De voorwedstrijd

Uit hockey.nl nr 3, november 2008

Wie voetbalt of dat heeft gedaan, zal vreemd opkijken van de hockeygewoonte om na afloop van de wedstrijd een glas te drinken met de
tegenstander. Na het sportieve treffen wordt bij hockey nabeschouwd met een biertje en een balletje. Ik behoor tot een team dat welbeschouwd liever niet spreekt over ‘de nazit’, maar over ‘de voorwedstrijd’. Daar moe je overigens wel de juiste tegenstander voor treffen. Soms spelen we tegen ploegen voor wie ‘winnen’ nog aandoenlijk belangrijk is. Die teams stappen met een andere houding in het veld dan wij: ze hebben een doordachte opstelling, ze beschikken over vaste spelpatronen en bij tegenslag beginnen ze getergd op elkaar te schelden. Ik geloof niet dat er in ons team ooit op elkaar is gescholden, anders dan verwensingen als ‘sloof je toch niet zo uit, klootzak’.

En toen troffen we laatst een ploeg uit Amersfoort. Aardige mannen, dat zagen we meteen. Gebroederlijk kleedden we ons om langs het veld. In de wedstrijd voor die van ons ging het er hard aan toe: een Kampongelftal speelde tegen een mij onbekende tegenstander en in beide teams liepen opgewonden heethoofden naar elkaar te schreeuwen. Op een gegeven moment leek het net voetbal: spelers gingen met elkaar op de knokkels, een spits deelde een watjekouw uit aan een keeper, die reageerde met een opstopper. Er werden mannen het veld uit gestuurd en over en weer niet al te vriendelijke doodsverwensingen geuit.

Een speler van Amersfoort keek mij aan.

‘Zo zijn wij niet, hoor: zei hij geruststellend, en daarmee zei hij niets te veel. De Amersfoortelingen speelden voor hun plezier, dat ook het onze was. En toen we dat doorhadden, gebeurde er iets onverwachts binnen ons team. Het was Herbert, onze spits, die op het idee kwam. We stonden voor met 2-0 en dat is een stand die ons niet zo vaak overkomt.

‘We kunnen deze wedstrijd winnen: zei Herbert verbaasd, eerst zacht, binnensmonds, en vervolgens zo hard dat de andere spelers van ons elftal het ook hoorden. Wij konden deze pot winnen. De zon brak door op het kunstgras. Even ter tekening: winnen is iets dat we met louter spelers van ons eigen team al bijna een jaar niet meer hadden gedaan. We spelen wel eens gelijk, maar daar blijft het bij.

Het werd 2-1, maar al snel 3-1. Het werd 3-2. Het werd 4-2. En toen gebeurde er iets erg onteamlijk: de wedstrijd begon te draaien, onze spel patronen werkten, passes kwamen aan en – dat hadden we nog nooit meegemaakt – we begonnen zelfs op elkaar te schelden. Of althans het team op mij, want ik stond linkerspits en vergat nogal vaak in te tippen. Desondanks wonnen we met 8-3, en de Amersfoortelingen waren niet te beroerd hierover uitgebreid met ons te klinken. Hockey is geen oorlog, maar tijdelijke strijdlust.