Toerdefrans [Ronald Giphart]
Ik denk aan mijn vader, die alweer een paar jaar dood is. Mijn vaders voornaamste herinnering aan Frankrijk was dat de mensen er wijn dronken uit jerrycans. Althans, dat deden de socialistische families die mijn vader met zijn vakbondsvrienden had bezocht in de jaren zestig, zo rond mijn geboorte. Mijn vader was geen avonturier, hij hield niet van vakanties of van reizen naar andere oorden. Hij was altijd voorzichtig, zonder een doet je te zijn. Zijn vaste plek op aarde was zijn zitstoel bij de leeslamp, naast het tafeltje met de altijd overvolle asbak. Mijn vader grote plezier was de Tour de France. Mijn vader volgde iedere etappe op tv.
Nu had hij in zijn jaren het tij mee, en ik met hem. Er was destijds maar één ploeg die er werkelijk toe deed: Raleigh van Peter Post. Alleen al door het uitspreken van deze naam wordt er bij mij een gezinsblik weemoed en melancholie opengetrokken. Overwinningen. Bekers. Zeges. Demarrages. Joop. Jan. Hennie. Gerrie. Henk. Johan. Ludo. Peter. God, wat waren wij machtig. Doping bestond nog niet en Raleigh ging voor het totaalwielrennen. Raleigh dat waren mijn vader en ik.
Als je altijd wint, heb je geen geheugen nodig. Dat geldt voor korfbal, dat gold vroeger voor de ploeg Post. In 1983 hield de Raleighploeq op te bestaan en werd het nooit meer wat met het Nederlandse wielrennen. Ik verloor mijn interesse. Als je jong bent heb je helden nodig.
Mijn vader bleef kijken. Eén keer herleefden onze oude tijden, dat was toen ik in 1999 werd uitgenodigd door NOS-radiomaker Jeroen Wielaert om de Toedefrans een dagje van binnenuit mee te maken. 1999 was het jaar na de zogenoemde Tour de Dopage; de wielersport aardbeefde op haar grondvest, het is nu bijna niet meer voor te stellen.
Net buiten de stad Amiens parkeerde ik mijn auto in een aanpalend dorpje, om door Wielaert te worden opgepikt in een wagen met het imposante opdruk ‘Radio Tour de France’.
Tourflits! Tourflits! De tekst op zijn auto gaf Wielaert permissie om als een waanzinnige maniak naar de binnenstad van Amiens te scheuren. Letterlijk iedere denkbare verkeersovertreding werd door hem begaan, maar patrouillerende politiemannen keken alleen maar bemoedigend knikkend toe: Wielaert was geaccrediteerd, wij waren les intouchables.
Wielaert nam me mee naar alle voor gewone stervelingen verborgen plekken en krochten. Toen Wielaerts radioverhaal was ingesproken stelden we ons op langs de kant van de weg, wachtend op de koplopers en het peloton.
Heel langzaam, tergend en stroperig, werd de spanning opgebouwd. Er kwamen politieagenten op motoren. De lokale bevolking begon toe te stromen. Er kwamen auto’s. Nog meer motoren. We zagen in de verte een helikopter. Nog meer helikopters. Auto’s. Motoren. Publiek.
Tourflits! Tourflits! Plotseling naderden drie koplopers ons in de verte. We hoorden het kenmerkende getoeter, waarna we werden gepasseerd door wielrenners, volgauto’s en mediamotoren. Binnen vijftien trapperwentelingen was het gedaan.
Toen de renners voorbij waren riep Wielaert tegen mij: ‘lnstappenl Instap[1]pen!’
Ik deed meteen wat hij vroeg. Behendig voegde Jeroen zijn wagen in de stoet volgauto’s, om de achtervolging op de koplopers in te zetten, zijn hand voortdurend op zijn toeter. Er volgde een bloedstollende choreografie voor auto’s, motoren en publiek. Binnen vijf minuten had Jeroen ons vlak achter de drie voorste renners gemanoeuvreerd, en daar bleef hij hangen.
Slik. Even liet ik het wezenloze van de situatie tot me doordringen. We zaten achter de koplopers. Achter de koplopers. We zaten náást de koplopers. Het schoot door me heen: ik hoef mijn rechterportier maar kortstondig open te klappen, om het verloop van deze etappe een heel andere wending te geven. Lance Amstrong zou dat jaar zijn eerste Tour de France winnen, en ik had dat kunnen voorkomen. We zaten achter de koplopers.
Op dat moment kreeg ik de ingeving om met mijn mobiele telefoon mijn vader te bellen.
‘Zit je te kijken?’ vroeg ik zonder me te introduceren. Voor de hand liggende vraag, want natuurlijk zat mijn vader voor de buis.
‘Zie je koplopers?’ schreeuwde ik. ‘Pappa, zie je die zwarte Volkswagen links achter de koplopers?’
Het duurde even, maar toen zag mijn vader onze wagen. ‘Zie je die arm uit het rechterraam? Zie je die arm, Pappa? Dat is mijn arm! Ik zit achter de koplopers!’
Uitbundig zwaaide ik naar mijn vader.
Mijn vader had maar één reactie. ‘Doe je voorzichtig?’ vroeg hij.
Eind.
Titel: De muur
Sub titel: Wielertijdschrift voor Nederland en Vlaanderen Nummer 25, juni 2009
Extra dik jubileumnummer
ISBN: 9789020409673
ISSN: 15693090
NUR: 324/480
Jaar: 2009
Druk: 1ste
Uitgever: L.J. Veen
Redactie: John Kroon, Peter Ouwerkerk, Mart Smeets, Bert Wagendorp
Eindredactie: John Kroon
Vormgeving: Erik d’Ailly
Pagina’s: 160
Afmetingen: 24 x 15 x 1,5 cm
Type: Paperback
Inhoud: