Vrede op aarde [Ronald Giphart]
Nee tegen kruisraketten
Wie wel eens een pen, een kwast of een microfoon vasthoudt, wordt vroeg of laat een keer geïnterviewd door journalisten uit de human interest-hoek. Wat zijn uw hobby’s? Wat is uw favoriete kleur? Wat waren de mooiste dagen uit uw leven? Bij die laatste vraag antwoorden velen ‘de dagen dat mijn kinderen werden geboren’, en dat doe ik natuurlijk ook, zeker, heus wel, maar de twee na mooiste dag uit mijn leven was 29 oktober 1983, de middag waarop de Vredesdemonstratie in Den Haag werd gehouden (overigens meteen gevolgd door 21 juni 1988, de avond dat het Nederlands elftal tijdens het EK won van West-Duitsland, een historische sensatie van een geheel ander kaliber).
Mijn theorie is dat als je tachtig bent en je je leven overziet, er alle momenten bij elkaar opgeteld misschien vijf van de negenentwintigduizendtweehonderdtwintig dagen zijn die er werkelijk toe hebben gedaan, of nog minder. De dag van de Vredesdemonstratie in Den Haag zal ik mij – puur om persoonlijke redenen – op mijn tachtigste zeker nog herinneren, als ik tenminste een beetje rustig aan doe met de Ketel 1.
We hebben het over begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Nederland had in die tijd als land een breed gedeelde hobby: het tegenhouden van tweeënzeventig kruisraketten die de NAVO op ons grondgebied wilde plaatsen als afschrikmiddel voor de honderden SS-20-raketten van de inmiddels ter ziele Sovjetunie (1917-1991). De vraag wat er heden ten dage met die kruisraketten (of met die SS-20’s) is gebeurd, houdt niemand meer uit de slaap, maar destijds gaven de atoomwapens aanleiding tot een verbeten debat in alle geledingen van de bevolking.
Ook bij mij op school bestreden de voor- en tegenstanders elkaar heftig. Als zoon van een PvdA-politica op een verder achteruitstrevende VVD-school had ik mij aangesloten bij een groepje einzelgänger (quasi-links-liberale-antikern-energie-hockeyfeestbezoekende-kakpunk-mods), dat er gezamenlijk van overtuigd was dat de menselijke beschaving nog tijdens ons leven zou eindigen met een wereldwijde nucleaire oorlog. Ik schrijf het met droge ogen, maar in feite is het tragisch: wij dachten dat de aarde gedoemd was te ontploffen en we wisten zeker dat we niet oud zouden worden. Dit alles met dank aan en als gevolg van politieke beslissingen van een geriatrisch clubje megalomane machthebbers, mannen die door ons dan ook intens werden gehaat (die van het vrije Westen zo mogelijk nog intenser dan die van het communistische Oosten).
Toen op 21 november 1981 het troetelcomité ‘Kruisraketten Nee’ in Amsterdam de eerste grote landelijke Vredesdemonstratie organiseerde, sympathiseerden wij dan ook juichend ons potje mee (gezeten in de veiligheid van een televisie in de huiskamer bij een van ons, omdat onze ouders het ons hadden verboden naar de Dam af te reizen), zoals we ons ook later helemaal verdoofd van maatschappelijk engagement hebben afgemarteld om de 3,7 miljoen handtekeningen bij elkaar te sprokkelen van het Oost-Duits klinkende ‘Volkspetitionnement Tegen Kruisraketten’ (wat er met die handtekeningen is gebeurd, zal heden ten dage niemand meer kunnen schelen).
Met de eerste demonstratie had de vredesbeweging haar visitekaartje afgegeven, maar de erecties van Mient-Jan Faber en consorten waren nog niet groot genoeg, en dus moest er op 29 oktober 1983 een reprise komen, met een nóg grotere volksmassa, de grootste die in Europa ooit tegen kruisraketten had betoogd. Inmiddels waren wij pubers te oud om door onze ouders te worden tegengehouden, en dus maakten mijn beste vriend Bert en ik ons op voor de verre reis naar Den Haag.
Even iets human interest-achtigs over mezelf in die jaren. Mijn favoriete kleur: rood. Mijn huisdier: een cavia genaamd Kafka. Mijn hobby’s: altijd en te onpas en overal de pias uithangen. Meisjes stonden niet te dringen om door mij te worden ontmaagd, wat ik overschreeuwde met een niet te stoppen stroom grappen en wisecracks.
