De fantastische meneer Dahl

VARA Gids 15, 10-16 april 2021

Als kind was Ronald Giphart al fan van Roald Dahls kinderboeken, maar als puber begon hij de schrijver pas écht te waarderen. ‘Oom Oswald ging over een seksueel onverzadigbare schoonheid.’

Het was in de diepdonkere dagen van mijn puberteit dat ik, nota bene op aanraden van mijn vader, begon aan de roman Oom Oswald van de Engelse schrijver Roald Dahl. Op het omslag van mijn vaders paperback – aan de beduimelde randen van het papier kon ik zien dat het boek goed was gelezen – prijkte een tekening van een grote voluptueuze vrouw met immense borsten, die vanachter werd besprongen door een kaal mannetje met afgezakte broek. Aan de prent was te zien dat dit niet bepaald een werk voor kinderen was (fun fact: het was vertaald door de latere gastronomische grootheid Johannes van Dam).

Natuurlijk kende ik de jeugdboeken van Dahl: met name De fantastische meneer Vos en uiteraard Sjakie en de chocoladefabriek waren meeslepende verhalen die mijn kinderleven glans hadden gegeven. Dahls kinderromans waren even grappig als onnavolgbaar, soms absurdistisch, soms erg spannend en regelmatig resoneerde er een venijnige of zelfs licht sadistische ondertoon. Echt boeken waar kinderen in konden verdwalen, mede omdat de hoofdpersonen vaak ook kinderen waren.

Oom Oswald (verschenen in 1979) was inhoudelijk van een ander kaliber, maar Dahls vertelplezier, zijn absurdisme en gevoel voor mild sadisme was hij ook in deze roman niet kwijtgeraakt. Het verhaal draaide niet om Oempa Loempa’s of Gouden Chocoladewikkels, maar ontspon zich al even humoristisch om volwassen zaken als seksuele branie, lust en de imago’s van beroemdheden.

Met gretige verbijstering maakte ik als vijftienjarige kennis met de enerverende belevenissen van Oswald Hendryks Cornelius, een excentriekeling die bekend stond als ‘de grootste neuker aller tijden’. Een van zijn veroveringen was de oogverblindende half-Perzische schoonheid Yasmin, die seksueel onverzadigbaar was, een gegeven dat op die leeftijd zeer tot de verbeelding sprak.

Yasmin en Oswald besloten Yasmins overweldigende sekshonger in te zetten voor een snood plan: dankzij haar verleidelijke wellustigheid en met hulp van door oom Oswald vervaardigde bonbonnetjes gevuld met een speldenknopje van de Soedanese ‘cantharidinekever’ (een zeer sterk afrodisiacum waartegen geen man bestand bleek) én met een speciale techniek om sperma in te vriezen, wisten zij gezamenlijk het zaad van wereldberoemde mannen en genieën uit het begin van de twintigste eeuw op te vangen en te verzamelen. Het doel was om een ‘spermabank van beroemdheden’ te beginnen, in de hoop dat gefortuneerde vrouwen zich stiekem liever wilden laten bevruchten door giganten als Pierre-Auguste Renoir, Rudolf Valentino, Freud of Picasso dan door hun eigen man.

Dit verlangen leverde werkelijk hilarische, fantastische en bij vlagen zelfs opwindende scènes op waarin Yasmin de liefde bedreef met Nobelprijswinnaars, schilders, filosofen en leden van vele koningshuizen en met grote schrijvers (Roald Dahl schepte er plezier in grote voorgangers als Thomas Mann, James Joyce, Rudyard Kipling en Marcel Proust in flagrante delicto op te voeren). Niemand werd gespaard en uiteindelijk liep alles toch weer dahliaans geheel anders af dan de lezer zou vermoeden.

Door de omvang is Oom Oswald een buitenbeentje in het imposante oeuvre van Roald Dahl, want zijn kracht lag vooral in korte verhalen. Maar liefst zeven verzamelbundels publiceerde hij, nadat hij in het begin van de Tweede Wereldoorlog was ontdekt door C.S. Forester. Omdat deze destijds beroemde Engelse romanschrijver voor een krant een artikel maken over gevechtspiloten, interviewde hij de boomlange Roald Dahl, die vanwege een ongeluk niet meer als RAF-piloot actief was. De twee gingen samen lunchen, maar omdat Forester vergat om aantekeningen te maken stuurde Dahl hem twee weken later een afgerond verhaal. Forester, die dacht dat hij wat aantekeningen zou krijgen, was overdonderd en hij schreef hem terug: ‘Besef je wel dat jij een schrijver bent?’

Dahl kreeg negenhonderd dollar voor het verhaal, het begin van een zeer lucratieve carrière in de literatuur. In 1946 verscheen Dahls eerste verhalenbundel Over to you (in het Nederlands Over en sluiten), tien verhalen over vliegeniers en vliegen, in 1953 gevolgd door Someone like you (in het Nederlands M’n liefje, m’n duifje). De verhalen bezorgden Dahl een grote reputatie. Zoals een van zijn lezers, acteur Noël Coward, over het werk schreef: ‘De verhalen zijn briljant en zijn fantasie is fantastisch. Helaas is er in alle gevallen een onderliggende strekking van wreedheid en macabere onaangenaamheden, en een merkwaardig adolescente nadruk op seks.’

Dat vat Dahls boeken voor volwassenen goed samen: briljant geschreven, humoristisch en een vaak macabere ondertoon. Het volwassen werk was minder succesvol dan de boeken voor kinderen, maar menig schrijver zou van de oplages die Dahls bundels haalden behoorlijk gecharmeerd zijn. Uiteindelijk verkocht Dahl bij leven, inclusief zijn kinderwerk, meer dan tweehonderd miljoen exemplaren, een fenomenaal aantal. Veel van zijn boeken werden verfilmd, zo werd er van de verhalenbundel Tales of the unexpected een populaire tv-serie gemaakt met maar liefst 112 afleveringen die werden ingeleid door Roald Dahl zelf (vanaf 1979 uitgezonden door de VARA).

Gedurende zijn loopbaan werd de populariteit van Dahl steeds groter en dat had natuurlijk met zijn verhalen te maken, maar ook met de manier waarop hij zich presenteerde: als een bescheiden schrijver die al zijn boeken schreef in een achenebbisj tuinhuisje zonder enige luxe. Gezeten op een kapotte stoel en met zijn benen in een slaapzak tegen de kou schreef hij nauwgezet iedere dag zijn verhalen op geel lijntjespapier dat hij speciaal uit Amerika liet importeren. Het grote publiek smulde van dit soort wetenswaardigheden. Toen Dahl in 1990 overleed, was hij op dat moment misschien wel de bekendste schrijver ter wereld.

Toch bleek Dahls imago achteraf behoorlijk opgepoetst, want na zijn dood werd duidelijk dat hij ook een behoorlijk onaangename man kon zijn, met uitgesproken onhebbelijkheden. Zo dook er een interview uit 1983 op waarin hij suggereerde dat de vijandigheid die het Joodse volk oproept wel een aanleiding moest hebben. ‘Even a stinker like Hitler didn’t just pick on them for no reason,’ liet hij optekenen. Het was er de reden van dat Dahls nabestaanden eind vorig jaar, dertig jaar na zijn overlijden, publiekelijk hun verontschuldigingen aanboden voor het leed dat deze uitspraken wellicht hadden veroorzaakt. Dat staat helaas in schril contrast met het plezier dat Dahls boeken – ook die voor volwassenen – ons hebben gegeven, en hopelijk toch ook nog blijven geven.