De richting van mijn ziel

Zoetermeer Boek 6, 1994

Lees een fragment uit Phileine vecht sorry

De onrust hersteld zich als Gulpje binnenkomt, de onstopbare Vlaamse feestteef. Ze legt een stapel plastic tassen op de bank en roept: ‘Ik ben een slecht mens, ik ben het niet waard dat ik een levend wezen wordt genoemd, ik ben scum, ik ben the pits!’

Ik roep: ‘All right!‘ wat me een beetje tegenvalt van mezelf, want ik heb een hekel aan mensen die ‘all right’ roepen. Gulpje komt enthousiast naast me zitten en verteld dat ze zich vanmiddag echt onuitstaanbaar heeft gedragen. Het begon al voordat ze naar haar instutuut ging. Ze vond dat ze niets structureels had om aan te trekken en besloot zichzelf te trakteren op haar vaders creditcard voor noodgevallen.

‘Ik ging naar YaYa’s Inc. op Second Avenue, waar ik door zo’n neurotisch huilnuf in verscheidene rubberen pakjes werd gehesen,’ begint Gulpje, terwijl ik ondertussen een fles wijn probeer open te trekken omdat het tenslotte al drie uur ’s middags is. Gulpje: ‘Uiteindelijk moest ik een keuze maken tussen een techno-bontjasje van tweehonderd dollar, een T-shirt met Japanse glitteropdruk van honderd, een heel strak minirokje van honderdvijftig en laarsjes met ultrahakken van driehonderdvijfenzeventig. Na lang beslissen heb ze allemaal maar gekocht. Toen ik de winkel uitstapte stond er bij de deur een erg verlopen zwerver pontificaal voor me. “Heb je een beetje geld voor me?” vroeg hij, en ik antwoordde droog: “Nee, tenzij ik je via een creditcard kan betalen.” “Bitch!” riep hij me na, en ik dacht koel: zo is het!’

`Bitches aller landen, verenigt u!’ roep ik, met een glas omhoog. Gulpje toost mee en vertelt: ‘Op mijn instituut kreeg ik vervolgens mot met zo’n typisch Amerikaans platgekeesd snotkegelwijf dat hetzelfde college volgt. Voordat ik mijn plastic tasjes in een locker stopte liet ik mijn nieuwe bontjasje en T-shirt aan haar zien, gewoon even als meiden onder mekaar, of zo, ik weet niet waarom ik het deed. Amerikanen vinden om een of andere reden dat ze eerlijk moeten zijn als hun iets gevraagd wordt. Ik zei zoiets als “leuk jasje, hè?”, waarop het meisje een potje ging staan nadenken en twijfelen. Ik bedoel: we hebben het over een kakelende amoebe met zo’n etterend make-upgezicht.’

‘Zo iemand die het begrip lelijkheid een slechte naam geeft,’ zei ik, en Gulpje knikte enthousiast.

‘Precies. Nou goed, ik zeg dus: “Leuke jas, hè?” en die schroeftepel antwoordt: “Well, ik weet het niet, er zijn mooiere dan deze.” Ik weet niet wat me overkwam, maar het schoot enorm in m’n verkeerde keelgat. “Er zijn mooiere dan deze.” Ik denk dan: laat me gewoon in de waan dat ik een mooi jasje heb gekocht. Wat kan mij het schelen wat jij van mijn kleren vindt. Waar bemoei je je eigenlijk mee?’

‘Dat is iets dat mij ook altijd verwondert: waarom bemoeien al die mensen zich toch voortdurend met anderen.’

‘Dus waar ik het vandaan haalde begrijp ik ook niet, maar ik begin enorm tegen die poliepneus uit te vallen. Ik zeg: “Nee hoor, mooiere jasjes dan deze zijn er niet te vinden. Dat is uitgesloten. Dit is het allermooiste jasje dat ooit is gemaakt in de hele wereld, en het is van mij. En trouwens,” ging ik verder, “hoe haal je het in je ranzige boterhoold om zoiets tegen mij te zeggen als je zelf gekleed gaat in een door een blinde zwakzinnige met Parkinson aan elkaar genaaid vest sputumlappen?” Nou ja, zo zei ik het niet, maar zo bedoelde ik het natuurlijk wel.’

Gulpje slaat in één teug haar wijn achterover.

