De schepper van het heelal is een keiharde bruut

Algemeen Dagblad, 7 maart 1997

Even serieus nu: bijna tweeduizend jaar geleden werd er in Betlehem een man geboren die de geschiedenis is ingegaan als Jezus Christus. Ik neem aan dat dit waar is. Veel mensen denken dat deze Jezus Christus de zoon is van God, de schepper van het heelal. Ik neem aan dat dit niet waar is, om de eenvoudige reden dat iemand in wie ik niet geloof geen zoon kan hebben.

Het woord ‘geloven’ geeft al aan dat het bestaan van God niet te bewijzen valt, maar dat mensen er desondanks van overtuigd zijn dat hij bestaat. Dit (oprechte) geloof is vaak gebaseerd op een of meerdere ‘religieuze ervaringen’, momenten waarin de Schepper zijn bestaan heeft laten ‘voelen’. Zo’n ervaring heb ik — jammer genoeg, zou ik er bijna bij zeggen — nooit gehad en het zou derhalve onzin en leugenachtig zijn als ik geloofde dat de Goddelijke Inspirator zou bestaan.

Als andere mensen op grond van hun gevoel God erkennen, lijkt mij dat hun persoonlijke recht en zaak (daar ben ik humanist voor). Voor mij is hun geloof echter geen bewijs voor het bestaan van God, zoals mijn ongeloof voor gelovigen geen bewijs is voor het ontbreken van de man. Ik ben niet snel geneigd een christen mijn ongeloof op te dringen — waarom zou ik godverdomme? —, maar op mijn beurt hou ik er helemaal niet van als christenen mij proberen te bekeren.

Met ‘christenen’ bedoel ik de potentiële moordenaars van de Evangelische Omroep bijvoorbeeld en dan met name de presentator van het praatprogramma Het elfde uur, die vorig jaar nog godbetert eerst met een superieure trek om zijn mond volhield dat christenen zich sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer superieur voelen (een goed voorbeeld van gotspe, met een mooi joods woord), om vervolgens heel superieur te vertellen dat een professor in de biologie in een interview had gemeld dat de evolutietheorie van Darwin niet klopte en de visie uit de grote sprookjesbijbel wel.

Het serieus voor een miljoenenpubliek poneren van deze ‘de wereld is in zes dagen geschapen’-nonsens, is van een onvoorstelbare volksmennerij (hoewel het de EO natuurlijk vrij staat deze prietpraat te verkondigen). Martin Gaus, die bij die uitzending van Het Elfde Uur als antigast mocht opdraven, noemde de presentator om deze relipropaganda ‘een beetje een terrorist’, en dit leek me nog lief gezegd.

In Het Parool was Theodor Holman twee jaar geleden een stuk duidelijker: ‘Nog steeds vind ik iedere christenhond een misdadiger, bidden iets kinderachtigs en de kerk een poppenkast, hoewel ik niemand het recht wil ontzeggen misdadiger of kinderachtig te zijn of van poppenkast te houden.’ Deze uitspraak schoot in het verkeerde keelgat van een journalist van een orthodox gereformeerd dagblad, waarna Holman zich voor de rechter moest komen verdedigen (met succes uiteraard).

Holman had gelijk. Sinds de geboorte van de armzalige Jezus Christus is in Zijn naam bijna iedere denkbare misdaad gepleegd. Ontelbare mensen zijn om geloofkwesties vermoord, familie’s uit elkaar gereten, machtsconflicten al dan niet bloedig uitgevochten, vrouwen tegen hun wil bezwangerd, jonge kinderen door wellustige paters en dominees misbruikt, en ga zo maar door.

Uiteraard staat daar tegenover dat er in de naam des Heren ook ontelbare goede dingen zijn verricht, hoewel ik me afvraag of die de misdaden uitvlakken. Ik weet niet of ik zou willen horen bij een club als de katholieke kerk waarvan de leider het gebruik van condooms op zogenaamd rechtstreeks gezag van de Heilige Vader verbiedt. Dat is een regelrechte misdaad tegen de mensheid. Ook op micro-niveau maakt ‘het geloof, mijns inziens, anno deze tijd nog steeds ‘meer kapot dan je lief is’.

Zo had ik in het ziekenhuis waar ik als nachtportier werkte eens dienst met een streng gelovige medewerkster die mij het bestaan van God verzekerde. Ik vroeg of mijn ongelovige moeder (die zich voordat ze verlamd raakte uit sociaal-democratische principes voor met name politieke vluchtelingen heeft ingezet) in de hemel zou komen. Het antwoord van de vrouw was hard en duidelijk. Hoewel ze zich altijd als een voorbeeldige christen heeft gedragen, geloofde mijn moeder niet in God en dus zou ze niet in de Hemelschare worden opgenomen.

Het is moeilijk om iemand die zo’n antwoord geeft nog sympathiek te vinden, en het is maar goed dat Nederland een scheiding van Kerk en Staat kent, want als dit soort mensen ooit weer aan de macht komt, zullen de brandstapels en gaskamers snel worden geïnstalleerd, vrees ik. Wat een klootzak moet die God zijn, dat starre fanaten zich tot hem aangetrokken voelen. Wat een keiharde bruut, die God, dat hij de Evangelische Omroep zijn belangen laat behartigen. Als God ‘liefde’ is, waarom zijn zijn vertegenwoordigers dan zo onuitstaanbaar liefdeloos?