De tevreden klager

Het Parool, 1 juli 1995

Boekrecensie: Mark Blaisse: Driemaal modaal en nog wanhopig, De Arbeiderspers, ƒ 25

‘Dit is een land zonder inspiratie, zonder Bourgondiërs en zonder levenslust. (…) Hier wordt niet gegeten maar geschranst, niet gedronken maar gezopen. Het ontbreekt aan stijl en aan klasse. In deze omgeving kan een gevoelige geest niet bestaan,” beweert bonvivant Mark Blaisse in zijn nieuwe verzamelbundel Driemaal modaal en nog wanhopig over ons vaderland. Blaisse was vroeger correspondent voor Het Parool, Het Financiële Dagblad en enkele omroepen, en daarnaast werkte hij voor Televizier en Quote. Zijn beroep bracht hem klaarblijkelijk naar vele uithoeken, want in Driemaal modaal en nog wanhopig reist Blaisse heel wat af en zodoende krijgt hij de tijd om te filosoferen over de omgevingen waar een gevoelige geest als hij dan wel kan gedijen. Voorin het boek staat dat de meeste verhalen uit de bundel eerder in allerhande tijdschriften verschenen, en dit is goed om te weten, al struikel ik erover dat de tekstjes zomaar verhalen worden genoemd. Ik bedoel, als ik de definitie voor ‘verhaal’ die Jaap Goedegebuure vorige week in HP/De Tijd poneerde er even bijpak: ‘Een vertelling die zich concentreert op een enkele gebeurtenis en een of twee hoofdfiguren, met een plot dat de lezer binnen een paar minuten te pakken heeft en een ontknoping die zich pas op de laatste bladzijde aandient.’ Zo, die zit. Aan deze voorwaarde voldoet geen van de ‘verhalen’ uit Driemaal modaal en nog wanhopig. De hoofdpersoon is altijd dezelfde (namelijk Mark Blaisse, al staat dat nergens), aan een ‘plot dat de lezer binnen een paar minuten te pakken heeft’ doet Blaisse niet (al was het maar omdat je sommige van zijn verhaaltjes al binnen een paar minuten uit hebt) en geen enkele vertelling heeft een beetje leuke ontknoping.

Ze zijn dan ook meer columns te noemen dan verhalen. Blaisse babbelt wat over het een en ander, legt uit hoe een interessant leven hij tot nu toe heeft gehad, vertelt over de geneugten van het hardlopen en het schijten op eigen toilet, paft wat alinea’s over sigaarroken, sprokkelt enkele gedachten over auto’s bij elkaar en dist nog enkele koddige anekdotes uit zijn oude journalisten-doos. Zijn stukjes zijn zeker niet oninteressant, maar met verhalen hebben ze niets te maken.

De rode draad door al Blaisse’s stukjes (achttien in honderdtien bladzijden) is de zoektocht naar materiële bevrediging onder alle denkbare omstandigheden. Wat heeft het leven voor zin als alles in orde is, vraagt Blaisse zich af, en dus is hij pas echt tevreden als hij ergens over kan klagen. “Het is nog steeds allemaal verschrikkelijk,” schrijft hij, “maar wat kan ik ervan genieten. En tevreden klagen is nu eenmaal het lekkerst.” Zijn hang naar geklaag brengt hem tot het in kaart brengen van de sanitaire voorzieningen over de hele wereld en andere, soms grappige maar vaker nauwelijks boeiende uiteenzettingen, als ik ook even mag klagen. Blaisse’s stijl is erg middelmatig, van het opbouwen van een tekst of het werken met een spanningsboog lijkt hij nog nooit gehoord te hebben en zijn meningen zijn al evenmin boeiend.

Bundels als Driemaal modaal en nog wanhopig zijn voor het blauw in de ogen van de auteur, dunkt mij. Het moet voor een journalist leuk zijn om af en toe zijn harde schrijf te kunnen legen en alles wat hij heeft opgespaard een paar maanden later in één bandje te zien verschijnen (kan ik me zo voorstellen). Maar om ook als lezer dit boekwerkje te koesteren, dat is toch echt veel gevraagd.