‘Mensen zijn er altijd op uit om de mooie momenten van anderen te verstoren, puur uit gebrek aan eigen mooie momenten. Het is toch ook verschrikkelijk om voortdurend over alles een mening te moeten hebben,’ zeg ik, nadat ik Gulpjes voorbeeld wat betreft leegkieperen heb gevolgd. ‘Daar word ik zó moe van, dat iedereen altijd alles beter weet. Iemand maakt een film of zo, en de eerste de beste onbeduidende stakker die hem ziet vindt dat hij onmiddellijk moet zeggen: dat en dat wel aardig, maar dit en dit had de regisseur nooit moeten doen. En wie ben jij nou, onmachtige schilfer wenkbrauwroos, denk ik dan, wie ben jij nou om commentaar te geven? Wie zit er nou op jouw mening te wachten? Let maar eens op: de onsympathiekste mensen zijn altijd de mensen met een mening. Het hebben van een mening komt voort uit de angst niet voor vol te worden aangezien of een of andere boot te missen. Mensen denken altijd dat ze minder zijn dan anderen, en daarom gaan ze zichzelf vreselijk belangrijk voordoen door dingen te vinden.’

‘Juist,’ zegt Gulpje, de glazen bijvullend. ‘Ze denken dat als je ze om wat voor retorische reden dan ook een vraag stelt, ze mogen meepraten. Maar goed, nadat mijn eerste slachtoffer zich ziedend van woede van me had afgekeerd, was mijn volgende patiënt het jongetje dat mijn collegeaantekeningen maakt. Dat is een of andere overtuigde christen die zich bij het begin van mijn opleiding aan me heeft vastgeklampt en sindsdien denkt dat we vrienden zijn. Als ik met hem praat houd ik dat meestal niet langer dan twee minuten vol, maar vandaag lukte me dat maar dertig seconden. Hij stond tegen me aan te ouwehoeren en ik zei dat ik even naar het toilet moest. Toen ik van hem vandaan liep, riep hij me na: “Ja, zulke dingen moeten ook gebeuren.” Ik dacht: wel nondedieu! Misschien omdat ik al had lopen schelden tegen dat andere meisje, maar ik was in een soort Dit-Is-De-Dag-Van-De-Waarheid-stemming.’

Gulpje neemt een grote slok wijn.

‘”Ja, dat soort dingen moeten ook gebeuren,” zei ik tegen mijn christelijke vriend, terwijl ik mijn pas inhield. “Maar misschien anders dan jij denkt. Weet jij waarom God urine heeft uitgevonden?” vroeg ik fel, hij schrok ervan. “Niet omdat er schadelijke stoffen moeten worden afgevoerd, want waarom zouden die niet via de ontlasting kunnen worden verwijderd? Niet om vocht te lozen, want het lichaam heeft voortdurende behoefte aan vocht, dus aftappen is onlogisch. Nee, urineren is louter een sociaal bepaald geëvolueerd gedrag. Hoe vaak gebeurt het namelijk niet dat je in een vreselijk saai gesprek staat met een vreselijk saai iemand en dat je daar bijna hersendood van achterover slaat? Wat knap van de Schepper dat hij je dan een volkomen acceptabel excuus heeft gegeven om weg te lopen zonder die persoon te hoeven beledigen! Dat ligt er ten grondslag aan het pissen. Urineren is een gereedschap voor de omgang. Zo, en nu moet ik echt even naar het toilet.”‘

‘Jezus, heb je dat echt gezegd?’ vraag ik, met mijn glas in de lucht. Gulpje tikt haar glas ertegenaan, waarna we hard lachen.

Ik ga er nu heel even uit voor een mededeling van de sponsor, maar daarna kom ik terug met meer over Gulpjes irritante gedrag.

‘En nu mijn laatste onuitstaanbare actie,’ gaat Gulpje verder. ‘In de kantine van mijn instituut kwam ik een jongen tegen, Rod Bleecker geloof ik dat hij heet, die met zijn clubje knuppels net stond te besluiten of ze college gingen volgen of naar een café in SoHo zouden gaan. Ooit ben ik één keer met ze meegegaan en heb ik een paar uur lang geluisterd naar hun koddige gepraat over vrouwen. Om een reden die ik nu niet meer kan achterhalen ben ik die ene keer bij die Bleecker in bed beland.’

‘Moet kunnen,’ zeg ik.

Gulpje haalt haar schouders op en maakt met haar ene hand een gebaar alsof ze geld moet aannemen.

‘Oké toegegeven: ik heb een nogal actief-agressieve vazjina; zegt ze. (Gulpje spreekt soms woorden een beetje raar uit). ‘Vooral wanneer ik wat gedronken heb, ben ik een beetje druistig. Alcohol maakt lelijke mannen mooi, is jou dat wel eens opgevallen? Als ik aan het begin van de avond nog denk: jou voor geen twintig dollar, roep ik een paar drankjes later al: “You can park your Pink Cadillac at my place, honey!” Maar goed, ik had een avond gediverteerd met die Rod of Robin of whatever, en vandaag kwam ik hem tegen in de kantine. Nou oké, je komt wel eens vaker iemand tegen met wie je naar bed bent geweest, toch?’