Later, veel later, hebben Bert ik het pas aan elkaar durven toegeven: die Vredesdemonstratie in Den Haag was een ongekend hoogtepunt in ons leven. Alles klopte, alles viel op zijn plek. We waren met vijfhonderdduizend lieve naïeve wereldvreemde mensen in één stad om aan elkaar te laten zien dat we het beste met elkaar en de wereld voorhadden. Centrum van deze collectieve uitspatting van liefde waren twee puberale jongens uit Baarn, zeventien en vijftien jaar oud, die eindelijk het publiek hadden dat hun stoutste dromen overtrof.
In de overvolle trein richting Utrecht Centraal, in de nog overvollere trein richting Den Haag, op het overvolle station aldaar, op het overvolste Malieveld, door de overovervolle straten van Den Haag, overal waren Bert en ik grappiger en gevatter dan we ooit hadden kunnen vermoeden. Wij waren pas zeventien en vijftien jaar, maar we wisten de drommen demonstranten te bespelen als niemand anders en geen demagoog voor ons. Ludieke leuzen werden door ons ingezet, wachtende menigten werden door ons vermaakt. Grappiger dan Koot & Bie waren we, maatschappijkritischer dan Freek, absurder dan Monty Python, slapstickeriger dan André van Duin. Staande op banken en muurtjes hebben we (‘net als Lenin en Trotski’) de massa’s toegesproken, en wat het meest angstaanjagend was: de massa’s reageerden vurig op onze betogen en scandeerden onze kreten verbeten na. Als dit alleen mijn eigen herinneringen waren, zou ik mezelf niet hebben geloofd, maar Bert heeft die middag precies zo beleefd.
De mooiste dag van mijn leven, heus op die van de geboorte van mijn kinderen na, is die waarop ik erachter kwam dat ik me in enorme menigten heel erg eng gedraag. Sinds 29 oktober 1983 heb ik consequent mensenmassa’s vermeden. Hoogtepunten moet je koesteren.
Eind.
50 verhalen over unieke voorwerpen in het Rijksmuseum
Op 2 juni 1632 ging Ernst Casimir van Nassau-Dietz (stadhouder van Friesland en Drenthe) op verzoek van Frederik Hendrik naar het door de Spanjaarden bezette Roermond. Bij een bezichtiging van de loopgraven werd hij door een musketkogel in het hoofd getroffen. Die kogel bevindt zich in het Rijksmuseum. De hoed met het kogelgat ook, met de mantel en de broek die Ernst Casimir die dag droeg. Het Rijksmuseum herbergt duizenden voorwerpen die samen het verhaal van onze geschiedenis vertellen van de middeleeuwen tot heden. Of de voorwerpen nu triviaal (een kruiwagen die gebruikt is bij de aanleg van het Noordzeekanaal), discutabel (er zijn meer stokskes van Van Oldenbarnevelt), wereldschokkend (het Nederlandse ‘geheime wapen’ uit de negentiende eeuw) of beschamend (een beeld van een Javaan met een dieselmotor op schoot) zijn, ze geven ieder die er mee geconfronteerd wordt een historische sensatie, zoals Johan Huizinga het noemde. Volgens deze historicus kon een voorwerp uit het verleden, om het even of het belangrijk was, “opeens het gevoel geven van een onmiddellijk contact met het verleden, een sensatie even diep als het zuiverste kunstgenot”. Ter gelegenheid van het thema van de Boekenweek (Spiegel van de Lage Landen, Boeken over onze geschiedenis) buigen vijftig Nederlandse schrijvers zich op verzoek van het Rijksmuseum over deze unieke voorwerpen en maken de lezer deelgenoot van hun persoonlijke historische sensatie. Dat levert een al even uniek boek op dat terug gaat naar de kern van de geschiedenis: verhalen vertellen. Bert Natter (publicist en schrijver van Het Rijksmuseum Kookboek) en Kees Zandvliet (hoofd afdeling Nederlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum) voorzien de verschillende tijdperken (van de middeleeuwen tot de twintigste eeuw) van een historische context en geven kort de technische gegevens, historische waarde en de herkomst van de voorwerpen weer.
Titel: De historische sensatie
Subtitel: Het Rijksmuseum Geschiedenisboek
Onder redactie van: Bert Natter & Kees Zandvliet
ISBN10: 9060055330
ISBN13: 9789060055335
NUR: 301 / 668
Jaar: 2005
Druk: 1ste
Uitgever: Thomas Rap
Afbeeldingen: Rijksmuseum, Amsterdam
Design concept & art direction: Jan Martin Wilschut BNO / Amsterdam Hotsprings
Lay-out & zetwerk: Valérie Starink van der Ooyen / Amsterdam Hotsprings
Lettertypen: Dolly en Auto (Underware)
Lithografie: Projectcolor, Hoofddorp
Druk: Hooiberg, Epe
Pagina’s: 192
Afmetingen: 270 x 270 x 211 mm
Gewicht: 841 gram
Type: Paperback
Inhoud: