AD Magazine, zaterdag 11 & zondag 12 juli 2020
Veellezer Ronald Giphart leidt ons door zijn goedgevulde boekenkast. Deze
week zocht hij zijn favoriete poëzie bij elkaar.
Dichter – Remco Campert
Dichtbundels hoeven niet altijd dunne boekjes te zijn. Neem Dichter van Remco Campert: 825 bladzijden dik. Al Camperts bundels (van Vogels vliegen toch uit 1951 tot Licht van mijn leven uit 2014) staan erin, en dat
voor de weggeefprijs van 25 euro. Voor dat bedrag krijgen we value for money, al heeft dat natuurlijk niets met poëzie te maken (maar ik wil het toch even gezegd hebben).
Remco Campert (90) is een van de belangrijkste dichters van zijn generatie, die hij zo langzamerhand ook bijna heeft overleefd. Hij leidde een turbulent schrijversleven, waarbij hij aanvankelijk werd geplaagd door geldgebrek,
tot hij in 1961 doorbrak met zijn debuutroman Het leven is vurrukkulluk. Ook als columnist maakte hij furore.
Hoe Campert ook excelleerde in proza en columnistiek, zijn gedichten zijn werkelijk ongeëvenaard. Hij werd gerekend tot De Vijftigers, maar zijn
werk onderscheidde zich van deze literaire stroming omdat hij uitermate aangenaam, licht en leesbaar schreef. In Dichter staan ongeveer achthonderd gedichten, die, zoals collega-dichter Mustafa Stitou schreef, ‘kraken onder het gewicht van de juweeltjes’. Zoals Voorbeeldig uit de bundel Theater (1979):
Altijd valt het voorgeschreven blad / in altijd weer andere warreling / op het altijd weer meer of minder natte / meer of minder tanige gras. // Het is nadoen / maar anders. // Het is voordoen.
Jij bent de verkeerde – Ester Naomi Perquin
In 2017 werd Ester Naomi Perquin uitgeroepen tot Dichter des Vaderlands. Een jaar daarvoor was Jij bent de verkeerde verschenen, een verzameling van haar eerste drie poëziebundels. Het bleek een uitstekend instapmodel om de dichteres te leren kennen.
Perquins debuut, genaamd Servetten halfstok uit 2007, was erg succesvol en
verscheen in het Engels, Duits en Frans. De aan de Schrijversvakschool afgestudeerde dichteres schreef volgens de kritiek traditioneel en ingetogen. De toeters en bellen van veel andere dichters liet ze achterwege. Perquin maakte met haar taal het gewone net iets minder gewoon.
Haar tweede dichtbundel heette Namens de ander, die door de kritiek
enthousiast werd ontvangen en dat gold nog meer voor Celinspecties uit
2012, waarin Perquin schreef over gevangenissen, vrijheid, verzoening en
verdwijnen. Om in haar levensonderhoud te voorzien was zij tijdens haar
studie cipier en de indrukken die ze daarmee had opgedaan, verwerkte ze
in haar gedichten.
Soms kroop ze daarbij in de huid van een gedetineerde. Dit zijn bijvoorbeeld de slotregels van het gedicht David H.:
Wat dat betreft weet ik nu beter. Ik zou haar niet zo hebben aangekeken / ik zou haar anders hebben liefgehad, niet gehaast met beide handen / om haar hals – maar aandachtig, droevig, zacht.
Voor de liefste onbekende – Ingmar Heytze
Een quote op de achterflap van Voor de liefste onbekende komt van Joost Zwagerman: ‘Heytze is in zijn eentje The Beatles van de Nederlandse poëzie’. Ingmar Heytze behoort volgens velen al jaren tot de beste
hedendaagse dichters van ons land. Hij heeft een immense productie en
zijn gedichten onderscheiden zich altijd door zowel vindingrijkheid als
eenvoud, of hij nu schrijft over liefde, dood, vriendschap, muziek of het dichten zelf. Zelf zei Heytze ooit dat hij poëzie ziet als entertainment, zowel
op papier als in voordracht. Hij zoekt helderheid in zijn gedichten en juist dat maakt hem zo bijzonder. Niet alleen zijn Heytzes gedichten meeslepend en bedwelmend tegelijk, ook wordt hij geroemd om zijn indrukwekkende performance. In de loop der jaren heeft hij zich ontwikkeld tot een ongelooflijk goede voordrachtsdichter: Heytze bezit het vermogen zijn toehoorders in trance te brengen – iets dat ik regelmatig heb zien gebeuren.
Heytze lezen is een feest, omdat elk gedicht iets met je doet. Neem Wiegeliedje:
De zee die wiegt de zeelui / die de zeemansvrouwen wiegen / die de zeemanskinderen wiegen / in hun mooie slanke armen / in hun ruig behaarde armen, / in haar groen en blauwe armen / wiegt de zee de zee de zee.
Koerikoeloem – Tjitske Jansen
Net als Ingrnar Heytze is ook Tjitske Jansen een performer pur sang: ook zij weet zalen en zaaltjes in vervoering te brengen, te laten schaterlachen en snikken. In 2003 debuteerde zijn met de bundel Het moest maar eens gaan sneeuwen, waarvan in razend tempo twintigduizend exemplaren werden verkocht. Vijf jaar later verscheen Koerikoeloem, dat ook succesvol was.
Koerikoeloem (‘curriculum’, fonetisch geschreven) is een vreemde dichtbundel. Waar de gedichten in Het moest maar eens gaan sneeuwen lijken op gedichten, zijn de teksten uit Koerikoeloem ondefinieerbaar. Het zijn zinnen, alinea’s, kleine verhaaltjes, prozagedichten die alle beginnen met ‘er was’ of ‘er waren’.
Wie zich eraan overgeeft zal door de zinnen, observaties en anekdotes in Koerikoeloem worden bedwelmd. Waar de meeste dichtbundels bonbondozen zijn waaruit af en toe kan worden gesnoept, is Koerikoeloem bij uitstek een boek om achter elkaar te lezen en door gegrepen te worden, zonder je zorgen te maken wat je nu precies leest. Zoals in dit gedicht al wordt uitgelegd:
Er was een leraar handvaardigheid die mijn eerste abstracte kunstwerk in
de vitrine zette en verdedigde tegenover mijn klasgenoten: ‘Als je een koe in de wei ziet staan dan vraag je toch ook niet: wat is dat? Dat is een koe. Nou en dit is dit.’
Verzamelde gedichten – Menno Wigman
Nimmer werd een dichtbundel door tv-programma DWDD Uitgeroepen tot
Boek van de Maand. Nou ja, bijna nooit. Alleen Verzamelde gedichten van Menno Wigman viel deze eer vorig jaar [2019] ten deel. Het fijne aan een verzamelbundel is dat alle gedichten erin staan! En dus ook Slordig met geluk uit 2016, dat wordt beschouwd als Wigmans beste boek. Hij won er de
Ida Gerhardt Poëzieprijs mee, al werd die helaas postuum toegekend.
In 2018 overleed Wigman op 51-jarige leeftijd, na een ‘verliteratuurd leven’. Dichten en schrijven over poëzie was Wigmans roeping. Hij zat in de redacties van literaire tijdschriften, bezocht poëziefestivals en leefde, zoals het een romantisch poeet betaamt, vooral in de nachtelijke uren, als hij in eenzaamheid rokend en drinkend zat te schrijven.
Wigman was niet uit op letterkundige dikdoenerij, maar kon als geen ander alle facetten van het leven met elkaar verbinden in verstaanbare taal. Momenten van euforie werden afgewisseld met wanhoop, smerigheden met inzichten, Rammstein met Bach.
Hij schreef veel over de dood, maar ook over de liefde. In Beddendood uit
Slordig met geluk: Waarom houdt men steeds korter van elkaar? Wild, snel elektrisch, ja, zo vreeën we / of lang en langzaam, doornat van geluk. / Nu wonen we in Voorstad, stram van rust, / en het heet beddendood en we zijn klaar.