Het Parool, 8 september 1995
Boekrecensie: Christine Otten: Blauw metaal, Atlas, ƒ 29,90
Debuutroman van Christine Otten
Er verschijnen nog al wat debuten met het woord blauw in de titel. Vorig jaar kwamen Arnon Grunberg en Marcel Maassen met hun niet onverdienstelijke romans Blauwe maandagen en Blauwe damp. en zojuist is Blauw metaal verschenen, de debuutroman van de Journaliste Christine Otten (1961). Het is natuurlijk onzinnig te zoeken naar wat deze drie werken met elkaar gemeen hebben puur op grond van hun (schijnbaar nogal willekeurig gekozen) titels, maar het is opvallend dat bij al deze ‘blauwe boeken’ adolescentie een grote rol speelt.
De hoofdpersoon van Grunbergs Blauwe maandagen is vaak vergeleken met de grootste puber uit de wereldliteratuur. Holden Caulfield uit The Catcher in the Rye, en laat nu juist deze roman van Salinger een grote rol spelen in Ottens Blauw metaal.
Hoofdpersoon van dat boek is de vijftienjarige Hannah, die soms bijna het gevoel heeft dat zijzelf een beetje Holden Caulfield is. Grappig is dat Blauw metaal zich twintig jaar geleden afspeelt, midden in de langharige jaren zeventig, en dat The Catcher in the Rye twintig jaar daarvoor verscheen.
Salingers roman is het lijfboek van Hannahs achttienjarige broer Johnny, die eigenlijk Jonathan heet. Deze Johnny is net als zijn zus en hun wederzijdse vriend Menno, een typisch jaren-zeventig produkt: hij wast zich nooit, draagt altijd dezelfde kleren, heeft lange haren, tript op LSD en heeft een obsessieve voorliefde voor (elektrische gitaar)muziek. Wie puber in de jaren zeventig is geweest, zal veel vertrouwds in Blauw metaal kunnen herkennen (zelf ben ik godzijdank net een paar jaar te jong om bij de belevenissen van dat werkschuwe tuig ook maar enige nostalgie te voelen).
Hannah, Johnny en Menno vormen een hecht driepersoonschap, al bestaat hun band er voornamelijk uit dat ze het heel erg eens met elkaar zijn als het om muziek gaat. Gedrieën besluiten ze in Groot-Brittannië op vakantie te gaan, om daar wat van het landschap te genieten en een beetje te lanterfanteren. De beschrijvingen van deze tocht zijn eerlijk gezegd nogal lang en saai.
De trip pakt anders uit dan de muzikale drie hadden verwacht, want in plaats dat de vriendschap wordt verstevigd, blijkt hoe labiel de verhoudingen eigenlijk zijn. Johnny en Menno krijgen ruzie omdat Menno naar Liverpool wil om de roots van de Beatles (dat was een band uit die tijd) te zoeken, en laat dat nu juist de enige popgroep zijn waarover ze van mening verschillen. Johnny begrijpt niet dat Menno zulke muziek goed kan vinden. Hannah staat hier een beetje tussen, omdat a) Johnny haar broer is en b) Menno haar op een toilet in het Schotse plaatsje Inverness onverwachts tussen haar benen had gegrepen (en ze er maar niet achter komt of ze dat nu prettig vond of niet).
Deze scène, een van de sleutelscènes in Blauw metaal, vond ik niet goed geschreven. Otten maakt, vooral in het begin van haar boek, veelvuldig gebruik van clichés en andere krukkige formuleringen. Op zich wordt de spanning tussen Menno en Hannah goed opgebouwd, maar het hoogtepunt van hun korte flirt wordt ontsierd door gemakkelijkneden. “Met zijn tong opende hij mijn mond en proefde van mijn speeksel,” laat Otten Hannah zeggen, en afgezien van de samentrekkingsfout (officieel mag er bij nevenschikking maar één zinsdeel worden weggelaten) is dit een niet zo fraaie omschrijving van een tongzoen. “Zijn nagels sneden in mijn vlees, onhandig zochten zijn vingers een weg in de plakkerige wirwar van haartjes en nat rozig vlees,” vertelt Hannah iets later, al even plastisch en clichévol (en twee keer vlees in één zin is niet mooi).
Halverwege Blauw metaal wordt het boek steeds beter. Dat is als Menno tijdelijk uit het oog is verdwenen en Hannah en Johnny weer thuis zijn bij hun moeder (vader is in een inrichting opgenomen). Op de kleine puberkamertjes onderricht Johnny Hannah over Salinger, muziek en de kleur van zijn elektrische gitaar, Johnny verwacht van Hannah voortdurend dat zij tot het wezen van de dingen doordringt. “Soms lijkt het alsof er achter alles nog iets is,” legt hij haar uit. Zo moet je als je echt goed leest Holden Caulfield begrijpen, en als je echt goed naar muziek luistert de kleur van de tonen voorstellen (Johnny’s gitaar blijkt een blauw metalig geluid te bezitten, een synesthesie die je pas werkelijk begrijpt als je je er voor openstelt).
De tweede sleutelscène uit Blauw metaal – die volgt op een LSD-trip van Hannah, Menno en Johnny – zal ik niet prijsgeven, maar verrassend was hij zeker. De achterflap kondigde aan dat er iets zou gebeuren waardoor alles in een ander daglicht kwam te staan, en deze blurb wordt bij wijze van uitzondering eens waargemaakt.
Het slot van het boek is zelfs redelijk sterk, misschien sterk genoeg om deze debuutroman te dragen, want in het begin is het echt even doorbijten.