadeur Dolf Jansen
Eind vorig jaar was Dolf Jansen (57) als ambassadeur van Oxfam Novib de afsluitende mystery guest op het Jubileumcongres van Goede Doelen Nederland. Zijn optreden daar was even vrolijk als scherp. Een mooie aanleiding om eens met hem te praten over filantropie en goede doelen. Over het Oxfam-schandaal, het fenomeen Bekende Nederlander en zijn – inmiddels achttien jaar durende – ambassadeurschap. Op een regenachtige zomermiddag ontvangt hij ons in zijn woon- en werkark, die fraai ligt in een bocht van een oostelijke zijtak van de Amstel.
Ze zeggen dat afgunst een compliment is, dus mag ik je een compliment geven voor je prachtige woning? Allemachtig! Uit wat voor milieu kom je eigenlijk oorspronkelijk?
‘Mijn vader kwam uit Overijssel, uit het dorp Vollenhoven. Of eigenlijk moet ik zeggen ‘stad’, want anders zou mijn vader ontstemd zijn, ware het niet dat hij drie jaar geleden is overleden. Mijn moeder komt van de westkust van Ierland. Ik voel met Ierland meer verbondenheid, dan met -laten we zeggen – Overijssel. Mijn ouders zaten allebei in de horeca en ze hebben elkaar ontmoet toen ze puur toevallig in dezelfde Duitse stad werkten. And the rest is history. Ze trouwden in 1959 en gingen wonen in Amsterdam, waar mijn vader werkte bij het Americain op het Leidseplein. Later verzorgde hij de lunches voor de Raad van Bestuur van ABN AMRO. Mijn moeder heeft zich vooral gewijd aan het op het rechte pad houden van vier zoons, van wie ik de tweede was.’ Lachend: ‘En die dankzij haar allemaal goed terecht zijn gekomen.’
Was het een progressief milieu?
‘Nee, zeker niet. Mijn vader was tegen alles waarvan hij dacht dat het links was, dat ging van de vredesbeweging tot aan Felix Meurders tot aan allerlei kranten en instanties. Hij stemde altijd in de hoek van de VVD, terwijl hij geen hoog inkomen had. Hij heeft overigens ook jarenlang Boerenpartij gestemd, de protestpartij van de illustere boer Koekoek. Mijn vader verdiende net genoeg om een gezin te onderhouden, we woonden driehoog achter en hadden nooit veel geld. Puur sociaal-economisch gezien is het dan niet per se een goed idee om VVD te stemmen.’
Jij was al vroeg geëngageerd. Was dat om je af te zetten tegen je milieu en afkomst?
‘Nee, dat denk ik niet. Ik was gewoon vanaf mijn veertiende politiek geïnteresseerd. Ik begon uit te zoeken waar partijen voor stonden en wat ik zelf vond, en al snel kwam ik bij de PPR en de PSP. Dat had te maken met mijn afkeer van geweld en het idee dat er een moment zou komen dat ‘ze’ me nodig zouden hebben. Dat was zo ongeveer mijn grootste angst toen ik in mijn puberteit zat: dat ik in dienst zou moeten. Dat heb ik uiteindelijk weten te ontlopen.’
Heb je je laten afkeuren?
‘Ik ben wel goedgekeurd, maar kreeg een brief dat ze me niet meer nodig hadden. Dat was een van de meest vreugdevolle momenten uit mijn jeugd.’
Je studeerde Nederlands recht en criminologie, maar die richting ging je niet op, want het jaar na je afstuderen won je met Hans Sibbel samen het Leids Cabaret Festival, zowel de Jury als de Publieksprijs. Speelde jouw engagement toen al een rol in jullie werk?
‘Wij waren gewoon twee comedians die zoveel mogelijk grappen wilden maken. Naarmate de jaren verstreken ging het inhoudelijk steeds meer over de toestand in de wereld en werd de zoektocht naar grappen an sich wat minder belangrijk. Onze voorstellingen werden daardoor ook beter. Later heb ik die lijn in mijn eigen show doorgetrokken. Ik wil raken aan dingen die spelen in de wereld.’
Is het dan ook je bedoeling om die wereld te veranderen?
‘Mijn bedoeling is een voorstelling te maken die heel grappig is, die poëtisch is, die mensen raakt. Ik wil verhalen brengen en beelden delen. Verhalen om mee naar huis te nemen. Anderhalf uur lang probeer ik mijn bezoekers op allerlei manier te grijpen, dat is mijn doel. Wat ik niet zou kunnen, is grappen op elkaar stapelen, mensen anderhalf uur laten lachen, louter om ze even de werkelijkheid te laten vergeten – dat vind ik niet zo interessant. Ik wil mijn publiek niet verdoven van de realiteit, maar ze laten nadenken. Dat levert voorstellingen op met verhalen waarin ook grappen zitten. In de oudejaarsvoorstelling die ik elk jaar maak, gaat het over het jaar zelf, over de wereld, over mij en iedereen die naar me luistert. Dan gaat het niet zo zeer over de actualiteit, maar over de vraag hoe we in de wereld staan, wat onze invloed erop is en wat we eraan doen.’
Heeft jouw engagement er ook mee te maken dat je ambassadeur werd van de ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib? Hun strijd tegen armoede en ongelijkheid in de wereld lijken me jouw thema’s.
‘Een jaar of achttien geleden werd ik door hen benaderd. Ze hadden mij zien optreden en ik denk dat ik ook wel eens bij Pauw & Witteman uitspraken deed die hen wel bevielen. We hebben toen gepraat en daaruit bleek dat het wereldbeeld waarover zij het hadden mijn wereldbeeld was. Waar zij naar streven is ook mijn streven. Het klimaat is daar een voorbeeld van, maar ook de manier waarop we op aarde op consumeren, als dat een woord is. Ik voelde me betrokken bij hun doelen. Dat betekent niet dat ik elke dag wakker lig van vluchtelingenkampen in Griekenland of gevolgen van klimaatveranderingen in Oost-Afrika, maar ik heb wel oprecht het idee dat alles samenhangt en dat wij onze verantwoordelijkheden hebben om dingen te veranderen. Daar wil ik op deze manier bij helpen.’
Om dingen te veranderen had je ook actief de politiek in kunnen gaan…
‘Dat heb ik nooit overwogen. Ik wil vanuit mijn vak niet gelieerd zijn aan een partij. Ik presenteer Spijkers met koppen en ik ben Druktemaker bij De Nieuws BV, en dus moet ik onafhankelijk blijven. Dat neemt niet weg dat ik het geweldig vind dat mensen, van welke sociale gezindte dan ook, hun idealen in de politiek willen verwezenlijken. Maar mijn vrijheid om te kunnen zeggen wat ik wil is me meer waard.’
Voor Oxfam Novib en andere organisaties is het nuttig als mensen met enige bekendheid zich aan hen willen verbinden. Ik ben zelf bijvoorbeeld ambassadeur van het Oogfonds, mede omdat ik een oogziekte heb. Ik neem aan dat jij in de loop van je carrière vaker door organisaties bent benaderd.
‘Regelmatig. En als het mogelijk is dan zet ik me daar ook wel voor in, bijvoorbeeld voor Varkens in nood of War Child. Maar Oxfam Novib is zo’n brede organisatie waarbij ik voor mezelf honderd procent verwantschap voel. Met dat in het achterhoofd kan ik vaak nee zeggen tegen andere organisaties. Voor je het weet ben je een goededoelenmannetje dat van de ene club naar de andere hopt.’
Jij voelt je met hen verwant. Denk je dat dat voor jouw collega-BN’ers altijd geldt om zich te verbinden aan een club?
‘Ik ken niet alle bekende Nederlanders persoonlijk, goddank, maar ik ga ervan uit dat een aantal van hen vanuit grote persoonlijke betrokkenheid ambassadeur van een organisatie wil zijn. Ik ben ook wel bang dat er
beroemdheden zijn van wie het management gericht gezocht heeft naar een goede zaak die vooral goed is voor het imago.’
Maar dat kan wederkerig zijn. Een filantropische instelling wil ook BN’ers die goed zijn voor het imago van het goede doel. Die functie zul jij voor Oxfam Novib hebben vervuld. Sommige mensen zullen denken: als Dolf hen steunt, steun ik hen ook.
‘Met alle respect voor vloggers en influencers, ik vind de term Bekende Nederlander een beetje problematisch, want die loopt van mensen die echt wel wat kunnen tot mensen die vooral heel bekend zijn, en alles daartussen. Ja, ik ben door Oxfam Novib gevraagd omdat ik bekend ben, maar ze vroegen me ook omdat ik iets meebracht. Ik ben qua bekendheid nooit een Matthijs van Nieuwkerk of Gordon geweest, om die twee maar eens in één rijtje te zetten, maar ik weet zeker dat de belangrijkste reden om mij te vragen was dat ik grote affiniteit heb met de boodschap van Oxfam. Dat verhaal kan ik uitdragen. Als er iets moet worden verteld, komen ze met een camera en draai ik een filmpje. Dat is mijn lol, zo kan ik iets bijdragen. Als zij willen dat ik bij 5 Uur Live Koffietijd of Tijd voor Max ga zitten, dan doe ik dat, omdat dat voor ons – voor Oxfam – heel belangrijk is. Normaal zijn dat programma’s waar ik niet zou gaan zitten:
We zien ook BN-ers die achter een zaak gaan staan, waarbij je je afvraagt: waarom zij? Dan lopen ze rond in Afrika of ergens na een natuurramp, duidelijk alleen maar voor ‘awareness’ in de media.
‘Ik heb daar geen oordeel over. Voor veel tv-programma’s is de aanwezigheid of de bijdrage van beroemdheden vaak een noodzakelijke katalysator om ergens aandacht aan te besteden. Als je aan een bepaalde zaak een bekende kop kunt plakken, is dat beter voor de aandacht dan wanneer een onbekend iemand zijn of haar gezicht eraan verbindt. Ik probeer het niet vanuit dat oogpunt te benaderen, maar vanuit mezelf. Mijn drive is om mooie dingen te maken en soms iets te schrijven wat mensen raakt. Mijn werk voor Oxfam Novib is een manier waarop ik iets kan bijdragen, al heb ik natuurlijk heus wel eens op plekken gestaan waar ik op dat moment liever niet was. Bij de Tweede Kamer bijvoorbeeld, als actievoerder met een jackie aan en een vlaggetje in mijn hand. Dat voelt meestal niet senang, maar soms moet het.’
Levert je werk als ambassadeur je ook kritiek op?
‘Dat gebeurt vaak en als het kan ga ik daar inhoudelijk op in, al wil ik wel liever over doelen praten en wat er feitelijk in de wereld aan de hand is, dan over mijn bescheiden rol. Met beschuldigingen als ‘deugmens’ en ‘linkse hond’ kan ik niet zo veel. Er zijn in Nederland nogal wat mensen boos, en een deel van die onmachtige boosheid richt zich op mensen die de problemen in de wereld proberen aan te pakken. Dat gevoel van onmacht vind ik overigens niet altijd onterecht, maar ik doe wel mijn best om zelf iets te veranderen, al heb ik geen kant-en-klare oplossingen. Scheldpartijen zijn altijd een zwaktebod. Vaak probeer ik als antwoord rustig duidelijk te maken dat we in de wereld te maken hebben met vluchtelingenstromen, die weer te maken hebben met de klimaatcrisis, die weer te maken heeft met onze consumptiebehoefte. Uiteraard ben ik regelmatig ‘zakkenvuller’ genoemd, dat is onvermijdelijk…’
En?
‘Ik heb nu achttien jaar Oxfam Novib gedaan, en daar in totaal nul euro voor ontvangen. Je hebt bij een filantropische organisatie werknemers, maar ook veel vrijwilligers. In discussies over geldverslindende goede doelen gaat het altijd weer over de inkomens van directeuren, met meestal staatjes van vijftien jaar geleden. Een club als Oxfam opereert internationaal en heeft een paar duizend werknemers. Er moeten waanzinnig moeilijk afwegingen worden gemaakt. Gaan we samenwerken met een dictator of niet? Steunen we bepaald beleid of niet? Voor dat soort beslissingen moet je goede mensen hebben, die daarvoor afgewogen bedragen krijgen. Mij lijken die meestal wel te kloppen, maar ik heb er verder geen verstand van, al ga ik ervan uit dat er kritisch naar wordt gekeken. Meer dan een ton euro per jaar is voor veel mensen gewoon heel veel geld, maar dat is natuurlijk eigenlijk geen argument.’
Misschien wel voor mensen die vijf euro in de collectebus stoppen als er een vrijwilliger voor hun deur staat. Dan moet je wel vijfentwintigduizend deuren af om het salaris van een directeur te bekostigen.
‘Dat is het lastige. Voor veel mensen die bij een ngo werken is het in eerste instantie hun werk. Het zijn geen weldoeners. En dat moet in balans zijn. Gezien de moeilijke inhoud van het werk is het normaal dat zij er normaal aan verdienen. Naast de vaste werknemers zijn er natuurlijk ook heel veel mensen die uit overtuiging helpen, zoals die collectanten, en ik.’
Ik ben ambassadeur van het Oogfonds uit overtuiging, maar ik moet bekennen dat ik het ook doe voor het jaarlijkse kerstpakket, met crackers en een kaasje.
‘Krijg jij een kerstpakket? Ik doe het voor de jaarlijkse kalender.’
Je bent ook een paar keer op reis geweest voor Oxfam.
‘Ja, maar ik hou echt niet van reizen, dus daar moet ik me echt toe zetten. Ik ben in achttien jaar inderdaad drie keer op pad geweest, omdat mijn fysieke aanwezigheid in die gevallen extra aandacht opleverde. Ik was in Noord-Oeganda, waar het ‘Leger van de Heer’ van Joseph Kony enorm had huisgehouden, in Cambodja en in Vietnam.’
Merk je dat die reizen effect hebben?
‘Op mij sowieso, maar we proberen natuurlijk zo veel mogelijk mensen te bereiken. Het is fijn als een televisieprogramma interesse toont, en zelf doe ik ook veel. Ik maak elke dag filmpjes in het Nederlands en Engels, ik schrijf, ik film, ik geef interviews: het is acht dagen constant werken, ieder moment van de dag. Ik ben daar onder andere om donateurs en andere mensen te laten zien wat wij er met onze partners doen. Dat is het belangrijkste. Daarnaast is het voor mij zelf een vormende ervaring om op die plekken het leed van dichtbij te zien.’
We hadden het net over de backlash die je als ambassadeur van een goed doel kunt krijgen. Twee jaar geleden kwam de Britse tak van Oxfam in het nieuws door een seksschandaal. Na de aardbeving in Haïti in 2010 zouden vier medewerkers zich tijdens seksfeesten hebben vergrepen aan prostituées, van wie sommigen minderjarig. In 2011 zijn die medewerkers ontslagen, maar het onderzoek naar de misdragingen was gebrekkig en er leek sprake van een doofpot. Toen het nieuws in 2018 brak werd jij in de Nederlandse media ter verantwoording geroepen. Met name Matthijs van Nieuwkerk en Jan Mulder waren in DWDD meedogenloos voor je.
‘Ja, dat was opvallend. Toen het nieuws naar buiten kwam, heb ik zelf direct op mijn site een reactie van afschuw geplaatst. Matthijs, die ik goed ken, nodigde mij uit om over het schandaal bij de Britse tak te praten. Ik dacht dat we het inhoudelijk over de zaak zouden hebben, maar meteen was duidelijk dat Matthijs maar één antwoord wilde: waarom stopt Dolf niet als ambassadeur? Het gesprek stond voor acht minuten gepland, maar dat werden er uiteindelijk zeventien, omdat we heel heftig botsten.’ Ik was geen moment ontdaan, want ik wist wat ik wilde vertellen. Overal op aarde vindt misbruik plaats en overal hebben vrouwen in alle opzichten een slechte positie. Het is juist Oxfam die daartegen strijdt. Dat uitgerekend zij ook geplaagd werden door dit wangedrag is vreselijk, voor iedereen, maar daarom bij uitstek een reden om er nog meer de schouders onder te zetten.’
Ik heb de uitzending teruggezien voor dit gesprek en het viel mij op dat het leek alsof jij persoonlijk verantwoordelijk werd gehouden voor de misstanden. Er hing bijna een sfeer alsof jij en de mensen van Oxfam Nederland je ook schuldig hadden gemaakt.
‘Die stemming heerste overal. Er waren honderden mensen die niet meer jaarlijks wilden doneren. Overal was veel lelijkheid, in de politiek werd erover gesproken, er verschenen tientallen artikelen. Nadat het schandaal was losgebarsten had ik regelmatig contact met de Nederlandse organisatie, want ik wilde weten wat er was gebeurd. Vooropgesteld: alle bedrijven en alle instanties ter wereld kunnen met dit soort ernstige problemen te maken krijgen. De negatieve spiraal waarin Oxfam in Nederland terechtkwam vond ik onterecht en ook potentieel schadelijk voor het goede werk dat iedere dag wordt verricht. Daarom wilde ik bij DWDD mijn kant van het verhaal vertellen. Ik ben geen onderdeel van de organisatie, ik spreek nergens over mee, ik ben ambassadeur. Bij Oxfam Novib was er twijfel of ik wel bij Van Nieuwkerk moest gaan zitten. Ik zei: we moeten het doen, want je kunt je niet verschuilen.’
Hoe heb je het zelf ervaren om aan Matthijs’ pijnbank te worden genageld?
‘Ik heb nog nooit iets gedaan waarop ik zoveel positieve reacties kreeg. Ik denk dat bijna alle kijkers verbijsterd zaten te kijken met de vraag: wat gebeurt hier? Gelukkig ben ik gewend om te gaan met onverwachte wendingen, in mijn radioprogramma’s en voorstellingen gebeurt dat voortdurend. Ik was geen moment ontdaan, want ik wist wat ik wilde vertellen. Overal op aarde vindt misbruik plaats en overal hebben vrouwen in alle opzichten een slechte positie. Het is juist Oxfam die daartegen strijdt. Dat uitgerekend zij ook geplaagd werden door dit wangedrag is vreselijk, voor iedereen, maar daarom bij uitstek een reden om er nog meer de schouders onder te zetten.’
Heeft de afdeling Nederland erover gedacht om zich van Oxfam los te maken?
‘Dat weet ik niet. Ik denk dat dat heel goed is om als Oxfam Novib bij Oxfam te horen, zeker gezien de bezuinigingen van de laatste jaren. Die betekenen dat wij als Nederlandse tak niet meer actief zijn in landen waar we ons tien jaar geleden wel op richtten. Andere Oxfammen blijven daar wel actief, dus hun expertise kunnen we nog gebruiken. Dan blijft er in ieder geval iets in stand.’ Hoe heb je het zelf ervaren om aan Matthijs’ pijnbank te worden genageld? ‘Ik heb nog nooit iets gedaan waarop ik zoveel positieve reacties kreeg. Ik denk dat bijna alle kijkers verbijsterd zaten te kijken met de vraag: wat gebeurt hier? Gelukkig ben ik gewend om te gaan met onverwachte wendingen, in mijn radioprogramma’s en voorstellingen gebeurt dat voortdurend.
Mijn vader, die heel links was en lid van de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand, zei altijd: ‘Ik geef aan goede doelen, maar ik vind in principe dat een overheid dat zou moeten doen.’ Hoe kijk jij daarnaar?
‘Ja, het is dubbel. De overheid zou in ieder geval op allerlei manieren beleid moeten voeren om een rechtvaardiger wereld dichterbij te brengen. Dat kan op bijna elk terrein, alleen zit in de keuze vaak een overheersend economisch motief. Ik ben erg voor andere motieven: sociale motieven empathisch motieven, natuur- en klimaatmotieven. Dus ja, ik zie wel echt een grote rol voor de overheid.’
Vind je dat een ngo als Oxfam met overheden zou moeten samenwerken? Hoe belangrijk is hun onafhankelijkheid?
‘Binnen Nederland vind ik dat prima. Buiten Nederland zijn er allemaal landen waar je niet blij van wordt. In hoeverre ga je daarmee samenwerken? Ik denk dat de afweging om dat wel te doen met de autoriteiten, overall een betere is dan te zeggen: ze deugen niet en ik wil er niks mee te maken hebben.’
Je bent dus meer een Realpolitiker dan een Prinzipenreiter?
Lachend: ‘Als jij in deze fase van het gesprek Duitse termen wilt gebruiken dan ga ik daarin mee. Ik zal je een praktisches Beispiel geven. Ik ben in Vietnam geweest, waar een man aan de macht is die is erin geslaagd duizend miljard uit dat land te trekken en dat geld – even simpel gezegd – in Zwitserland onder te brengen. Hij heeft honderd mensen om hem heen, die alles hebben, en de rest van de bevolking heeft zo ongeveer niets. Die man is een vreselijke misdadiger, maar wel de baas. Ik kwam daar in een gebied waar mensen leven van de visserij. Komt er dus een vriend van de machthebber die in dat gebied een enorme visfarm wil beginnen. Hij wil de bewoners daar weghebben, die mensen moeten optiefen zodat hij nog meer geld kan verdienen. Ik heb daar op een bootje gestaan om actie tegen deze meneer te voeren, want die vissers moeten gewoon worden bijgestaan. Dat lukt ons dan alleen, hoe vervelend dat ook is, als we met die rotzakken gaan onderhandelen. Het is onvermijdelijk: de wereld is lelijk, mensen zijn lelijk, wij hebben daarmee te dealen en zeker als je in een ngo zit die dingen wil veranderen.’
In een interview zei je dat je groot voorstander bent van een structuurverandering’. Wat bedoelde je daarmee?
‘Voor mijn gevoel is alles met elkaar verbonden, wat als voordeel heeft dat we heel veel dingen kunnen beïnvloeden door ons gedrag, onze consumptie, onze politieke keuzes. Er worden veel dingen beweerd over de zich ontwikkelende landen, en een daarvan is: er is corruptie. Maar wat wij ‘corruptie’ noemen – dan denken we aan een grote zwarte of Vietnamese meneer in een uniform en een familie met allemaal gouden ringen – heet bij ons: ‘belastingvoordeel’. Of ‘lobby’. Of ‘politieke invloed’. Ik heb me behoorlijk ingezet voor de campagne Make Tax Fair, omdat Nederland één van de grote belastingparadijzen op aarde is. We noemen dat ondermeer the Dutch/lrish-sandwich. Wij hebben letterlijk voor de Tweede Kamer een belastingparadijs nagebouwd en ik ben daarin gaan zitten om zoveel mogelijk parlementariërs te ontmoeten. Ik heb er zelfs nog een tijdje met Mark Rutte over gesproken.’
Met als gevolg dat nu zowel Shell als Unilever naar Londen verkassen, bedankt Dolf Jansen.
‘Graag gedaan! Er zijn natuurlijk mensen die zeggen: nou, laat die bedrijven dan maar geen of weinig belasting betalen. Maar dat is denk ik niet de manier. Je moet, vind ik, belasting betalen op plekken waar je werkzaam bent. Ontwikkelingslanden lopen gewoon jaarlijks minimaal vijftig miljard euro mis aan wat simpelweg van hen is: belastinggeld. Mensen zeggen: ja, maar onze fiscale systemen zijn daar niet op ontwikkeld. Dat bedoel ik met structuurverandering: laten we de boel opnieuw opzetten. Dan doen we dat ook met de waterbouw en landbouw.’
Ben je bekend met ’the giving pledge’? Dat is een Amerikaanse campagne die mensen met grote welvaart aanspoort een deel van hun fortuin afstaan aan anderen.
‘Als het goed is, betaal je natuurlijk gewoon belasting. Ik ben bang dat een deel van die miljardairs hun miljarden bij elkaar hebben gesprokkeld met hulp van winsten die zogenaamd op nul dollar uitkomen. Kijk, ik vind het geweldig als gefortuneerde mensen iets nuttigs met hun geld doen, maar als je vijfhonderd miljoen weggeeft terwijl je acht miljard hebt, kan ik me voorstellen dat mensen daar alsnog iets lelijks van vinden.’
Die pledge is ook een soort challenge: rijke mensen die elkaar uitdagen goed te doen.
‘Als je in Amerika naar de cultuursector kijkt, ondersteunt bijna iedereen die echt geld heeft een museum, theater of operahouse. Als je naar onze cultuursector kijkt, vraag je je af waarom dat hier niet in die mate gebeurt. Er zijn nu wel veel oudere mensen die geld hebben en iets moois doen met hun AOW. Dat vind ik echt te waarderen.’
Geef je zelf veel weg?
‘Toen ik als hardloper een beetje geld begon te verdienen wilde ik daar iets mee doen, dus mijn eerste sportverdiensten heb ik aan War Child gegeven. Later begon ik tegen betaling te schrijven over hardlopen, columns die vervolgens werden gebundeld. Ik schreef een boek over lopen: Altijd verder. De royalty’s die ik voor mijn boeken kreeg – teksten waarvoor al was betaald – heb ik gestoken in een stichting die ook Altijd Verder heet. Met dit geld steun ik projecten die ik zelf belangrijk vind. Het is prettig om dat vanuit een stichting te kunnen doen.’
En daarmee zijn we aan het einde van het gesprek. Tot slot hoopte ik dat je de lezers van dit blad een soort uitlui wil geven. We leven in een tijd waarin door allerlei verschillende zaken onze hoop op een glorieuze toekomst ietwat begint te verbleken. Hoe zie jij de toekomst?
‘Ah, je bewaart de makkelijkste vraag voor het laatst: Jansen denkt even na. ‘Kijk, ik ben oprecht een optimistisch mens, maar over de toekomst maak ik me enige zorgen. Mensen komen steeds meer tegenover elkaar te staan in deze samenleving. Met elkaar samenleven – het zit in het woord – is het fundament van alles. Het hele idee is dat we het samen doen en samen oplossen. Er is woede, er is een gevoel van onrecht, en een deel van de politiek maakt van dat gevoel misbruik. Dat zou de verkeerde kant op kunnen gaan. Een oplossing is altijd, in alle omstandigheden: praten. Ik hou ervan het gesprek aan te gaan als je het niet met elkaar eens bent. Ik hou ervan elkaars nuances te leren kennen. Dat kan alleen maar als wij blijven praten met elkaar. Wanneer we van tevoren hebben bepaald hebben dat jij een socialistische hond bent en jij een racistische boer, dan gaan we dat gesprek meer aan. We moeten minder schelden in dit land en meer naar elkaar luisteren: Verwachtingsvol kijkt hij me aan en zegt: ‘Luister je naar me?’
Ronald Giphart (1965) is auteur en debuteerde in 1992 met Ik ook van jou. Daarnaast had hij succesvolle theatershows en sprak hij regelmatig bij bedrijven, scholen, evenementen en op popfestivals. De afgelopen jaren heeft Giphart over een keur van onderwerpen lezingen gegeven, variërend van leiderschap, de evolutie van de mens, gastronomie, de werking van humor, robotisering, de ontwikkeling van taal en het belang van story telling.
Stichting Lenthe
Houboerweg 1
7478RS Hof van Twente
www.lenthe.nl
info@lenthe.nl
Voor het afsluiten van een abonnement, ga naar www.dedikkeblauwe.nl/abo
Voor vragen over het abonnement, mail info@lenthe.nl
Hoofdredacteur: Don Akkermans
Eindredactie en projectmanagement: Kirsten Karmiggelt
Vormgeving en projectmanagement: André Weigand
Uitgeefmanagement: Johan Dijk
Aan dit nummer werkten mee: Martijn Arnoldus, Rense Bos, Margot Cooijmans, Barbera Elgersma, Ronald Giphart, Canick Hermans, Ellen Janssens, Vera Peerdeman, Lonneke Roza, Marc van den Tweel, Edwin Venema, Mirjam Vossen en Marc Wortmann.