Terwijl Gulpje een slok neemt, zeg ik: ‘Soms gebeurt het dat je in een café een jongen tegenkomt op de gang naar de toiletten, en dat je dan later bij het afdrogen van je handen bedenkt: o ja, de jongen van net heeft geloof ik eens een poging gedaan een van mijn eicellen te bevruchten.’

Precies. Maar, en dat is misschien een vreemde afwijking, als een jongen mij van binnen heeft gedaan dan vind ik dat niet niks, of zo. Het is niet alsof je samen over worteltrekken hebt gepraat. Ik vind dat een jongen best een beetje respect mag tonen, als hij je tegenkomt – ook al herken je hem misschien niet onmiddellijk. Ik bedoel: hij heeft wel je eerbied geschonden.’

Ik roep: ‘Zo heb ik een ultieme hekel aan jongens die eerst verschrikkelijk aardig zijn, je strelen en zo, en die beleefd vragen of ze je mogen beffen (wat ik overigens altijd weiger, want dan moet je verplicht gaan liggen klaarkomen om hem een goed gevoel te geven en daar pas ik voor), maar als diezelfde gozers je vervolgens een dag later tegenkomen doen ze heel koel tegen je en hebben ze zo’n houding van: goh meid, wat moet het voor jou een enorm fijne ervaring zijn geweest dat ik me verwaardigde jou aan mijn superpik te rijgen, wel gefeliciteerd.’

‘Nou, aldus ging het met dat Rod-Bleeckerfiguur. Ik zag hem in de kantine van ons instituut met zijn clubje klojo’s, en hij roept stoer dat ik met ze mee moet gaan naar die kroeg in SoHo. Dan voegt hij er dus aan toe, en waarom weet ik ook niet: “Want het was de vorige keer vooral erg leuk toen we met z’n tweeën overbleven.” Haha, knipoog. Hij móét zijn vrienden gewoon even laten merken dat hij mij geneukt heeft. Begrijp jij waarom een man zoiets überhaupt zou zeggen en begrijp jij waarom zijn maten vervolgens allemaal hard beginnen te huwhuwhuw-en. Ik denk: Jezus!’

‘Krijg nou tieten! Wat een klaplul!’ roep ik, ondertussen onze glazen bijschenkend.

‘Nu had ik mijn vorige twee slachtoffers huilend achtergelaten en ik besloot ook Bleecker genadeloos aan te pakken. Hij dacht blijkbaar dat ik een of ander sletwijf was dat hij tegenover zijn broeders wel even kon gebruiken om de blits uit te hangen. Dus ik loop rustig naar hem toe en ik zeg zwoel: “Natuurlijk ga ik weer met je mee, natuurlijk! Graag zelfs, zo’n ervaring zou ik graag nog een keer willen meemaken. Het was vooral onvoorstelbaar toen wij de vorige keer met z’n tweeën overbleven.” Nadat ik dit gezegd heb staren alle jongens naar Bleecker, met een mengeling van ongeloof en bewondering. “Weet jij dat ik jou heb aangeraden bij mijn vriendinnen?” zeg ik tegen Bleecker, waarop hij toch een beetje ongemakkelijk begint te kijken. “Echt waar, ik vertelde dat ze Rod ‘The Smallest Penis I Have Ever Seen‘ Bleecker echt een keer moesten meemaken, want ik geloof niet dat ik ooit met een jongen ben geweest die zo slecht kon neuken als jij, Rod. Na Rod Bleecker zal iedere lul alleen maar kunnen meevallen, vertelde ik mijn vriendinnen. Eerlijk, jij neukt zoals een ander een rubberboot zou oppompen. Ik keek naar je – toen je met dat grote rode hoofd van je op me lag te zwoegen – en ik dacht: nu weet ik eindelijk hoe een vrouwtjesnijlpaard zich moet voelen. Ik betreur de vrouw die je met wat voor smoes dan ook zodanig dronken en stoned zult voeren dat ze in een vlaag van hersenverweking met je zal trouwen. Mocht hem dat lukken, jongens, bekommeren jullie je dan af en toe om dat meisje, geef haar zo nu en dan in het geniep een goede beurt, zodat ze als ze dood gaat tenminste heeft geweten dat seks ook anders kan zijn dan een kwal die zich vastzuigt aan je bovenbeen, en dat een lul er niet per definitie hoeft uit te zien als een bedorven langoustine.”‘

Na een verteltechnische stilte, gaat Gulpje verder: ‘Het gezelschap jongens stond mij met grote doppen aan te staren. Zwijgend keek ik naar Bleecker en zag ik hoe zijn lichaam langzaam smolt om via de voegen in de tegels naar een afvoerputje te stromen.’ Ze besluit haar verhaal met een triomfantelijke knik en de toevoeging: ‘Wéér een tere jongensziel geknakt.’

Ik stop mijn peuk in m’n mond, zet m’n glas op tafel en applaudisseer. Je ontmoet niet vaak een gelijke.

HEULEN MET DE VIJAND

Toen Jules thuiskwam zijn d’n Gulp en ik verhuisd naar het homoachtige café in The Village waar ik vanavond heb afgesproken met mijn geheime minnaar. Na anderhalve fles wijn zijn we inmiddels in het stadium Maten, Prestaties & Eigenaardigheden. Dat was vroeger het favoriete gespreksonderwerp van Lala en mij (en van Kim, totdat zij tot de snelle conclusie kwam dat rondvlinderen niet meer interessant was omdat het niets met ‘echte liefde’ had te maken, ik bedoel nadat ze zich vier jaar lang nacht in nacht uit helemaal gaar had laten naaien). Net als Lala bespreekt Gulpje deze dingen het liefst in het openbaar. Terwijl een paar mannen ons opnemen, zegt Gulpje hard: ‘Stel dat seks niet zou bestaan, zou ik dan een relatie willen met een man? Dat vraag ik me wel eens af.’

‘Ik kan me dat gewoon niet voorstellen, een leven zonder seks. Jezus, ik kan me dat echt gewoon niet voorstellen,’ roep ik.

‘Ik ook niet,’ zegt Gulpje.

De waarheid is dat ik het me echt niet kan voorstellen. Vorig jaar ontmoette ik in de EclekTicA een of andere totaal creep, met wie ik onderweg naar de Shoa samen XTC slikte. Ik werd er meteen heel erg christelijk van, in die zin dat ik plotseling overstroomde van liefde voor iedereen, Erik Engerd in het bijzonder. Deze raakte daarentegen helemaal opgefokt van zijn pilletje. Hij keek me agressief aan, riep: ‘Cut the crap!‘ en wilde dat ik hem pijpte, onmiddellijk. Kleine bekentenis: hoewel ik een jongen bijna nooit pijp op de avond dat ik hem ontmoet, word ik wel altijd onvoorstelbaar geil als een vreemde jongen roept dat ik hem moet pijpen, onmiddellijk. Omdat de creep geen kamer in het centrum had trok hij me het eerste de beste hotel binnen. Tegen de receptionist schreeuwde hij dat hij een kamer voor een uur wilde; ik geloof dat ik op dat moment al klaarkwam. Nog nooit was ik (bleu) met een man een hotel ingestapt om een kamer voor een uur te huren, al was het alleen maar om er een potje te patiences. Vijf minuten later zat de jongen op het hotelbed en ik voor hem op mijn knieën, hij had zijn broek open geknoopt en ik pijpte hem. Terwijl ik dit deed keek ik af en toe heel devoot naar boven, een beetje schuldbewust. Dan zag ik een Italiaansachtige macho met een openvallend hemd, keek ik naar zijn borsthaar en zijn ‘Ieren vredesketting, voelde ik zijn harde lul in mijn mond en was ik onverklaarbaar gelukkig. Achteraf bleek dit het moment dat ik besefte hoe enorm seks en ik voor elkaar zijn gemaakt en hoe gigantisch al het ontwijkende geëmmer eromheen me gestolen kan worden. Die nacht besloot ik dat ik niet wil verloochenen hoe volledig ik me voel als ik op een hotelkamer ben, ik mijn ogen gesloten heb, mijn mond tot aan mijn keel gevuld is en ik onbewust hoop dat dit moment honderdduizend jaar zal duren.

We bestellen nog twee glazen wijn.

Gulpje vraagt hoe of ik pijp. Ik zeg huw? Ze wil weten of ik met m’n tong draai als ik een jongen afzuig.

‘Volgens mij wel.’

‘Dan doe je het mooi fout!’ roept ze.

Ze legt uit dat ze laatst een jongen oral pleasure gaf en dat ze dacht: kom, ik doe eens gek, ik centrifugeer mijn tong even lekker snel om zijn eikel, dat vindt hij vast fantastisch. Nu geeft dat mannen in pornofilms inderdaad altijd superhijgerige mistige blikken in hun ogen. Na een tijdje boog de jongen die door Gulpje werd gepijpt zich echter voorover om te informeren waar Gulpje in godsnaam mee bezig was. Ze riep: ‘Ik pèp oe!’ Vroeg hij of de essentie van fellatio niet is dat de mond een kut imiteert.

‘En zit er in een kut een tong?’ zei hij educatief. ‘Nee hè?’

Hierna heeft de man Gulpje nog uitgelegd welke stand haar mond het best kon aannemen. Hij vertelde dat je als meisje alleen maar hoeft te zeggen ‘heulen’, om daarna je tong en je gehemelte zo zacht mogelijk tegen het miraculeuze geslachtsdeel te drukken en je hoofd op en neer te bewegen.

‘Dus je weet het: heulen,’ zegt Gulpje, ‘heulen met de vijand.’

Eind.

Fragment uit de roman Phileine vecht sorry